5.
De
Basis van het Geloof
Eeuwenlang
heeft de islam zich hardnekkig verzet tegen de
Sanathana Dharma - de eeuwige goddelijke wetten.
Het probleem werd nog vergroot door de politieke
onderwerping van de hindoes. De roep 'Allaho-Akbar'
weergalmde overal en vormde een rechtstreekse bedreiging
voor de cultuur van Bharat die de zieners door de eeuwen
heen hadden bewaard. Er is geen ander volk geweest dat
zolang in diepe angst heeft geleefd. Maar de eeuwige
rechtschapenheid (dharma) van dit land, altijd
fris en vitaal, heeft de beproevingen doorstaan en
tegenwoordig is deze Sanathana Dharma even
levensvatbaar en waardevol als ooit. Deze is in staat
elke uitdaging te aanvaarden, uit welke richting die ook
komt. De tekenen wijzen erop dat deze cultuur in onze
tijd een krachtige, overheersende rol speelt. Zij is
zelfs zover gereed dat zij kan voortmarcheren om haar
positieve invloed op grotere terreinen uit te oefenen.
Uitbreiding is immers een teken van
leven!
Theorie
en praktijk van de Indiase cultuur, de levensopvattingen
en gevoelens die daarin als een heilige schat worden
bewaard, blijven in deze tijd niet rustig binnen de
grenzen van dit subcontinent. Of wij het prettig vinden
of niet, zij vinden hun weg naar andere landen en worden
daar gemeengoed. De voornaamste ideeën, de
belangrijkste Indiase denkbeelden, dringen door tot de
literatuur van die volkeren en beïnvloeden hun
denkwijze. In een paar landen en bij enkele volkeren
hebben deze ideeën zelfs zonder enige tegenstand een
dominerende plaats gekregen. Als bijdrage aan de vrede en
welvaart van de gehele wereld, heeft Bharat een
hoeveelheid spirituele wijsheid te bieden van onschatbare
waarde. Deze bijdrage heeft een grotere zielsverheffende
functie dan die van enig ander land. Zij is van
fundamenteel belang, dringender nodig en kostbaarder dan
alles wat andere naties te geven hebben. Dit feit begint
de gehele mensheid nu langzamerhand duidelijk te
worden.
De vroege voorvaderen
van ons land hadden ook geen aversie tegen andere
problemen [bew.].
Evenals andere volkeren probeerden ook zij de geheimen
van de stoffelijke wereld te ontsluieren. En ook op dit
gebied verkreeg dit verbazingwekkende volk met de inzet
van zijn scherpzinnig intellect resultaten die de
stoutste dromen van mensen in andere landen
overtroffen.
Het einddoel van
onderwijs en opvoeding, het hoogste streven van alle
kennisoverdracht, is de mens bewust te maken van het
'universele in hem wonende onpersoonlijke principe'. Dat
is de waarheid die de Veda's met luide stem
verkondigen. De zieners en wijsgeren van Bharat begonnen
onverschrokken aan dit avontuur. De eeuwig wisselende
facetten van de natuur, het ontstaan en vergaan die zij
bewerkstelligt, zijn misschien een prachtig onderwerp
voor studie. Maar onze wijzen verkondigden dat het alles
overstijgende principe dat het universum doordringt, de
onveranderlijke eeuwigheid, de belichaming van
onsterfelijke, onvergankelijke ananda,
verblijfplaats van de onaantastbare, onverminderde vrede,
de laatste toevlucht van de individuele Ziel
(jivi) - de hoogste vorm van wetenschap is die de
mens moet verwerven.
De kennis omtrent
principes die van kracht zijn in de stoffelijke wereld
kan mensen hoogstens voorzien van voedsel en kleding.
Hierdoor leren mensen de wegen en middelen kennen om deze
te verschaffen. Dit leidt weer tot uitbuiting van de
zwakken door de sterkeren. Wanneer de bewoners van Bharat
al hun energie hadden gericht op het ontdekken van
geheimen op materieel gebied, zouden zij daarin
gemakkelijk hun meesterschap bewezen
hebben.
Reeds vrij vroeg kwam
het Indiase volk tot de erkenning dat het van secundair
belang was in die richting te zoeken en dat spiritueel
onderzoek op de eerste plaats behoorde te komen. Zij
kwamen tot de slotsom dat het navorsen van de geheimen
der uiterlijke wereld niet de levensopgave was van de
ware Indiër. Dit inzicht heeft India roem en eer
gebracht. In andere landen was men niet in staat het
gebied zelfs oppervlakkig te verkennen. Evenals de
legendarische Prahlâda
[*1]
hebben Indiërs altijd het vermogen gehad vuurproeven
te doorstaan en ongedeerd te voorschijn te komen uit
martelingen die eeuwenlang voortduurden. Mensen zonder
die spirituele gerichtheid werden niet als Bharatiya
erkend.
