Woordenlijst: hier zijn de woorden verzameld die in de Vahini's op deze site door Sai Baba zijn uitgelegd aangevuld met woordbetekenissen uit het S'rîmad Bhâgavatam en Bhagavad Gîtâ.

 

|A|B|C|D|E|F|G|H|I|J|K|L|M|N|O|P|QR|S|T|U|V|W|XYZ|

Deze lijst in het Engels

L

  • Lîlâ: Goddelijk spel, wonder. Het gaat hier om handelingen die niet worden verricht uit verlangen. De mens handelt uit verlangen; God handelt alleen uit liefde. De gehele schepping is Gods lila.
  • Lankâ: Het eiland van de tienkoppige Râvana, die werd gedood door Râma, nadat hij Zijn vrouw Sîtâ had ontvoerd. S'rî S'uka vervolgde: 'Wat betreft het continent dat bekend staat als Jambûdvîpa [het euraziatische continent, zie 5.1: 32], o Koning, is er ook, zoals sommige geleerden die op de hoogte zijn dat beweren, sprake van een onderverdeling in acht deelgebieden ['eilanden' in de zin van provincies] van het land welke zich vormde door het rondwroeten van de zoons van Mahârâja Sagara [het indiase deel ofwel Bhârata-varsha], die probeerden het verloren gegane offerpaard weer terug te vinden [zie 9-8]. Ze dragen de volgende namen: Svarnaprastha, Candras'ukla, Âvartana, Ramanaka, Mandara-harina, Pâñcajanya, Simhala en Lankâ [S.B. 5.19: 29-30]
  • Liefdevolle emoties: De vijf belangrijkste relaties van liefde of rasa's waarin met de Heer alle hogere emoties worden ervaren, zijn de neutrale (santa), de relatie tussen meester en dienaar (dâsya), de vriendschapsrelatie (sakhya), de ouder-kind relatie (vâtsalya) en de liefdesrelatie (sringâra).
  • Lîlâ-avatâra's: ontelbare incarnaties, zoals Matsya, Kûrma, Râma en Nrisimha, die neerdalen om in de stoffelijke wereld het geestelijk spel van de Persoonlijkheid Gods te ontvouwen (zie avatâra)
  • Lingam: Ellipsvorm, meestal van steen of metaal. Het is het symbool van de schepping en van God, die zonder begin en zonder einde is.
  • Linga: Het subtiele lichaam: dat deel van iemands wezen dat men meeneemt naar een volgend leven, het omvat de persoon in zijn materiële identificaties en geest. (zie SB 4:29)
  • Lobha: Hebzucht
  • Loka: Planeet, ster, leefwereld, verblijfplaats, (RRV-12) (PrasnotVahini 2), verdeeld in veertien: vijf hogere, één van de atmosfeer, de aarde en zeven lagere.
    -
    In drieën de werelden van de aarde de atmosfeer en de hemel: Bhûr, Bhuvah Svah.
    - Svah
    : De vijf hemelse werelden: Svarloka, Maharloka, Janaloka, Tapoloka en Satyaloka.
    - Bhuvarloka: het bereik van de lucht, de atmosfeer, de levenskracht.
    - Bhûrloka: of aardse gebieden, de middelste de madhya of martyaloka's met inbegrip van de zeven lagere, âdo, te weten Pâtâla, Rasâtala, Atala, Vitala, Nitala, Talâtala, Mahâtala en Sutala (zie ook: Srîmad Bhâgavatam
    2-5:36-40; 2-1: 26-39 en 11.24: 11-14)
    - Er is ook nog een vijftiende wereld: siddhaloka, de plaats voorbij deze drie waar degenen van volmaaktheid heen gaan.