B
- Badarikâs'rama:
De plaats van meditatie in de
Himalaya's.
- Bali
Mahârâja:
(bali
betekent:
offergave):
een
koning die een grote toegewijde werd door alles
over te geven aan Heer Vâmanadeva,
de Heer die verscheen als een dwerg-brahmaan
(SB 8.19).
- Bhâgavata-dharma:
toegewijde dienst in negen onderdelen: sravanam
(luisteren), kirtanam (zingen),
Vishnu-smaranam (heugen),
pâda-sevanam (bezoeken, helpen),
arcanam (eerbetoon voor de beeltenis),
vandanam (bidden, japa),
dâsyam (dienstverlenen),
sakhyam (vriendschap),
âtmâ-nivedanam (overgave)
(zie S.B.
7.5: 23-24).
[plus de volgende twee zoals genoemd in
SSV-23:
het verlangen tot opgaan in Hem
(tanmaya-sakti); zielepijn bij de minste
scheiding van Hem (parama-vivahasakti).]
- Ook in
zessen: 'Daarom biedt ik U, o Beste der
Aanbedenen, met gebeden mijn eerbetuigingen en
volbreng ik de aanbidding, span ik me voor U in,
herinner Ik mij U, houdt ik het bij Uw toevlucht
en luister ik altijd naar de verhalen over U;
hoe kan zonder een dergelijke toegewijde dienst
jegens U in al deze zes vormen een persoon de
bhakti bereiken die er is voor de besten der
transcendentie?' (S.B.
7.9:50).
- Bhâgavata-saptâha:
openbare voorlezing uit het S'rîmad
Bhâgavatam gedurende een week, naar het
voorbeeld van S'ukadeva Gosvâmî die
dat deed voor koning
Parîkchit.
- Balarâma:
Bala = kracht, Râma = vreugde, i.e.
kracht der vreugde. Krishna's
eerste
volkomen deelaspekt, optredend als Zijn oudere
broer. Ook wel Baladeva genoemd en
Râma.
Is de beschermer en leraar van de toegewijden.
Wordt eveneens Bhagavân
genoemd.
[SB 10:8-12: S'rî Garga zei: 'Deze
hier inderdaad is de zoon van Rohinî die
met Zijn bovenzinnelijke kwaliteiten er is voor
het genoegen van al de zijnen en om die reden
Râma zal heten; zo ook zal Hij bekend
staan als Bala vanwege Zijn buitengemene kracht
en voor het feit dat hij niet apart staat in
aantrekking van de beide families [van Nanda
en Vasudeva, zie ook 10.2:
8]
zal men hem kennen als Sankarshana [de
samenbrenger].]
- Bandhavicchedana:
Verlossing uit gebondenheid (SSV-1)
- Banyan
boom: S'rîla
Sanâtana Gosvâmî haalt de
volgende verzen aan van de S'rî Harivams'a
(Vishnu-parva 11.18 - 22), waarin de banyan
wordt beschreven:
dadars'a vipulodagra-
s'âkhinam s'âkhinâm varam
sthitam dharanyâm meghâbham
nibidam dala-san'cayaih
gaganârdhocchritâkâram
parvatâbhoga-dhârinam
nîla-citrânga-varnais' ca
sevitam bahubhih khagaih
phalaih pravâlais' ca ghanaih
sendracâpa-ghanopamam
bhavanâkâra-vithapam
latâ-pushpa-sumanditam
vis'âla-mûlâvanatam
pâvanâmbhoda-dhârinam
âdhipatyam ivânyeshâm
tasya des'asya s'âkhinâm
kurvânam s'ubha-karmânam
nirâvarsham anâtapam
nyagrodham parvatâgrâbham
bhândîram nâma
nâmatah
"Zij zagen die beste van alle bomen, welke vele
lange takken had. Met zijn dichte bladerdek,
leek het wel een wolk die op de aarde neerzat.
