16.
De
mens en God
Wil
de mens zijn ontwikkelingsgang voltooien en zijn hoogste
einddoel bereiken, dan zijn godsdienst en spirituele
discipline van het allergrootste belang. Religie vormt de
verbinding tussen het individu en het universum, tussen
jiva
en deva.
Als er geen godsdienst is, wordt het leven een chaos. Een
koe die op de ene heuvel gevangen zit en naar de
tegenoverliggende heuvel wil gaan, maar komt te staan
voor een buiten haar oevers getreden rivier die ertussen
ligt, heeft een brug nodig die de twee verbindt. Dat is
precies wat religie betekent. Tussen de heuvel van het
individuele leven en het gebied van het universele,
stroomt de rivier van de natuur buiten haar oevers, met
al haar verwarring en ingewikkeldheid. Het is moeilijk te
ontdekken waar zij vandaan komt, hoe zij al dat tumult
heeft veroorzaakt, en waar zij tenslotte zal eindigen.
Gelukkig zijn er echter in elke gemeenschap
bruggenbouwers, mensen die je naar de overkant helpen.
Er mogen dan meerdere
bruggen zijn, maar ze hebben alle dezelfde functie. De
brug die door de wijzen en zieners van India is gebouwd,
staat bekend als de Sanathana
Dharma
brug. Deze wordt zo genoemd, omdat het een eeuwige,
blijvende brug is die is gegrondvest op de tijdloze
fundering van de Vedaís en die iedereen
zonder bezwaar kan gebruiken, in elk land, in ieder
tijdperk. Om die reden wordt hij soms de vedische brug
genoemd en het vedische pad, ook wel het arische
pad. Alle
pogingen om de personen op te sporen die het hebben
aangelegd, zijn mislukt. Daarom heeft men in wanhoop het
zoeken gestaakt en het pad gekenmerkt als iets dat niet
ontworpen is (akarta). Mensen raakten ervan
overtuigd dat de Veda's, of met andere woorden de
Heer zelf de ontwerper was geweest. [zie
BG
15:15 en BG 10:37]
Zeker, alle religies
die vorm hebben gekregen, alle spirituele paden die in de
loop der eeuwen zijn aangelegd, zijn heilig; zij zijn
immers alle ontworpen door boodschappers van de Heer, die
uitgekozen waren omdat zij tot de edelste mensen
behoorden. Boeddha, Jezus Christus, Zarathoestra,
Mohammed - het zijn namen die wereldbekendheid genieten.
Hun leerstellingen, idealen en ideeîn hebben voor
hun volgelingen zoveel waarde gekregen dat hun namen zijn
geïdentificeerd met hun religies.
Omdat men omstreeks het
begin van de christelijke jaartelling geloofde dat de
ideale religie bestond uit een (rechtstreekse) boodschap
van God, en daar die boodschap werd overgebracht en
verspreid door Jezus Christus, kreeg deze Zijn naam. Zo
werd de boeddhistische religie genoemd naar Boeddha, daar
Hij diende als het goddelijke instrument aan wie dit
alles werd ingegeven. Toen Mohammed Gods boodschap
ontving, legde Hij de leerstellingen en disciplines vast
en van mensen die hem volgen, zegt men dat zij
Mohammedanen zijn. Daarom is het er niet ver naast
wanneer we zeggen dat al deze religies zijn voortgebracht
door de meest vooraanstaande vertegenwoordigers van de
mensheid en de meest ideale boodschappers van de
Heer.
