Woordenlijst:
hier zijn de woorden verzameld die in de Vahini's op deze
site door Sai Baba zijn uitgelegd aangevuld met
woordbetekenissen uit het S'rîmad Bhâgavatam
en Bhagavad Gîtâ.
|A|B|C|D|E|F|G|H|I|J|K|L|M|N|O|P|QR|S|T|U|V|W|XYZ|
Deze
lijst in het Engels
H
- Hamsa:
Krishna in de gedaante van een
bovenzinnelijke zwaan die heer Brahmâ
van advies dient. Deze was n.l. niet in staat
de waarheid te achterhalen toen hem door de
kumâra's werd gevraagd hoe men zich los
moet maken van de relatie tussen de geest en
de zinsobjecten (zie S.B. 11.13).
- De zwaan staat spiritueel model voor het
onderscheidingsvermogen vanwege zijn vermogen
met zijn snavel melk van water te scheiden.
[RRV2:1]
- Hanumân:
De magische en toegewijde aap uit de
Ramayana, wiens liefde voor Rama hem
almachtig en onoverwinnelijk maakte.
[BG1:20: O Koning, toen sprak op dat
moment de zoon van Pându, die
Hanumân in zijn vaandel voerde en vanaf
zijn strijdwagen de zoons van
Dhritarâstra gadesloeg in voorbereiding
op het opnemen van zijn boog en het
afschieten van zijn pijlen, de volgende
woorden tot Hrisîkesa:]
- Hari:
God (PV-22).
Vaak vertaald met gewoon de Heer, de Hoogste
Persoonlijkheid, naam voor Krishna als degene
die alle ongunstige zaken van zonde en kwaad
wegneemt, alle obstakels voor de geestelijke
vooruitgang.
- Hariparayanam:
Hemel op aarde (PV-5)
- Harivams'a:
('Geschiedenis van de Heer Zijn Dynastie')
een aanhangsel bij de Mahâbhârata
van 16.375 verzen, geschreven door
Vyâsadeva,
die het leven van Krishna
beschrijft; niet te verwarren met de
Harivams'a Purâna, een
jain-tekst.
- Hastinâpura:
Nieuw
Delhi
- Heilig
persoon, het gedrag
van:
[SB,
C7:13, vers 7 en
8]:
(7) Men moet niet zwelgen in fixaties op het
onware noch daarin een loopbaan proberen op
te bouwen; doelloos argumenteren moet worden
opgegeven en ook moet men niet zijn toevlucht
zoeken in partijen [politieke
partijen]. (8) Geen volgelingen voor het
een of ander, noch voorzeker het lezen en
schrijven van vele boeken, noch moet men voor
zijn brood proberen lezingen te organiseren
of het ooit proberen de zeggenschap uit te
breiden [met het bouwen van tempels b.v.
].
- Hel:
De hel is het geheel van lagere existenties
waarin de ziel zwaar karma wegteert tot ze
weer geschikt is voor het hoopvolle
mensenleven. [zie ook bijv.
S'rîmad
Bhâgavatam, Canto 5, hoofdstuk
26]
'Men kan de/een hel op aarde
beleven'.
- Hemant:
Het koude seizoen van de Hindoes, dat valt in
de negende en tiende maand van de
hindoe-kalender (Mârgas'îrsha en
Pausha - september/oktober) [zie ook S.B.
12.11:41.] [RRV2:1]
- Hindi:
Noordindiase taal die ontstaan is
uit het Sanskriet.
- Hiranyagarbha:
('het goud van binnen'), naam van
Brahmâ,
de Zelf-bestaande binnen de lotus, hij van
het gouden licht, van het gouden ei van het
universum. (SB
10:71-8)
- Hiranyakas'ipu:
('hij die denkt aan goud') de koning der
asura's, gedood door Krishna in Zijn
incarnatie als Nrisimhadeva. Hiranyakas'ipu's
zoon was de grote toegewijdePrahlâda
Mahârâja (zie
S.B. canto 7, eerste
hoofdstukken).
- Broer van Hyranyâksha.
- Hiranyâksha:
('hij die leeft voor goud') de demonische
zoon van Kas'yapa die gedood werd door Heer
Varâha. Vormde samen met zijn broer
Hiranyakas'ipu
een demonisch duo dat ooit als Jaya en
Viyayade toegang tot Vaikunthha bewaakte maar
ten val kwamen in overtreding met de
Kumâra's (zie S.B. Canto
3.16-19).
- Holi:
In
het huidige India kent men de traditie van
het holi-feest, of kleurenfeest eens per jaar
op de ochtend na volle maan begin Maart,
waarbij men dit spel speelt. Men viert er het
begin van de lente mee en de dood van de
demone Holika. Holika was de zuster van
Hiranyakasipu die met het bestrijden van
Prahlâda er maar niet in slaagt hem te
doden [zie SB 7.5].
Zij, tegen vuur bestand zo heette het,
zittend met hem in een vuur kan hem echter zo
niet deren. Hij blijft ongedeerd, maar zij
gaat in vlammen op. Zo worden er met holi de
nacht tevoren ook grote vreugdevuren
ontstoken ter nagedachtenis aan dit verhaal.
Hoewel holi over het gehele noorden van India
wordt gevierd, is er speciale aandacht en
vreugde voor in Mathurâ,
Vrindâvana, Nandgaon, en Barsnar (de
plaatsen waar Heer Krishna en S'ri
Râdhâ opgroeiden). Heer Krishna,
toen hij opgroeide in Vraja, maakte het feest
populair met Zijn inventieve streken. De
Gopî's van Vraja reageerden met een
gepast enthousiasme en de festiviteiten zijn
sedertdien volgehouden. Rolomdraaiing met
travestie, feminisme etc. zijn aanvaarde
gebruiken gedurende dit festival. Mannen en
vrouwen in Vraja vechten met elkaar in een
kleurig vertoon van een nepgevecht tussen de
sexen. Een in de natuur gevonden roodoranje
kleurstof, kesudo, wordt gebruikt om alle
deelnemers te besmeuren en doordrenken.
(SB:10-75:15
en verder)
- Hotâ:
de priester die de uitgietingen doet tijdens
een offerplechtigheid (zie ook
ritvik).
- Hrisîkes'a:
'de Heer en meester der zinnen',
Krishna.
- Huta:
de Aangeroepene, Krishna.
|