Daadwerkelijk, was hij dermate groot dat hij de
halve hemel leek te beslaan. Vele vogels met
bekoorlijke blauwe vleugels kwamen daar
regelmatig in die grote boom, waarvan de vele
vruchten en bladeren hem eruit deden zien als
een wolk met een regenboog ernaast of als een
huis opgesierd met klimop en bloemen. Hij reikte
met zijn wortels naar beneden en droeg op zijn
rug de geheiligde wolken. Die banyanboom was als
de Hoogste Heer en Meester van alle andere bomen
er in de buurt, daar hij zorg droeg voor de
alleszins gunstige functies van het weren tegen
de regen en de hitte van de zon. Aldus zag de
nyagrodha boom bekend als Bhândîra
eruit, precies als de top van een
berg."
- Betel:
smakelijke
noot die gekauwd het speeksel rood kleurt. Een
activiteit gekoesterd door Krishna en populair
in India. Betelnoot is een zeer harde noot die
groeit aan een tot 20 meter hoge palmboom. Deze
boom komt voor op neerslagrijke plaatsen in
Azië, Oost-Afrika en Polynesie. Zoals wij
in het Westen koffie drinken, zo gebruikt men in
Azië. Voor miljoenen Aziaten is het kauwen
van Betel één van de voornaamste
manieren van tijdverdrijf. Werkzame stof: 0,3
tot 0,6% alkaloÔden voornamelijk
arecoline, 14 tot 18% vette olie, 15 tot 25%
looistof (arekarood) Effect: Opwekkend middel,
stimuleert het centrale zenuwstelsel, doet de
ademhaling toenemen en bevordert de
gemoedsgesteldheid. Het geeft een euforisch en
erotisch gevoel. Het kauwen van betel geeft een
vrolijke ontspanning en een prettig gevoel in de
mond dat via de slapen naar de hersenen trekt.
Gebruik: Een theelepeltje verpoederde betel kun
je in de koffie mengen of met water innemen,
maar het beste effect wordt verkregen door er
wat kalk aan toe te voegen en er enige tijd op
te kauwen. Voor de smaak kun je stukjes citroen
erbij eten of andere specerijen toevoegen. De
werkzame stoffen worden via de mond in het bloed
opgenomen, en het speeksel en de gekauwde resten
kunnen uitgespuugd worden. In combinatie met
andere kruiden zoals Kava Kava en Yogithee wordt
het effect nog versterkt.
- Bevrijding:
zie mukti.
Het doel van de geestelijke oefeningen. Vaak
geassociëerd met het begrip verlichting.
Terwijl verlichting het (soms plotselinge)
resultaat is van onthechting (denk aan "een
zucht van verlichting" als iets van je afvalt)
heeft bevrijding een ruimere betekenis in de zin
van ook nog komen tot een idee van
dienstbaarheid aan datgene wat de verlichting
bewerkstelligt. Waar verlichting bij gebrek aan
formulering van wat er voor de last in de plaats
komt een gevaar van psychische ontsporing in
zich houdt wordt bevrijding als een hoger doel
gezien omdat ze het idee van dienst aan het
ideaal, God, de ziel, de Orde of de gemeenschap
insluit. Het begrip bevrijding heeft vooral
betrekking op het realiseren van een dienstbare
relatie op het geestelijk vlak. Op het
materiële vlak spreekt men van gehechtheid
als dat niet is onderworpen aan het geestelijk
doel (b.v. t.v. kijken uit 'liefde voor de
medemens' kan een bevrijding zijn, mits men op
geestelijk gezag ook een dagje nee kan zeggen
tegen die afstandelijkheid).
- Bhâdra:
De maanden
augustus-september
- Bhagavad
Gîtâ:
Het Lied
van de Heer. Dit is het beroemde tweegesprek
tussen Krishna en Arjuna over de zin van het
menselijk bestaan en de weg naar bevrijding
(PV-1).
[Bhagavad
Gîtâ van
Orde].
Het lied van de Heer, een naderhand door de
avatara Vyâsa-deva geboekstaafde
tweespraak tussen Krishna en Zijn toegewijde
vriend Arjuna. Ze behandelt de kennis aangaande
de Absolute Waarheid, de natuurlijke en eeuwige
wezensstaat van alle levende wezens, de
stoffelijke natuur, de tijd en activiteit. Ze
vormt de kern van alle
Vedische
teksten en
de voorbereiding op de bestudering van
het
Srîmad
Bhâgavatam.