De goddelijke
intelligentie is universeel en allesomvattend. De
menselijke intelligentie wordt omsloten door nauwe
grenzen. Zij heeft geen bijster grote reikwijdte. De
heilige geschriften spreken slechts over
één doel, maar zij wijzen verschillende
paden waarlangs dat bereikt kan worden. Elk pad kan een
bepaalde religie zijn en men beschouwt de leerstellingen
en leefregels als verschillend van de andere. Daarom kan
men niet staande houden dat Râma, Christus,
Zarathoestra, Boeddha, Mohammed en anderen allemaal
hetzelfde zijn. Volgens de christelijke leer zijn alle
individuen door God geschapen zoals ze zijn. De mensen
die Hem Allah noemen, zeggen ook dat Hij dat deed. Zelfs
in de leer van Zarathoestra en Boeddha wordt de schepping
min of meer in die trant beschreven. Maar de vedische
leer geeft een andere versie, en zegt dat het individu
evenzeer eeuwig is als God. Het is een vonk van God. Als
er geen individuele ziel (jivi) is, is er geen God
(deva). Dit wordt speciaal benadrukt in de
Vedaís. In deze tijd beginnen aanhangers van
andere religies dit ook in te zien. Het huidige leven van
ieder schepsel is een pauze tussen de vorige en de
volgende levens. Het is slechts een stap naar het
volgende leven. Daarop wijzen de Vedaís.
Zij geven aanwijzingen over de relatie tussen vorige en
toekomstige incarnaties. Geen andere religie heeft zoveel
aan het licht gebracht omtrent vroegere en komende
levens.
Een volgend punt is
dit: van de vier levensdoelen voor de mens -
rechtschapenheid (dharma), gewin (artha),
lust, begeerte (kama) en bevrijding
(moksha) - beschrijven de diverse godsdiensten het
stadium van de bevrijding (moksha) op
verschillende manieren. Iedere leer legt een stelling
vast en eist dat deze onvoorwaardelijk wordt geloofd. Om
die reden is er geen overeenkomst of overeenstemming
tussen de ervaringen die zij beschrijven. De beschrijving
die het hindoeïsme ervan geeft, kan echter uit eigen
beleving worden verworven door gelovigen uit alle
religies. De beschrijving die verschillende religies
geven, kunnen wel in details overeenstemmen, maar de
ervaring als geheel beschrijven zij niet op die wijze. De
reden is dat het hindoeïsme, overgeleverd uit een
tijdloos verleden, werkelijk verheven
is.
Andere
geloofsovertuigingen zijn slechts gebaseerd op enkele
doctrines van het hindoeïsme die zij hebben
geselecteerd en verder ontwikkeld volgens de tradities en
cultuur van hun eigen streek. Daarom verschijnen de
waarheden die besloten liggen in het geloof van hindoes,
dikwijls ook in andere godsdiensten. Het hindoeïsme
en de hindoe-cultuur hebben altijd als een rivier
onafgebroken gestroomd. In het hindoeïsme zijn
rituelen en ceremoniën vastgesteld die zonder
onderbreking van zonsopgang tot zonsondergang in acht
moeten worden genomen. Vele daarvan zijn uitgebreide,
urenlange of dagenlange offerrituelen (yajna)
en heilige offers die aan de goddelijke krachten worden
aangeboden. [zie bijv. SB, 10-72
& 10-74
en Râjasûja]
Omdat men zich niet tevreden stelde met rituelen en
wijdingsplechtigheden die zich uitstrekten van de baby in
de moederschoot tot aan het moment van de dood, en
aansluitend daarop het betreden van de hogere werelden,
werden ook nog uitgebreide leefregels voorgeschreven.
Geen andere religie heeft zoveel en zulke uitvoerige
voorschriften voor het dagelijkse leven. Daarom is het
niet juist te beweren dat alle religies hetzelfde zijn.
Misschien hebben zij enkele of meerdere voorschriften van
het hindoeïsme overgenomen omdat het hindoeïsme
er vanaf het begin de nadruk op heeft
gelegd.
