Woordenlijst:
hier zijn de woorden verzameld die in de Vahini's op deze
site door Sai Babazijn uitgelegd aangevuld met
woordbetekenissen uit het S'rîmad Bhâgavatam
en Bhagavad Gîtâ.
|A|B|C|D|E|F|G|H|I|J|K|L|M|N|O|P|QR|S|T|U|V|W|XYZ|
Deze
lijst in het Engels
N
- Nachiketas:
Hoofdfiguur
in de Katha-Upanishad; jongen die door zijn
vader aan Yama, God van de dood wordt
geschonken en dan door deze in de hoogste
wijsheid wordt onderwezen (SSV-13)
- "Nachedihavedin
mahathivinashtih":
"Het juweel in de hand moet niet worden
weggeworpen." (citaat uit
Kenopanishad) (PV-29)
- Nagarjuna:
De klassieke Indiase medische wetenschap
wordt ayur-veda genoemd (wetenschap
van een lang leven); de twee hoofd tradities
zijn die van Atreya
en Dhanvantari.
Nagarjuna (2de eeuw B.C.) documenteerde
Dhanvantari
in de Sushrutha
samhita.
- Nagara-sankirtan:
Het
zingen van bhajans in een groep, terwijl men
langzaam door straten loopt. Dit gebeurt
meestal 's morgens vroeg. Het zuivert de
atmosfeer.
- Naimishâranya:
het heilige woud in centraal India dat wordt
beschouwd als het exacte middelpunt van het
universum. Hier luisterden de wijzen naar
Sûta
Gosvâmî
die het verhaal vertelde van S'ukadeva
Gosvâmî
die het S'rîmad
Bhâgavatam
uiteenzette voor Keizer Parîkchit.
(zie SB. 1.1:
4).
- Nala
en Nila
(Nela):
De twee generaals van Râma (vervloekt
door een wijze: 'Jongens!
Moge al wat je in het water werpt, nimmer
zinken. Moge het in plaats daarvan blijven
drijven en bovendien precies daar blijven
liggen waar je het in het water hebt
geworpen, al is de rivier nog zo gezwollen en
de stroming nog zo sterk.'
Zij hielpen de brug te ontwerpen om Lanka te
bereiken, de stad waar Râvana
Sîtâ gevangen hield
(RRV-7).
- Namasmarana
(bhakti):
Voortdurend in gedachten houden van Gods naam
(PV-22);
het liefdevol herhalen van Gods naam
(PV-31)
- Namaste:
Ik buig (vol overgave) voor U; ik groet U.
Ook:
Namaskara
- Nanak:
Goeroe
Nanak (1469-1538), stichter van de
Sikh-gemeenschap.
Guru Nanak is de oprichter van de Sikh
religie. Hij werd in 1469 na Chr. in het dorp
Talwandi geboren. Dit dorp wordt nu Nankana
Sahib genoemd en ligt dichtbij Lahore in
Pakistan. Al vanaf zijn jeugd weigerde hij
met zijn helder verstand de destijds bij de
religiën vaak gehandhaafde ongegronde
rituelen, bijgeloven en dogmaís te
accepteren. Guru Nanak en de negen
Guruís die hem opvolgden, toonden een
schitterend voorbeeld van een spirituele
levenswijze, terwijl ze toch actief en
seculair deelnamen in de wereld. Hierdoor
wordt volgens de Guruís aan het
eigenlijke doel van het leven (de zin van het
bestaan) voldaan. Want op deze manier keert
de geest van de mens terug, van waaruit zij
is ontstaan (God). De tiende (tevens de
laatste) Guru, Guru
Govind Singh (1666-1708)
wijdde
in 1699 de Sikhdoop ceremonie in. Zo
introduceerde hij een kenmerkende identiteit
voor de Sikhs. Deze dag gaat de
geschiedenis in als de geboortedag van het
Sikhisme.
- Nanda:
(Drona) Pleegvader van Krishna.
- Nârada
Muni:
Eerste onder de toegewijden,
beschermheer van de toegewijden. Zuivere
transcendentale persoonlijkheid, leraar van
Vyâsadeva,
leerling van Brahmâ. Bekend met zijn
vinâ (snaarinstrument).
- Naraka:
hel,
plaats van kwelling, foltering; 'gebrek aan
Veda' (SB
7:12)
- Nârâyana:
(pad der mensen, God der mensen):
Vishnu-tattva-avatâra. Hij in wie allen
verblijven. Wordt vier-armig voorgesteld als
degeen die de wereldse verleidingen weerstaat
in voorspiegeling van de hemelse
schoonheden.
Krishna als de Hoogste Persoonlijkheid.