Verhaal van Krishna over wat Yoga inhoudt. Het
is verdeeld in drie gedeelten: karma, bhakti en
jñâna-yoga,
ofwel vereniging van bewustzijn door het doen
van
arbeid, door belangeloze toegewijde dienst in
aanbidding en door middel van spirituele
kennis.
- Bhagavân:
(bhaga
- volheid; van -
bezittend):
de welvervulde, de fortuinlijke, de
aanbiddelijke, de gelukkige, de Allerhoogste
Heer. De
verhevene, de Heer, naam van God of een
Avatar.
Ook Sai Baba wordt met Bhagavân
aangesproken. Degeen die zich in het volkomen
bezit bevindt van de zes volheden: schoonheid,
rijkdom, roem, macht, kennis en verzaking. Deze
naam heeft betrekking op de Absolute Waarheid en
haar diepste wezen, of God, de Allerhoogste
Persoon en Paramâtmâ).
-
Eretitel voor de Hoogste Persoonlijkheid. Naast
de Vishnu-avatâra ookwel gebruikt voor
Shiva, Vyâsa, en Brahmâ om
uitdrukking te geven aan hun bijzondere
grootheid.
-
Bhajan(a):
Devotioneel lied, lofzang. Het zingen van
geestelijke liederen (PV-28)
Heilige
liederen in bhakti-yoga, toegewijde zang,
doorgaans naar aanleiding van één
of meerdere heilige namen (zie Sai's
Bhajans
en de Krishna
bhajans).
- Bhakt(h)a:
Toegewijde, beoefenaar van bhakti-yoga, in
drie soorten:
Âtmânandi's
- zij die met Krishna alleen willen zijn en niet
prediken. Bhajanânandi's - zij die wel
zingen en samen willen zijn, maar niet prediken.
Ghostyânandi's - overgegeven toegewijden
die samen leven en het risico van de prediking
dragen willen. (PV-11)
- Bhakti:
toewijding tot Heer Krishna, liefde voor God. In
negen emancipatiefasen (bhagavatadharma,
sadhâna-bhakti en kevala-bhakti). Zie ook
SB
7.9:9
over zijn unieke eigenschap.
- 'Bhakti kan men beschouwen in drie fasen,
genaamd gunî-bhûta,
pradhânî-bhûta en
kevala, en overeenkomstig deze stadia zijn
er drie verdelingen welke jnâna,
jnânamayî en rati, of
premâ worden genoemd: d.w.z.,
eenvoudige kennis, liefde vermengd met kennis,
en zuivere kennis. Door enkele kennis, kan men
bovenzinnelijke gelukzaligheid zien zonder enige
variëteit. Deze waarneming heet
mâna-bhûti. Als men tot het
stadium komt van jnânamayî,
realiseert men zich de bovenzinnelijke vormen
van weelde van de Persoonlijkheid van God. Maar
als men zuivere liefde bereikt, realiseert men
zich de transcendentale gedaante van de Heer als
Heer Krishna of Heer Râma.'
[Prabhupâda, 10.3:32
betekenisverklaring].
Toewijding, devotie, overgave aan God
(PV-6)
(PV-11)
- (S'rîla)
Bhaktivinoda Thâkura (1838-1914):
Spiritueel
leraar van S'rîla Gaurakis'ora Dâsa
Bâbâjî Mahârâja en
vader van S'rîla Bhaktisiddhânta
Sarasvatî Gosvâmî
Mahârâja. Auteur van vele bhajans en
boeken over Krishna.
- Bhakti-yoga:
buddhi-yoga,
karma-yoga of brahma-yoga
(toegewijde dienst): De weg van het ontwikkelen
van bhakti, liefde voor god in haar zuiverste
staat, zonder een zweem van baatzuchtige
activiteit (karma) of spekulatief denken
(jnana).