Teneinde dit zware
werkschema van rituelen uit te voeren (karma),
moet de mens toewijding (bhakti)
bezitten, wijsheid (jnana)
en discipline (yoga)
- ofwel geloof, begrip en zelfbeheersing. Dharma,
een rechtschapen levenshouding, is de hoofdwortel van de
machtige boom der religie. Dat is de eeuwige energiebron
waaruit hij zijn kracht put. De boom wordt besproeid met
het water van de toewijding (bhakti); de bladeren
en bloemen die eraan groeien, zijn opofferingsgezindheid
en andere goede eigenschappen; de vrucht die hij
voortbrengt is wijsheid (jnana). Als er in deze
opeenvolgende groeistadia een onderbreking plaatsvindt,
of er is gebrek aan een van deze elementen, dat wil
zeggen wanneer het ontbreekt aan geregelde verzorging,
dan zal de vrucht der wijsheid (jnana) daarvan de
schade ondervinden. Zulke strenge schema's voor de
spirituele vooruitgang vindt men alleen bij het
hindoeïsme en niet bij een ander geloof. Want het
hindoeïsme is de nectar die door de oude
rishi's
is gedestilleerd en toebereid uit hun eigen werkelijke
ervaringen. Het is niet samengesteld uit feiten die in
boeken te vinden zijn.
Het is voor niemand
goed wanneer hij een religie of leefregel aanhangt die
hemzelf het best uitkomt. Want zulke mensen denken dat
het leven slechts een kwestie is van drie dagen en dat
zij daarom geen moraal of zelfbeheersing nodig hebben.
Het leven is echter een lange reis door de tijd gedurende
welke de godsdienst vrede schenkt in het heden en
bemoediging voor de toekomst. Wij moeten uitgaan van het
standpunt dat we op dit ogenblik de gevolgen ondergaan
van onze daden in het verleden. Wanneer mensen in staat
zijn vrede te hebben met hun huidige omstandigheden, is
dat een grote bron van vreugde, omdat zij weten dat zij
die toestand zelf veroorzaakt hebben en begrijpen dat als
zij nu goede, verdienstelijke activiteiten ontplooien,
het mogelijk wordt aan een gelukkige toekomst te bouwen.
Dat is een grote bemoediging. Alleen wanneer men zijn
leven laat leiden door deze twee richtlijnen,
tevredenheid en goede activiteiten, komt er ruimte voor
moraal en zelfbeheersing. De kracht om aan deze twee
idealen vast te houden, komt voort uit de bemoediging en
de bezieling die uitgaat van de religie.
Wij kunnen de oorsprong
van de religie in het algemeen niet precies vaststellen
en ook niet het einde. Het is eveneens moeilijk te zeggen
vanwaar de individuele ziel (jivi) komt en wat
zijn eindbestemming is. Volgens het hindoeïsme is de
jivi tijdloos en het huidige leven is slechts het
nieuwste in de serie die hijzelf heeft teweeggebracht
door zijn eigen gedachten en daden. De jivi is
niet op aarde verschenen als gevolg van Gods boosheid of
genade; zijn tegenwoordige bestaan is niet veroorzaakt
door een van beide. Zo verkondigt het de leer van de
eeuwige rechtschapenheid (sanathana
dharma).
Religie kan nooit en te
nimmer louter een persoonlijke aangelegenheid zijn. Het
is misschien wel mogelijk om het zo te formuleren omdat
het geloof van ieder mens geworteld is in hemzelf en
omdat ieder voor zich uiting geeft aan dat geloof door
eigen gedragingen en handelingen. Maar hoeveel waarde kun
je aan die uitspraak hechten? Het heeft in ieder geval
geen waarde te zeggen, zoals veel intelligente mensen in
hun zelfvoldaanheid doen, dat er geen God, geen religie
en geen kaste (sociale geleding) of levensplicht
(varna)
is. We zien om ons heen dat een groot aantal mensen
verkondigt dat God niet bestaat en verklaart dat de
richtlijnen die in alle religies vastgelegd zijn om de
activiteiten van het individu te sturen en te verheffen,
neerkomen op bijgeloof. Die mensen zijn geen domkoppen;
het zijn geen mensen zonder opleiding of opvoeding.