Volkomen expansie van Krishna met vier
handen, die respectievelijk een schelp, een
werpschijf, een knots en een lotus
vasthouden. Heer der hemelen, de Vaikunthha
werelden. Naam
van de Allerhoogste Godspersoon, Hij die de
oorsprong en het doel van alle levende wezens
is. [zie ook Purusha]
[Nara
en Nârâyana zijn een
dubbele-avatâra
van de Heer in de gedaante van twee roemrijke
rishi's, die de gebonden zielen de weg van
absolute wereldverzaking
tonen.]
- Narayan
smarana:
Het voortdurend aanroepen van God
(PV-18)
- Na
sukham labhyabbe sukham:
Uit
geluk kan geen geluk voortkomen.
(RRV-17c)
- Natana:
danser.
- Nataraja:
Een naam voor Shiva: koning van de dans.
Nataraja is het symbool van de bezielende
kracht, waardoor de gehele schepping
voortdurend in beweging blijft. De krans van
vlammen waarin Hij de kosmische dans, de
tandava, danst, is het symbool van de
kosmische energie.
- Neti
neti:
noch dit noch dat: de manier waarop
Prahlâda
mediteert op de essentie van de
Ziel.
(SB
7.7:
23)
- Neurose:
letterlijk
betekent het het hebben van zwakke zenuwen;
het is de meer of minder chronische staat van
onzeker zijn van zichzelf die regelmatig
uitloopt op angsttoestanden. Het wordt
beschouwd als de normale bewustzijnstoestand
van de moderne mens die geconfronteerd wordt
met het gespletene (schizoïde) van de
samenleving. Vaak wordt psychotherapie
geopperd als de beste genezing, maar het
wordt algemeen betwijfeld of therapeutische
discussie ook maar iets zal veranderen aan de
gespletenheid van aangepast zijn aan de
moderne maatschappij. De filognostische
remedie houdt in dat er een ander
tijdbewustzijn wordt ontwikkeld waarmee men
een weerstand beheerst tegen de normale
ziekenmakende macht van de conditioneringen
der materiële gehechtheid.
- Nidana:
'Langzaam maar zeker' (SSV-23)
- Nieuw
Delhi: Hastinapurâ
- Nilakantha:
een naam voor S'iva: de Heer met de blauwe
hals, de blauwe keel. Deze blauwe kleur is
het gevolg van het drinken van het vergif van
de slang die als touw werd gebruikt bij het
karnen van de melkzee. S'iva dronk dit vergif
op om het universum te redden.
(SB,
8:7)
- Nirguna:
boven
de geaardheden uitgestegen zijn. Aard van het
Krishna-bewustzijn.
- eigenschap van
Krishna
als zijnde vrij van de invloeden van de
materiële natuur
[Adhoksaja]
- Nirguna
Brahman:
Kenmerkloze Absolute (PV-19)
- Nitya:
Eeuwigdurend.
- Nitya-mukta:
Eeuwig bevrijd. Kenmerk van het bevrijdde,
geestelijk wezen. Staat van de meeste levende
wezens. Ook wel nitya-siddha genoemd
staande tegenover nitya-baddha, eeuwig
gebonden. ( zie ook: svarûpa)
- Nitya-siddha's
en sâdhana
siddha's:
Zij
die eeuwig zijn bevrijd zoals Nanda en
Yas'odâ en die Krishna's eeuwige
metgezellen zijn of expansies van Krishna's
persoonlijke lichaam, en die normale levende
wezens die een bijzondere positie verwerven
door gedurige sâdhana, de spirituele
praktijk van het uitvoeren van vrome
handelingen en het volgen van de regulerende
beginselen van de toegewijde
dienst.
- Niyama:
Gedisciplineerd zijn (PV-24).
Beperken,
tegenhouden, terughouden, voorkomen,
beheersen. Krishna's
term voor regulatie, de dingen die men in de
toegewijde dienst moet doen. Volgens
Krishna:
'reinheid [intern en extern], het
bidsnoer doen, boete doen, ascese,
opoffering, vertrouwen koesteren,
gastvrijheid, Mij aanbidden, heilige plaatsen
bezoeken, optreden en verlangen ter wille van
het Allerhoogste, tevredenheid en het dienen
van de geestelijk leraar' (zie
11.19:
33-35).
Bij Patanjali is niyama het tweede
onderdeel van de achtvoudige yoga betreffende
de inachtnemingen. Onderdelen: saucam
(reinheid), tapas, (boete),
svâdhyâya (studie), santosa
(tevredenheid), dhanâm (liefdadigheid)
of îsvarapranidhâna (zich voor
Hem inzetten). Iedere vaststaande regel, wet,
noodzaak,verplichting, overeenkomst. (zie ook
yama).
- Nyaya
S'astra:
Methode van de logische filosofie
voortgebracht door Gautama
met een syllogistieke (in de vorm van een
sluitrede) konklusie.
-
|