Leerlingen op de weg van toewijding (bhakthi)

[Dit hoofdstuk in het Engels]

 

lotusknop2.gif (1520 bytes)Wie het Eeuwige zoekt via de weg van toewijding, moet ernaar streven zich aan het volgende te houden: hij moet de onrust, wreedheid en leugenachtigheid van deze wereld uit de weg gaan en vasthouden aan waarheid, gerechtigheid, liefde en vrede. Daar gaat het op de weg van toewijding om. Wie vereniging met God zoekt, en wie het welzijn van de wereld voor ogen heeft, moet niets geven om lof en blaam, waardering en bespotting, voorspoed en tegenspoed. Zo iemand moet dapper blijven geloven in zijn eigen aangeboren werkelijkheid en zich wijden aan geestelijke verheffing. Niemand, zelfs niet een goddelijke incarnatie (Mahapurusha, Avatar), kan ontkomen aan kritiek en misprijzing, Maar zij buigen niet, zij houden vast aan de waarheid. De waarheid geeft niet toe aan dreigementen. Ook zij die zich laten gaan in kritiek en afkeuring zullen, nadat ze ondraaglijke moeilijkheden hebben ondergaan, gaan beseffen wat de ware aard is van de goddelijke incarnatie, en dan zullen ze hem eer bewijzen. Onwetendheid was de oorzaak van hun falen. Laat de zoeker zich dus ver houden van zulke wankelmoedige en onwetende mensen en niet met hen gaan discussiëren over zijn geloof en overtuiging. Hij moet zich verdiepen in heilige boeken en het gezelschap zoeken van toegewijden van de Heer. [zie: Srîmad Bhâgavatam, de Krishna Bijbel] Later, wanneer hij verrijkt is met de ervaring van zelfverwerkelijking, kan hij zich zonder gevaar in ieder gezelschap begeven, en zelfs proberen anderen te wijzen op de waarheid die hij zelf heeft ervaren.

Onder hen die proberen het goede te doen en de weg van zelfverwerkelijking te gaan kan men drie typen onderscheiden. Ten eerste zijn er zij die zo bang zijn voor ongemakken, verlies en moeilijkheden, dat zij er maar niet aan beginnen. Zij vertegenwoordigen het laagste type (adharma). Ten tweede zijn er zij die aan de tocht beginnen, maar moedeloos worden en zich laten verslaan door hinderhissen en teleurstellingen, en er daarom halverwege mee ophouden. Zij behoren tot het middentype (madhyama). Ten derde zijn er zij die kalm en moedig volhouden en de weg blijven gaan, hoe moeilijk hij ook is en wat voor ontberingen zij ook hebben te doorstaan. Zij vertegenwoordigen natuurlijk het hoogste type (uthama). Deze vastberadenheid en dit geloof en vertrouwen zijn kenmerken voor de toegewijde (bhaktha).

Als je wordt misleid door je gehechtheid aan deze schijnwereld, en wordt aangetrokken door voorbijgaand plezier, geef dan toch niet de middelen prijs waardoor je blijvend en volledig geluk kunt krijgen. Blijf met volle toewijding vasthouden aan je geestelijke plichten.
God kan niet worden gekend zonder geloof en volharding. Alleen liefde (prema) kan een standvastig geloof (sraddha) voortbrengen; alleen uit een standvastig geloof komt wijsheid (jnana) voort; alleen wijsheid leidt tot de allerhoogste vorm van liefde (parabhakthi); alleen door die volmaakte liefde bereikt men God (Paramatma). [Zie ook
Bhagavad Gîtâ van Orde].

Maar hoe wordt liefde gecultiveerd? Dat kan met behulp van twee methoden. Zie ten eerste altijd de fouten van anderen, hoe ernstig ze ook zijn, als onbelangrijk en te verwaarlozen, en zie je eigen fouten, hoe onbelangrijk en te verwaarlozen ze mogen zijn, als ernstig en laat ze droefheid en berouw in je opwekken. Hierdoor voorkom je dat ernstiger fouten en gebreken zich kunnen ontwikkelen, en verwerf je de eigenschappen van broederlijke liefde en verdraagzaamheid. Ten tweede moet je bij alles wat je doet, alleen of met anderen, eraan blijven denken dat God alomtegenwoordig is. Hij ziet, hoort en weet alles. Bedenk bij alles wat je zegt dat God ieder woord hoort. Onderscheid het ware van het onware en spreek alleen de waarheid. Maak bij alles wat je doet het onderscheid tussen goed en verkeerd en doe alleen het goede. Streef ernaar je op ieder ogenblik bewust te zijn van Gods almacht. Het lichaam is de tempel van de individuele ziel (jiva), en daarom is de ziel betrokken bij alles wat er in het lichaam gebeurt. En zo is de wereld het lichaam van God, en is Hij betrokken bij alles wat er in het lichaam gebeurt, of het nu goed is of slecht. Door de waarneembare werkelijkheid van het lichaam en de ziel wordt de niet-waarneembare werkelijkheid van God en de wereld een waarheid voor je.

Iedereen kan de verhouding tussen God en de ziel leren kennen en overtuigd worden van de verwantschap tussen die twee, als hij beschikt over de volgende drie instrumenten:
1) een geest die niet bedorven is door gehechtheid en haat;
2) spreken dat niet bezoedeld is door onwaarheid;
3) een lichaam dat niet besmet is door geweld.

Vreugde en vrede zijn niet afhankelijk van iets buiten je; ze huizen in jezelf. Maar mensen zijn zo dwaas ze buiten zichzelf te zoeken, in een wereld die ze vandaag of morgen gedwongen zijn te verlaten. Word dus vlug wakker. Probeer van alles het wezenlijke te kennen, de eeuwige waarheid. Probeer de liefde te ervaren die God is. Gebruik steeds weer je onderscheidingsvermogen, aanvaard wat waar is en verwerp het overige.
Wie wereldse verlangens blijft koesteren kan niet ontkomen aan leed.