- Door een gestadige bhakti-yoga-praktijk kan
men de goddelijke staat van onverschilligheid
tot stand brengen waarin men zich van alles,
lijden en geluk, bewust is, maar steeds
verankerd blijft in het ware Zelf waarvan de
individuele ziel slechts een vonkje is (Deze
staat moet men niet verwarren met de
onverschilligheid van werelds egoïsme:
goddelijke onverschilligheid berust op
plichtsvervulling terwijl egoïsme berust op
plichtsverzuim).
- Bhaktimarga:
De weg van de toewijding (PV-27)
- Bhakti
s'astra:
Dit is de uiteindelijke vrucht van een
leven in liefde voor God (PV-27)
- Bharadvâja:
een van de
zeven wijzen van deze manvantara
(zie
rishi
en SB, 8.13:
5,
en RRV-15)
-
Van Bharata, de zoon van Dushmanta,
werden door zijn drie vrouwen alle zoons geboren
uit angst voor hun mogelijke inferioriteit
gedood, zodat met hem gefrustreerd de Maruts hem
Bharadvâja leverden. Hij werd zo genoemd
['een last voor beiden'] omdat hij in de
geslachtsdaad bezwaar had aangetekend tegen zijn
beide ouders, Mamatâ and
Brihaspati, voor het schenken van leven uit een
illegitieme daad. Zijn ouders keerden zich toen
beiden van hem af (zie SB, 9.20:
35-39).
- Bharat(ha):
Naam voor het land dat we nu India noemen
(PV-18)
- De oudste zoon van koning Das'aratha en
oudere broer van Heer
Râma die Zijn plaats op de troon waarnam.
Râma verbannen
die
Râvana
moest verslaan om Sîtâ te bevrijden
(SB, 9:
10 & 11).
- De
Bharata geboren uit de apsara
S'akuntalâ en koning
Dushmanta werd een keizer van grote roem
en glorie die gevierd werd als een gedeeltelijke
representatie van de Heer
op
deze aarde in de dynastie van Puru.
Gefrustreerd
in het verwekken van nageslacht, daar zijn
vrouwen zijn zoons ter dood hadden gebracht uit
angst voor hun onvolkomenheden, voerde hij een
marut-stoma offerplechtigheid uit om zonen te
krijgen waarop de
Maruts
hem
Bharadvâja presenteerden
(zie SB, 9:
20 & 21).
- De zoon van Mahârâja
Dushyanta, die al op jonge leeftijd zijn
koninkrijk en familie verzaakte. Hij maakte zeer
veel vooruitgang op het geestelijk pad, maar
raakte later gehecht aan een tam hertje, en
moest nog tweemaal geboren worden voordat hij
bevrijd werd. (zie SB, 5.7-14)
- Bhârata-varsha:
('het land van Bharata') de naam van het
gebied ten zuiden van de berg
Meru
die centraal ligt in Ilâvrita-varsha ligt,
te midden van alle varsha's of leefgebieden.
- Het gebied geregeerd door Keizer Bharata zo
genoemd sedert zijn heerschappij. Door sommigen
als naam voor de planeet aarde beschouwd omdat
de vedische kultuur voor Krishna over de gehele
aarde heette te heersen (Zie ook: SB,
5:7-13).
- Bharatiya's:
De
inwoners van India (PV-18)
- Bharatiya
Paramartha
Vahini:
Indiase spirituele kultuur. (SSV-12)
- Bharathakanda:
Het eeuwige India (PV-14)
- Bharatakupa:
Bron aan de voet van de Chitrakutaberg,
Bharata's bron (RRV-17c)
- Bharatiya
Paramartha
Vahini:
de stroom van nectar die vloeit vanuit India.
(SSV-3)
- Bhargava:
Nakomeling van Bhrigu (RRV-8)
- Bhargavarama:
Nakomeling
van Bhrigu, een heilige in de vedische oertijd
(RRV-8)
- Bhâva:
genegenheid en liefde voor Krishna.
Volgt op
sraddhâ.
- De fase
voorafgaand aan de bovenzinnelijke liefde voor
de Heer.
- Bhavaroga:
Kringloop van geboorte en dood
(PV-13);de
ziekte van wereldsgerichtheid (Prasn-4).
- Bhavasamadhi:
Een staat van diepe meditatie (PV-27)
- Bhoga:
de zintuigen bevredigen, eten,
plezier.