In het buitenland waren er velen die geloofden dat
Indiërs meer politiek dan spiritueel
gerienteerd waren. Zij dachten dat slechts een
kleine minderheid spiritueel geïnteresseerd was; dat
was een verkeerde veronderstelling. In India is men
immers altijd uitgegaan van de regel dat een leefwijze
gericht op spiritualiteit de allereerste plicht was van
iedere Indiër. Hadden Bharatiya's eenmaal aan die
eis voldaan, dan meenden zij elke kans te moeten
aangrijpen om hun spirituele capaciteiten te versterken
en te vergroten. En dat is nu precies wat er in het
verleden is gebeurd.
Vroeger bedoelde men
met nationale integratie, dat alle spirituele energie en
streven van alle zoekers verspreid door het gehele land
werd samengebracht en geconcentreerd. Het woord 'natie'
betekende in India het groepsgewijs samenvoegen van
harten die gezamenlijk slaan op de maat van hetzelfde
lied, harten die meetrillen op dezelfde golflengte en
daarom reageren op dezelfde spirituele boodschap. De
hoofdgedachten die in dit geloof werden verbreid, waren
ruim als het uitspansel en eeuwigdurend als de schepping.
Deze waarheden werden op velerlei indringende manieren
uiteengezet en nauwkeurig en diepgaand van commentaar
voorzien. Maar juist omdat deze waarheden werden ontdekt
en vastgesteld door mensen die een weidse visie hadden
ontwikkeld, was het onvermijdelijk dat er nieuwe vormen
van geloof ontstonden op de basis die zij hadden
gelegd.
Verscheidenheid in
opvattingen en levenspraktijk is een natuurlijke zaak en
deze behoort men blijmoedig te aanvaarden. Er is geen
enkele behoefte aan een star, geharnast geloof. Maar er
is helaas geen ruimte voor een allesomvattend geloof.
Wanneer mensen van verschillende levensopvatting
elkaar bestrijden, zal dat een land nooit vrede en
welvaart brengen. Zonder geloofsvrijheid kan de wereld
zich niet ontplooien. India leerde dat een kleine
groep nooit de alleenheerschappij over de
onuitputtelijke, natuurlijke hulpbronnen van deze wereld
mag hebben. India heeft altijd gezegd dat om een
gemeenschap effectief te laten functioneren, de te
verrichten arbeid verdeeld moest worden onder
verschillende groepen van de bevolking [zie
varna]
en dat ieder deel van de samenleving tot taak had zijn
bijdrage te leveren aan het welzijn van allen. Dit maakte
een grotere verscheidenheid mogelijk en bood meer kans
tot samenwerking. Die verschillen werden goed bevonden
voor het praktisch gebruik van de spirituele vermogens en
mogelijkheden. Groepsdenken en groepsstrijd is dus niet
nodig. Bovendien bestaat die verscheidenheid slechts aan
de oppervlakte. Er is een betoverend besef van mysterie,
dat deze verscheidenheid kan onderzoeken en de sleutel
kan ontdekken om de Ene achter de velen te zien. Dat,
zeggen de oude teksten, is het kostbaarste wat de mens
geopenbaard kan worden.
Alleen de Ene bestaat. Wijze mannen beschrijven
Het op veel verschillende wijzen (Ekam
sat: viprah bahudha
vadanti).
Derhalve kan men gerust
stellen dat de religie van de Bharatiya's de enige is die
alle andere geloofsvormen aanvaardt en met eerbied
behandelt. Wanneer wij met betrekking tot ons eigen
geloof, of dat van anderen, verdeeldheid en fanatisme in
ons hart toelaten, bezorgen wij als afstammelingen van
zulke wijze voorvaderen onszelf een slechte naam. Of wij
nu de klassieke vedantische geloofsregels aanhangen of
een modernere richting in de vedantische filosofie
volgen, toch zullen wij bepaalde universele waarheden
altijd in gedachten moeten houden. Allen die de naam
Hindoe dragen, moeten in deze basis geloven en in
overeenstemming daarmee hun leven inrichten. Mogen zij
de wil tonen om zo te handelen.
1. De eerste
regel is: Bharatiya's staan niet op het standpunt dat
iedereen zich behoort te houden aan één en
dezelfde opvatting, of moet blijven bij één
enkele vertolking of tekstverklaring, met uitsluiting van
elke andere uitleg of invalshoek, of dat iemands
leefwijze tot in de kleinste bijzonderheden moet worden
goedgekeurd door één bepaalde persoon of
groep. In de cultuur van Bharat is het een afschuwelijke
zonde om in spirituele aangelegenheden druk uit te
oefenen op wie dan ook.
2. Het volgende
punt is dit: De Veda's onderwijzen de mens in de
leer van de eeuwige, universele rechtschapenheid
(dharma) [*2].
Het geheel van heilige teksten dat men de vedische
[*3]
leringen noemt, bestond reeds bij de schepping
[BG
4:1-9
& BG:
15-15];
niemand kan het begin of het einde ervan vaststellen. Al
het zoeken in de wereld van geest en ziel, op de hoofd-
en zijpaden van de religie, vindt daarin zijn vervulling
en zijn einde. Iedereen die de Vedaís
bestudeert en in praktijk brengt, moet onvermijdelijk tot
deze conclusie komen. Voor alle problemen die ontstaan
door verschil in spirituele benadering, ontvangen we het
overtuigende antwoord rechtstreeks uit de vedische
teksten. Men kan van mening verschillen over de vraag
welk deel van de Veda's voor het onderhavige
probleem het beslissende woord spreekt. Mensen van de ene
geloofsrichting vinden bepaalde hoofdstukken wellicht
verhevener en heiliger dan andere. Niettemin zijn zij
allen broeders en hebben zij allen evenveel recht op de
leringen en lessen die de Veda's hun
bieden.
