Wat
beheersen de mensen toch veel kunsten, vaardigheden en
wetenschappen! Wat een machines hebben ze niet
uitgevonden! Over hoeveel kennis beschikken ze niet!
En toch ervaren ze geen innerlijke vrede die de
voorwaarde is voor geluk. Integendeel, met de dag
voert al die kennis ze naar dieper water, terwijl de
vrede zich steeds meer terugtrekt in de verte.
Dat komt doordat die
kunsten en wetenschappen slechts vergankelijke waarde
hebben, en de machines slechts voorzien in wereldse
gemakken, en de kennis zich alleen bekommert om het
tijdelijke en voorbijgaande. Deze kennis openbaart
niet het diepste geheim van het universum. Er is een
geheim dat, als men het kent, alle geheimen onthult,
zodat alle moeilijkheden worden opgelost, alle knopen
kunnen worden ontward. Er is een wetenschap die als
men haar beheerst, meesterschap geeft over alle
wetenschappen. Die sleutelwetenschap is de Tijdloze
Kennis (sanathana vidya).
Als men een boom wil
verwijderen, moet men zijn hoofdwortel doorhakken. Het
heeft geen zin de boom te vernietigen door zijn
bladeren er een voor een af te trekken. Dat zou te
lang duren, en het zou bovendien geen resultaat
hebben. De zieners uit de oudheid waren op de hoogte
van die kennis (vidya), maar nu schamen de
Indiërs zich ervoor die kennis op te eisen als
hun erfdeel. Door zich te oefenen in ascese zagen de
zieners God en verkregen ze zijn genade. Zij brachten
de kennis die zij zo stoutmoedig hadden ontdekt onder
woorden. Zoekers uit andere landen bestudeerden hun
boeken en verklaarden dat India voor de hele wereld
een weg had gebaand. Dit alles is bekend. De lamp
verlicht het huis, maar precies aan de voet ervan
blijft een donkere plek bestaan. India weet niets af
van die schat, of geeft er niet om. Kunnen we dit
toeschrijven aan het spel van het lot en erover
blijven zwijgen?
In voorbije
tijdperken voerden de Indiërs hun dagelijkse
riten uit, zaten op gereinigde plaatsen, omringden
zich met heiligheid, en verdiepten zich in de studie
en toepassing van de heilige geschriften (Veda's en
Upanishads). Bovendien tekenden zij hun ervaringen
op om anderen te leiden, en ook om ze in hun eigen
herinnering terug te kunnen brengen. Maar hun kinderen
en kleinkinderen legden die boeken op het altaar en
vereerden ze zoals het behoort. Vervolgens zijn ze
verwaarloosd en vervallen tot stof en afval. De
palmbladeren zijn uiteengevallen en ratten hebben er
gaten in geknaagd. Maar gretige onderzoekers uit het
Westen hebben de overblijfselen verzameld, beseften
dat ze onvergelijkelijke bronnen van verlichting
vertegenwoordigden en onschatbare parels van wijsheid
bevatten, hieven ze in verering op en verklaarden dat
ze een kostbaar geschenk waren van het eeuwige India
(Bharathakanda) aan hen zelf en hun kinderen.
Ze namen ze mee naar hun woonplaatsen overzee met
vreugde in hun ogen en dankbaarheid in hun hart.
Moet
ik nu onthullen wat de kinderen van India hebben
gedaan? Ze hebben de boeken niet opengeslagen, niet
gekeken wat erin staat, en zich er zelfs niet om
bekommerd. Slechts één op een miljoen
leest ze, en zelfs die wordt belachelijk gemaakt als
een dwaas, een idioot. Men lacht om die boeken en
beschouwt ze als verzamelingen van leugens en
legenden, en de historiciteit van de boeken en de
schrijvers wordt in twijfel getrokken. Men wil niets
weten van Sanskriet, want het is "zo moeilijk te
leren", en men laat de schat maar over aan geleerden
van andere landen. Wat een droevig schouwspel toch!
Het zou nog wat goedmaken wanneer men zorgvuldig
studie maakte van de moedertaal, maar zelfs dat
gebeurt niet; het is verwaarlozing en verwaarlozing,
overal.
Nee, ik veroordeel
wereldse vreugde niet. Ik ben blij wanneer mensen
gelukkig zijn. Maar geloof alsjeblieft niet dat hun
soort geluk blijvend is. Ik ben ervoor dat jullie alle
kunsten en wetenschappen bestuderen om werelds geluk
te vinden. Maar ik wil allen eraan herinneren dat dit
soort geluk niet eeuwig is.
Van blijvend geluk
kan men zich alleen maar verzekeren door
één soort kennis, de kennis van de
eeuwige waarheid (upanishad vidya). Het is de
kennis die leidt tot verwerkelijking van God, en die
werd onderwezen door de wijzen (rishi's) van de
oudheid. Alleen die kennis kan de mens redden en hem
vrede geven. Er is geen hogere kennis, dat is een
onbetwistbaar feit. Of je vreugde beleeft of verdriet,
en hoe je ook je brood verdient, houd het oog
onafwendbaar gericht op de kennis die uit God is
(Brahma vidya). Als alleen maar je
intelligentie wordt gescherpt, zonder de groei en
praktizering van deugden, en als je brein zich slechts
vult met informatie, kan de wereld niet vooruitgaan en
zal haar welzijn in gevaar komen.
Maar de mensen
lijken nu hun geloof in deugden te verliezen, want het
onderwijssysteem geeft in het geheel geen plaats aan
geestelijke opvoeding en geestelijke oefening. Echte
opvoeding leidt niet tot bederf van de prachtige
deugdzaamheid van jongens en meisjes, en stelt zich er
niet mee tevreden hun hersens te vullen met onnutte
rommel. Alleen die opvoeding brengt zegen die volledig
ruimte geeft aan alle deugden die kenmerkend zijn voor
de mens.