Woordenlijst: hier zijn de woorden verzameld die in de Vahini's op deze site door Sai Baba zijn uitgelegd aangevuld met woordbetekenissen uit het S'rîmad Bhâgavatam en Bhagavad Gîtâ.

 

|A|B|C|D|E|F|G|H|I|J|K|L|M|N|O|P|QR|S|T|U|V|W|XYZ|

Deze lijst in het Engels

T

  • Tapah, sauca, dayâ, sathya: Versobering, reinheid, mededogen en waarheidliefde; de poten die het tijdperk van de waarheid vestigden [Sathya Yuga, de 'oude tijd'] (SB, C1:17-24)
  • Tapas: 'Toen hij (Brahmâ) op een keer verzonken was in het denken op deze manier, hoorde hij dat er twee lettergrepen werden gesproken welke de zestiende [ta] en de eenentwintigste [pa] van het spars'a-alfabet waren en, samengevoegd, bekend werden als de weelde van de wereldverzakende orde, o Koning [tapas betekent boete]. (SB, C2:9-6). De beheersing en coördinatie van de lichaamsfuncties (PV-8), in ongehechtheid leven, zelfbeheersing (PV-24) (PV-26)
  • Tat tvam asi: 'Dat ben jij' - 'Gij zijt Dat' (PV-5)
  • Tamas: Een hart beheerst door duisternis (zie guna's) (PV-28) Tamo-guna: De geaardheid onwetendheid, of traagheid der stoffelijke natuur. 
  • Tantra: naam voor specialistische vedische geschriften. Ze vormen de geschriften in aanvulling op de Veda's en geven gedetailleerde instructies aangaande spirituele praktijk. De middelen en methoden waarmee men de mantra's gebruikt voor eigen welzijn (SSV-22).
  • Telugu: De moedertaal van Sathya Sai Baba; de taal van de staat Andra Pradesh.
  • Thameva sarvam mama deva deva: 'U bent mijn alles, o mijn God der Goden. U bent mijn enige Meester.
  • Thyaga: Opoffering, verzaking, zelfverloochening.
  • Tijd: de opeenvolging van momenten. Heel nuchter is tijd afstand gedeeld door snelheid daar snelheid wordt uitgedrukt door het delen van de afstand door de tijd. Voor statische objecten is tijd dus een uitdrukking van afstand. In zekere mate is het culturele begrip van tijd problematisch dat een gemeenschappelijke snelheid negeert en de afstand ontkent en electronisch overbrugt aangezien noch afstand, noch de dynamiek of het bewustzijn van snelheid aan het begrip gerelateerd schijnt te zijn. Derhalve, psychologisch gezien, wordt de tijd cultureel gekend als een identiteits-konflikt waarin de persoon is gedesoriënteerd naar de getimede plaats en de ware tijd van de gebeurtenissen in de natuur. De instabiliteit van de tijd-ervaring wordt psychologische tijd genoemd terwijl de gemeenschappelijke beweging van de draaiende planeet het ware van de tijd aangeeft. Culturele tijd wordt gekend als de klokkentijd. De drie begrippen van tijd die tesamen zijn totale definitie uitmaken kunnen worden verenigd in de formule Tp=Tw-Tk. In normale taal: psychologische tijd kan worden herkend als het produkt van de negatieve relatie, het verschil, tussen klokkentijd en natuurlijke tijd.
    Religieus gezien is tijd de vorm van God die in zijn totaliteit het bestaan van alle levende wezens overheerst eveneens orde en vrede gevend aanbiddelijk zijnde als de Heer zelve. Wetenschappelijk wordt de term dualistisch beheerst reductionistisch slechts refererend aan een absolute meeteenheid (de electromagnetische definitie Tk) of refererende aan de draaiing van hemelse objecten (de dynamische definitie Tw). De filognostische definitie benadrukt de psychologische aard van de tijd het dualistisch konflikt van wetenschappelijke benaming beëindigend door simpelweg een praktijk van respekt te beschrijven terwille van het bewustzijn van beide begrippen van wetenschappelijke tijd. Op die manier wordt het psychologisch probleem van de tijdidentiteit opgelost.
  • Tilaka: Gele klei uit de heilige rivierenvan India door de Vaishnava's in de vorm van een stemvork met een blaadje tulsi in klei op de neus en het voorhoofd aangebracht (en andere plaatsen op het lichaam) als teken van onderwerping aan de leer (zie ook: Kavaca).
  • Titiksa: verdraagzaamheid, tolerantie, niet aangedaan zijn.
  • Tochten, drie: De drie tochten in het inwendige van het lichaam zijn die van gal (pitta), slijm (kapha) en lucht (vâyu). (De Ayurvedische geneeskunde richt zich op het bewaren en herstellen van het evenwicht tussen deze drie.)
  • Toewijding: De negen paden van toewijding om God te bereiken:
    - Luisteren naar heilige teksten en hun uitleg (sravanam);