- Bhogabhumi:
landen waarvan de bevolking de weg van de
zintuigen volgt, zonder zich te laten leiden
door een hoger streven (SSV-18)
(zie ook karmabhumi)
- Bhrigu:
de
leider van de (zeven of tien grootste) wijzen in
het universum. Wijzen worden soms 'zonen van
Bhrigu' genoemd (zie ook rishi)
(zie voor Bhrigu het SB 1:9-46, 4:2-27,
4:29-42-44, 8:15-3, 8:18-20, 9:3-25, 9:4-53-54,
9:15-5-6).
- Bhudevi:
Godin van de Aarde; vrouw van
Vishnu.
Godin belast met de plantengroei
(SSV-19).
- Bhukti:
Zinsbevrediging.
- Bhumi:
Aarde (RRV-9)
- Bhutâni:
'wezens'. Onder 'wezens' worden verstaan de
combinaties van ziel (âtmâ), geest
en lichaam. Het lichaam is niets anders dan het
vergankelijke grofstoffelijk omhulsel; de geest
is het veranderlijke denken, willen en voelen
dat op de stof betrokken is; de ziel is het
onvergankelijke, onveranderlijke godsdeeltje,
dat in geest en lichaam gevangen zit, maar
daaruit door bhakti bevrijd kan
raken.
- Bodha:
Onderricht (PV-32)
- Boeddhisme:
De
door Boeddha in de 6de en 5de eeuw v.C.
gestichte godsdienst. Het is ontstaan uit het
brahmanisme. Leer: Alle bestaan is
lijden; verlossing daarvan in een normaal aards
bestaan is niet mogelijk, want alles wat sterft
gaat in nieuw leven over; aan de kringloop van
het bestaan is niet te ontkomen, alles is
onderworpen aan de samsara, de eeuwige
kringloop der wedergeboorten. Van deze
denkbeelden gaat het boeddhisme uit en het
vraagt: hoe kan men zich ontworstelen aan deze
kringloop? Hoe kan men ontkomen aan de
automatische macht van het karman en aan de
voortdurende, eindige bestaansvormen? De
upanishads leerden dat verlossing uit deze
kringloop slechts mogelijk is voor wie het
brahman en de wezensidentiteit daarvan met zijn
eigen ik existentieel heeft leren ervaren. Dan
leert Boeddha de vier edele waarheden en het
achtvoudige pad. Alle bestaan is lijden, omdat
alles vergankelijk is (sarvam anityam).
Dit lijden ontstaat door de begeerte naar het
aardse, waaraan men zich nooit verzadigt, omdat
het slechts schijn is. Daarom moet men naar de
vernietiging van de begeerte streven om het
leven vast te houden. Niet iets onsterfelijks
(een ziel) is de oorzaak van de nieuwe
bestaansvorm die de stervende wacht, maar wel de
nog niet volkomen uitgebluste wil om te leven;
de begeerte neemt bij het scheiden van de ene
bestaansvorm een nieuwe gedaante van bestaan
aan, die overeenstemt met de aard van de
levensbegeerte. Dit is het karman
(oorspronkelijk: handeling, handeling met het
noodzakelijk gevolg), dat de aard van de nieuwe
gedaanten bepaalt. Het het niet schaden van al
wat leeft of de sympathie voor heel de ons
omringende levende wereld; het niet stelen, met
als tegenhanger het beoefenen van vrijgevigheid;
de kuisheid, waaraan de monnik zich streng te
houden heeft; het niet liegen of het steeds en
overal waarheid spreken; de algehele onthouding
van sterke dranken; de voortdurende
waakzaamheid. Heeft de volgeling van Boeddha
deze voorschriften opgevolgd en is het hem
gelukt zijn lichamelijk leven te beheersen, dan
volgt de eis van volledige meditatie of
ingedeeld en moet ten einde toe doorlopen worden
om dan over te gaan in het hoogste inzicht. Zo
ontstaat de overwinning van de schijn, de
verlossing: nirwana.