Wanneer zulke personen spirituele ideeîn en
handelingen bestempelen als bijgeloof, hoeveel waarde
moeten wij dan aan hun woorden hechten? Wanneer zij een
dergelijke overtuiging innerlijk koesteren, kan de
samenleving zich er niet over beklagen, want deze
ondervindt er geen nadeel van. Maar zij zwijgen er niet
over. Bijvoorbeeld, als men zich te buiten gaat aan
cognac, brandewijn en andere bedwelmende middelen, kun je
dit dan afdoen als een persoonlijke aangelegenheid? Zijn
andere mensen er blij mee? Hoe nadrukkelijk je zoiets ook
bestempelt als 'persoonlijk', toch beïnvloedt die
slechte gewoonte de samenleving op diverse wijzen,
onmerkbaar of openlijk. De schandelijke gevolgen komen
ondanks alles aan het licht. Wanneer gewone mensen zich
laten gaan in zo'n schadelijke gewoonte, is het gevaar
niet al te groot. Maar wanneer ouderen die zich in de
maatschappij een naam hebben verworven, zich zo gedragen,
volgt de gewone man ook deze slechte
leefwijze.
De werken van
Vyâsa
en
Valmiki
stammen uit oude tijden. Zulke Geschriften uit voorbije
eeuwen worden terecht
Purânaís
genoemd. [zie bijv. het Bhâgavata
Purâna]
Maar hoewel er sinds het ogenblik van hun ontstaan vele
eeuwen zijn voorbijgegaan, is de tijd niet bij machte ze
aan te tasten. Was de situatie anders geweest, dan zouden
zij niet geliefd en in trek zijn bij mensen door het
gehele land, van de Himalaya tot Sethu, zelfs in onze
tijd. De teksten zijn jong en fris; zij worden niet
aangetast door het verstrijken van de tijd
(kâla).
Een ieder die gelukzaligheid (ananda)
wenst, waar of wanneer ook, kan zich erin
onderdompelen.
De Manu Dharma
Shastra (wetboek van Manu) [zie 'Laws
of Manu']
is een uniek geschrift; geen ander geschrift uit welk
land ook, uit welk tijdperk ook, is ermee te vergelijken.
Is er iemand die te eniger tijd in staat is een dergelijk
boek te creîren? De leerstellingen van het
hindoeïsme en de shastraís waarin zij
als een heilige schat worden bewaard, brengen geen hulde
aan de materiële wetenschappen. Natuurlijk, deze
maken elke dag vorderingen, maar de theorie die vandaag
wordt gehuldigd, wordt morgen verworpen en men komt met
nieuwe theorieîn die hetzelfde verschijnsel moeten
verklaren. Hoe kunnen dan de spirituele waarheden, die
eeuwig zijn en altijd hun waarde behouden, hulde brengen
aan de materiële wetenschappen? De wetenschappers
van onze tijd noemen die houding 'blind vertrouwen'. Zij
willen dat het geloof wordt afgeschaft. Zij willen dat
ieder subjectief en objectief feit wordt onderworpen aan
strenge tests. Zij brengen zichzelf in de war wanneer zij
die werkwijze beschouwen als een onafhankelijk pad
waarlangs de waarheid aan de dag zal komen. Dat is
onjuist. Niemand heeft behoefte aan het opgraven en
blootleggen van nieuwe doctrines. Elk principe en elke
methode zijn eenvoudig beschikbaar. Het enige waarnaar
wij moeten streven, is begrip. Westerse filosofen van
Kant tot Spencer, hebben zich in wezen slechts
beziggehouden met enkele aspecten van de denkrichtingen
van het dualisme (dvaitha),
beperkt dualisme (advaitha)
en monisme (visishtadwaitha).
Hindoes hebben reeds lang geleden diep over deze zaken
nagedacht en het inzicht dat zij verworven hadden,
teruggebracht tot een aantal leerstellingen en
principes.
Inhoudsopgave