Alles wat in onze tijd
geldt als zielsverheffend en weldadig, alles wat heilig
is, reinigend en veredelend, is tot ons gekomen vanuit en
door middel van deze wondermooie teksten uit vroeger
tijden. Wat kunnen kleine meningsverschillen over minder
belangrijke zaken nog voor scheuring teweegbrengen
wanneer wij hiervan overtuigd zijn? Dat is de reden
waarom wij de vedische lessen en principes algemene
bekendheid moeten geven, zodat zij zich tot in de verste
uithoeken van de aarde zullen
verbreiden.
3. In de Veda's
gaat het om de Allerhoogste (Ishvara).
Daarin wordt uiteengezet dat Hij het universum geschapen
heeft en het onderhoudt; dat het na verloop van tijd weer
in Hem opgaat en dat bovendien deze verbazingwekkende
kosmos zijn gestalte is waarmee Hij zich aan ons
manifesteert. [zie bijv. SB,
2:1 en SB,
10:14: Brahmâ's
Gebeden tot Heer Krishna
en BG,
h11: De Yoga van de Universele
Gedaante].
Wij hebben misschien ieder weer andere ideeën over
het wezen en de eigenschappen van deze Allerhoogste. De
één stelt zich wellicht voor dat Hij een
menselijk wezen is met een menselijk karakter. De ander
gelooft misschien dat Hij de Opperheer is, zonder vorm,
die de bovenmenselijke eigenschappen vertegenwoordigt. Al
deze mensen kunnen in de Vedaís teksten
vinden waarin hun zienswijze wordt bevestigd. Blijft toch
het feit dat zij, ondanks hun uiteenlopend inzicht, allen
geloven in God. Dat wil zeggen dat zij allen zonder
aarzeling geloven dat er een alles overstijgende eeuwige
Macht bestaat; dat de ons omringende wereld daaruit is
ontstaan, en dat dit alles er weer in moet opgaan. Dat
geloof is het ware kenmerk van de Bharatiya. Iemand die
hiervan niet overtuigd is geraakt, heeft geen recht op de
naam Bharatiya. Die persoon mag geen Hindoe
heten.
Wat voor aard en
eigenschappen heeft dan die Ishvara zoals jullie
die leren? Deze vraag doet voor ons weinig ter zake; hij
[de vraag] is niet zo belangrijk. Laten wij niet
gaan redetwisten over de verschillende standpunten die
mensen van elkaar gescheiden houden. Het moet ons genoeg
zijn dat Ishvara algemeen wordt aanvaard en een
vooraanstaande plaats inneemt. Want hoewel de ene schets
of beschrijving misschien beter en duidelijker is dan de
andere, kan geen enkele beschrijving of schets 'slecht'
zijn. De eerste is in zo'n geval wellicht 'goed', de
tweede 'beter' en de derde de 'beste'. In dit steeds
stromende avontuur van de Indiase spiritualiteit verdient
geen enkele beschrijving of voorstelling het stempel
'slecht en onaanvaardbaar'. Het is om deze reden dat
Ishvara zijn genade doet neerdalen op allen die
een goddelijke naam of vorm onderwijzen die zo waardevol
en heilig is dat hij mensen aantrekt en inspireert. Moge
deze vorm van geloof meer en meer groeien. Immers, hoe
meer men ernaar handelt, des te meer spirituele
vooruitgang het brengt. Alleen moet het streven wel
gericht zijn op God of Ishvara.
4. Je wordt niet
geschikt om een spirituele speurtocht te beginnen doordat
je rijk bent en je wordt daarvoor niet ongeschikt vanwege
je armoede. Deze waarheid moet worden overgebracht op
alle kinderen van Indiase ouders; zij behoren met deze
ruimhartige opvatting op te groeien.
5. Het geloof
zoals dit wordt gekoesterd door mensen uit andere landen,
dat het universum een paar duizend jaar geleden vorm
heeft gekregen en dat het op een zeker moment in de
toekomst onherroepelijk en voor eeuwig ten onder zal
gaan, wordt door de bewoners van India niet aanvaard.
Bharatiya's geloven niet in de theorie dat het universum
uit het niets is ontstaan. Zij geloven dat deze
objectieve schepping begin-loos en
eind-loos is en dat zij volgens de wetten der
evolutie mettertijd van het grofstoffelijke zal
terugkeren naar het fijnstoffelijke niveau, om zich
vervolgens, na een periode in dat stadium, terug te
trekken in de causale sfeer waaruit zij is voortgekomen.
Vanuit de Ene waarin zij is opgegaan, manifesteert de
schepping zich geleidelijk als veelheid, via het
fijnstoffelijke en grofstoffelijke
uitdrukkingsstadium.