- Bomen,
(Krishna over) [vriksha]:
(SB
10:22)
'O Stoka Krishna en Ams'u; o
S'rîdâma, Subala en Arjuna; o
Vis'ala, Vrishabha en Ojasvî; o
Devaprastha en Varûthapa, zie toch eens
dezen hier zo fortuinlijk wiens leven er enkel
uit bestaat er voor het hogere doel te zijn van
het weghouden van de regen, de wind, de hitte en
de sneeuw die ze voor ons verdragen. (33) O hoe
verheven de geboorte van deze bomen die, zoals
grote zielen dat doen, alle levende wezens
ondersteuning verlenen; zeker zal niemand
teleurgesteld door hen bij ze vandaan komen.
(34) Met hun bladeren, bloesems en vruchten;
schaduw en wortels, bast en hout; met hun geur,
hun sap en as, pulp en spruiten schenken ze al
het verlangde. (35) Het is aan ieder levend
wezen deze volmaaktheid van geboren zijn na te
leven in deze wereld: om met je leven, je
welvaart, intelligentie en woorden jegens de
belichaamden steeds van het allerhoogste te zijn
in je plichtsbetrachting [zie ook de
vaishnava
pranâma].'
- Brahmâ:
(ook wel genoemd Hiranyagarbha) Het eerste
schepsel van het universum. Hij ontving van de
Opperheer het vermogen in het universum, waarvan
hij de voornaamste bestuurder is, alles te
scheppen.
- Brahmacarya:
Een (meestal jonge) âs'ram-leerling die de
eerste gelofte heeft afgelegd. Eerste fase of
orde van het geestelijk leven; periode van
celibatair leven, zelfbeheersing en studie onder
toezicht van een bonafide geestelijk leraar.
- Brahmajñâni:
een
persoon ingewijd in de godskennis en een groot
ziener (maharishi) (RRV-18)
- Brahmajyoti:
Zie Brahman 2).
- Brahman:
1)
Brahman, of ananta-brahman: zie
Param Brahman.
2) Brahman, of brahmajyoti: licht dat te
voorschijn straalt uit het absolute lichaam van
Srî Krishna (Bhagavân) en het
onpersoonlijk aspect van de Absolute Waarheid
(Zie Bhagavân Paramâtmâ)
vertegenwoordigt.
3) brahman, of vijnanam brahman:
het geestelijke, of de afzonderlijke geestelijke
ziel.
4) brahman, of mahâ-brahman:
de stoffelijke natuur, of het geheel der
materiële substantie (mahat-tattva),
bestaande uit de vierentwintig stoffelijke
elementen.
5) brahman, of sabda-brahman: de
Veda's, de geestelijke en absolute schriften,
die de verschillende gedragslijnen voor ons
handelen bevatten.
Brahman:
Naam voor
God in het Hindoeïsme; Brahman heeft drie
aspecten namelijk
Brahmâ
(schepper),
Vishnu
(instandhouder) en
S'iva
(vernietiger) (RRV-10c)
-
Krishna's
onpersoonlijke sat-aspect. Wordt onderscheiden
in parâ en apara-brahman betrekking
hebbend op resp. het ongeziene en geziene van de
schepping.
- De alomtegenwoordige uitstraling die in zowel
de materiële als in de geestelijke ruimte
wordt gekend als licht (brahmajyoti).
- Het volledige van de geest, van het
spirituele, in tweeën: saguna-brahman; de
door de guna's bepaalde wereld en
nirguna-brahman, het geestelijke vrij van de
invloed der geaardheden.
- Het geestelijke, het spirituele, de
geestelijke ziel in onpersoonlijke zin.
- Als Absolute Waarheid het Absolute of
Allerhoogste.
- Ook wel aanduiding van de Veda's.
- Eerste realisatie-nivo voorafgaande aan
paramâtmâ.
-
Aanduiding voor de gehele stoffelijkheid
(maha-brahman, maha-tattva).
- Brâhmana's
of brahma-jñâna's: Wijzen en
geleerden die de samenleving leiden;
de
hoogste klasse in de vedische
samenleving;
deze
maatschappelijke sector is een der vier varna's
(zie varna).