    - Beschouwing van (zingen over) Gods heerlijkheid (kirthanam);
    - Gods beeld voor ogen houden (vishnohsmaranam);
    - Alles als een offer aan de voeten van de Heer neerleggen (padasevanam);
    - Eerbied koesteren voor de natuur en alles wat leeft (vandanam);
    - God ritueel eer bewijzen (archanam);
    - Gods dienaar zijn (dasyam);
    - God liefhebben (sneham);
    - Overgave aan de wil van God, die men kan kennen door gezuiverde intuÔtie (atmanivedanam). (
    PV-24)
  • Toegewijde dienst: De liefde voor Krishna is zoals we zagen zichzelf tot loon, er is geen nevenmotief waarbij die liefde stand kan houden en er is ook geen reden te vinden waarom men met die liefde zou ophouden. Dit maakt de toegewijde dienst enigszins onvoorspelbaar omdat alles in feite aan Zijn Wil is overgeleverd. Men kan voor Krishna zijn best doen, dan weer niet en dan weer anders; er is niemand anders dan Krishna Zelf die daar invloed op heeft. Liefde voor Hem is immers liefde van Hem. Krishna's alomtegenwoordige bovenzinnelijkheid is in iedere offerhandeling aanwezig. Hij weet welke wegen begaanbaar zijn, welke nog moeten worden begaan en op welke weg men zich bevindt. Liefde maakt blind. Als we Krishna alle voordeel van de twijfel geven, en al onze handelingen aan Hem opdragen, weten we nooit helemaal precies waar we mee bezig zijn. Toegewijden kunnen de afschuwlijkste dingen meemaken en de grootste hoogten bestijgen. Als Krishna zelf tot aan Z'n enkels in het bloed stond op het slagveld enerzijds en anderzijds de hoogste gelukzaligheid beleefde in de volkomen voldoening van de verworven liefde van alle mensen, dan kan de toegewijde dit soort dingen ook overkomen. Welke methode ook om één van dergelijke zaken vast te houden is gedoemd te falen. Krishna is uiteindelijk steeds de beheerser en genieter die voor Kali-yuga alles wat haalbaar is op het menselijk en goddelijk vlak heeft voorgeleefd. Krishna ontkennen wil alleen maar zeggen dat je echt niet weet waar je mee bezig bent en dat je daar ook nog eens jezelf niet in kunt vinden. Toegewijden doen wat ze doen moeten en vinden daar zo goed als het gaat zichzelf wel in. In voorspoed en tegenspoed is leven met Krishna een geestelijk huwelijk: wie Krishna trouw blijft, blijft zichzelf trouw. [bron: Krishna en de Zingende Filosoof]. BG 12-16: Een ieder die voorbereid is op alternatieven [neutraal is], zuiver is, capabel, zich niet druk maakt, onverstoorbaar is en niet denkt aan werelds ondernemen, zo'n toegewijde van Me is Mij zeer dierbaar. 
  • Tretâ-Yuga: Tweede tijdvak van een mahâyuga, driemaal zo langdurend als Kali-yuga.
  • Tridanda: De tridanda is een staf meegevoerd door de vaishnava sannyâsi's die het drievoudige symboliseert van de verzaking in gedachten, spraak en handelen. In al deze drie heeft de verzaker de gelofte afgelegd Vishnu te dienen. De staf bestaat uit drie stokken gewikkeld in saffraankleurige stof met een klein stokje extra erbij gewikkeld aan de bovenkant.
  • Tri-kânda: de drie secties, gedeelten of principes van de Veda's, van upâsanâ: opoffering, gezang en gebed; karma: vruchtdragende arbeid, jn'âna: geestelijke kennis op de manier waarop de drie keer zes hoofdstukken van de Gîtâ is verdeeld (zie SB 9.14: 43 en 11.20, zie ook canto).
    [De in
    tri-kânda verdeelde Veda's hebben het spirituele begrip van het zelf als hun onderwerp maar ook zijn Mij dierbaar de vedische zieners die zich esoterisch uitdrukken in indirecte bewoordingen [de 'andere goeroes'] SB 11:21-35.]
  • Triloka: De drie werelden - aarde (bhumi), hemel (svarga) en onderwereld (patala) (RRV-9)
  • Trimurti: Drieëenheid; de drie aspecten van Brahman, namelijk Brahma (schepper), Vishnu (instandhouder) en Shiva (vernietiger)
  • Tripura: De drie steden die de drie guna's symboliseren (RRV-8)
  • Trishula: Drietand van Síiva, het facet van het oplossen en uiteenvallen, heeft als attribuut de drietand, het symbool van verleden, heden en toekomst. (SSV-23)
  • Tri-yuga: omschrijving van Krishna als nederdalende (Vishnu-)avatâra in drie tijdperken. Het vierde tijdperk Kali-yuga is Hij channa: bedekt.
  • Turya: De toestand voorbij diepe slaap, dat overgaat in de 
    Ishwara-sthana, het onveranderlijke wezen. (
    Prasn-5)