[BG:18-42: Gelijkmoedig, zelfbeheerst,
sober, zuiver, tolerant en zeker recht door zee,
van wijsheid en geloof in God is van een
brahmaan de activiteit die voortkomt uit zijn
eigen aard. ]
-
Iemand die door zijn kennis van de Veda's de
samenleving leiden kan; lid van de eerste
levensorde.
- De acht
brahmaanse kwaliteiten van de brahmaan zijn: de
aard der opperste goedheid [sattva], de
zuivering [pavitra], de beheersing over
de geest [sama] en de zinnen
[dama], de waarheidlievendheid
[sathya], de genade [anugraha],
de boete [tapasya] en de tolerantie
[titiksa], daarin vind men de
verwezenlijking van God. [zie S.B.
5.5:
24,
maar ook: 7.9:
10].
- Brahmanda:
verzameling van de innerlijke krachten van de
vijf elementen (mahâbhuta's: vijf
elementen
van het menselijk lichaam); macro-cosmos; het
universum; letterlijk: Brahmâ's
ei.
- Brahmajñâna:
Het kennen, kennis van God, het Absolute
(PV-27)
(PV-32)
- Brahmaloka:
de woning van Heer Brahmâ.
(zie ook Ilâvrta-varsa
en Meru)
- Brahmâ-muhûrta:
periode van één à
anderhalf uur vóór de (gemiddelde)
zonsopgang. Meest geschikte tijd voor meditatie
(japa).
- Brahmananda:
Goddelijke vreugde (PV-20)
- Brahmanishta's:
Mensen
die zich wijden aan innerlijke beschouwing van
God (PV-32)
Iemand die gevestigd is in het
Brahma-bewustzijn. Hij wordt niet geplaagd door
twijfel en laat zich door niets afleiden, omdat
hij een onwankelbaar geloof in het Atma
heeft verkregen. Voor de materiële wereld
heeft hij geen belangstelling. Hij beschouwt
alle levensgebieden als Brahman, als een
manifestatie van het goddelijke principe. Zijn
werk en zijn daden zijn geheel in harmonie met
dit bewustzijn. Met zijn geestelijke blik
doorschouwt hij alle tijdperken; hij kent het
verleden, het heden en de toekomst. Hij is met
geen karakterbeschrijving te typeren; de drie
basishoedanigheden van de mens (guna's)
zijn op hem niet van invloed. Met zijn gehele
wezen is hij opgenomen in de Ene en Enige
ñ het Atma. Hij blijft onbewogen
bij alle onderscheid of verschil,
tweeslachtigheid of ongerijmdheid. Hij verkeert
voortdurend in het bewustzijn van gelukzaligheid
(ananda). (SSV-13)
- Brahmanishti's:
Contemplatieven (PV-32)
- Brahmarâtra:
het meditatie-uur, is het serene uur voor
zonsopgang
- Brahmarishi's:
Kenners van het Absolute (PV-18)
- Brahma-sûtra:
geschrift van Vyâsadeva
over de onpersoonlijke aard van God. Omdat het
onpersoonlijke hem niet bevredigde stimuleerde
Nârada
hem tot het schrijven van het S'rîmad
Bhâgavatam.
[zie ook: Sutra-Vahini
en Brahma-Samhitâ]
- Brahma
vidya: Kennis
uit God (PV-14)
- Brindavan:
[Vrindâvana]
Naam van een dorp. In de bossen en op de weiden
rond dit dorp speelde
Krishna
in zijn jeugd en op de weiden hoedde hij de
koeien. Dit landschap is het symbool van het
altijd groene hart van de devotee, waar de Heer
vol vreugde speelt.
- Buddhi:
Innerlijk weten, intellect (PV-32).
De
intelligentie, het verstand; een produkt van een
dynamische veelzijdige overtuiging,
zelfrealisatie en kennis van de ziel. -
Spiritueel de ontvankelijkheid voor
saamhorigheid, gezag en heiligheid.
- Buddhigraham
athindriyam:
De
menselijke intelligentie opereert slechts binnen
bepaalde grenzen. (SSV-22)
- Buddhi-yoga:
verbondenheid met God door intelligentie. Naast
karma-yoga als synoniem voor de bhakti-yoga
gebruikt.
|