Hoofdstuk 14
Het Einde van het Spel
[in het
Engels]
'Rama Rahima Ko
Bhajane-Vale Tere Pujari Baba' - Tekst
Bhajan
Janakī was verbaasd bij de
aanblik van de Vanara's en de beren en
over de wijze waarop zij waren getooid. Op dat
ogenblik verscheen Vālmīki, die
kennelijk was overmand door bezorgdheid en
vrees. Hij beschreef Sītā wat zich had
afgespeeld. Hij maakte de koorden los van
Hanumān, Jāmbavān en de anderen en
jammerde: 'Jongens, wat hebben jullie toch
gedaan? Jullie zijn hiernaartoe gekomen nadat
jullie Rāma, Lakshmana, Bharata en
Shatrughna hebben geveld.' Sītā
was geschokt en sprak: 'Ach, lieve kinderen!
Door jullie is de dynastie geschaad. Talm niet
langer. Maak toebereidselen voor mijn satī. Ik kan hierna niet
verder leven!' Sītā verzocht hun snel te
handelen.
De wijze Vālmīki
troostte haar en sprak haar moed in. Daarna
begaf hij zich met Kus'a en Lava
naar het slagveld. Hij was verbaasd over wat hij
daar aantrof. Hij herkende de strijdwagen en
paarden van Rāma en toen hij Rāma
zelf ontwaarde, viel hij aan Zijn voeten. Rāma
kwam onmiddellijk overeind. Kus'a en
Lava stonden tegenover Hem. Vālmīki
sprak tot Rāma: 'Heer! Mijn leven is in
vervulling gegaan. O, wat ben ik gezegend!' Toen
beschreef hij hoe Lakshmana Sītā alleen
in het woud had achtergelaten en hoe Sītā
in zijn ās'ram was opgenomen en er Kus'a en
Lava ter wereld had gebracht. Hij
vervolgde: 'Heer! Kus'a en Lava
zijn Uw zonen. Moge de vijf elementen mijn
getuigen zijn, als ik verklaar dat Kus'a en
Lava Uw zonen zijn.'
Toen Hij deze
woorden hoorde, omhelsde Rāma de jongens
en streelde hun hoofd. Door Rāma's
genade kwamen de gevallen Vanara's en
krijgers weer tot leven. Lakshmana, Bharata
en Shatrughna liefkoosden de knapen
met grote genegenheid. Lakshmana spoedde
zich naar Sītā, want Rāma had hem
opgedragen om van haar te weten te komen wat zij
van plan was te doen met betrekking tot haar
'belofte'. Lakshmana naderde haar en wierp zich
aan haar voeten. Sītā verlangde ernaar zich aan
haar 'belofte' te houden, indien dat ook Rāma's
wens was. Daarom begaf zij zich met Lakshmana
naar Rāma. Toen zij het hele gezelschap
daar bijeen vond, legde zij deze verklaring af
als waarheid: 'O, goden! O, vijf elementen!
Er is nimmer iemand anders in mijn leven
geweest, zelfs niet in mijn dromen, dan Rāma,
naar lichaam en geest, in woorden of daden. O,
moeder! Godin der aarde! Neem mij in u op.'
Op datzelfde ogenblik spleet de aarde zich waar
zij stond en uit de geul die zo ontstond verrees
met luid gerommel een goddelijke leeuwentroon
met daarop gezeten de godin van de aarde.
Oprijzend uit de aarde strekte zij haar hand uit
en Janakī opheffend, zegende zij haar met deze
woorden: 'O, J anakī. Vanaf je geboorte tot aan
vandaag is er geen dag voorbijgegaan zonder
smart. Immer vloeiden je tranen. Kom! Wees
voortaan gelukkig in mijn huis.' Het volgende
ogenblik waren zij beiden uit het zicht
verdwenen. Sītā's glorie verspreidde zich
over de drie werelden. Lakshmana was een
van de getuigen van deze gebeurtenis.
De aanwezigen
konden hun tranen niet bedwingen. Rāma
speelde zijn rol van treurende echtgenoot. Hij
dacht bij zichzelf: 'Janakī's heengaan is in
overeenstemming met hetgeen ik mij in gedachten
gewenst heb. Zij heeft immer gehandeld naar mijn
plannen en mijn wil. Thans moeten ook wij onze
schreden richten naar ons hemels verblijf (Vaikunthha).'
Rāma kwam de anderen echter voor als
bedroefd en rouwend om Sītā's dood.
Weldra begaf Hij
zich op weg naar de hoofdstad, met zijn broers
en zonen. Hij volvoerde de slotrituelen van de yaga
en schonk de zestien voorgeschreven goederen in
hoeveelheden die elke beschrijving tartten. Rāma
betoonde keizer Janaka de eer die hem op
grond van zijn status toekwam en liet hem
kennismaken met zijn zonen. Janaka was
opgetogen bij de aanblik van zijn kleinzonen.
Aangezien Janaka een zeer wijs man was
en hij zich door zijn goddelijk inzicht bewust
was van de goddelijkheid van Sītā, gaf
hij geen enkel blijk van verwondering of
verbazing, vrees of bezorgdheid bij het vernemen
van de laatste ontwikkelingen. Zijn geest bleef
onberoerd, want hij wist dat wat er geschied was
geschieden moest. Evenmin werd zijn houding ook
maar ten geringste beļnvloed door de recente
voorvallen. Janaka begaf zich op weg
naar de hoofdstad Mithila met mateloze vreugde
in zijn hart.
Gevolg gevend aan
de boodschap die Rāma had gezonden,
kwamen de goeroes en brahmanen
tot Hem. Zij waren uiterst verheugd dat zij
getuige hadden mogen zijn van de grote yaga.
In dat besef namen zij afscheid van Hem en
keerden zij volkomen tevreden naar huis terug.
Hierna riep Rāma
zijn zonen bij zich en gaf hun advies omtrent
het besturen van het keizerrijk, waarop Hij hen
formeel installeerde met de ordetekenen van het
imperium. Hij gaf Bharata's zoon Thaksha
het gezag over het zuidelijke koninkrijk. Zijn
tweede zoon, Pushkara kreeg het
koninkrijk Pushkara. De zonen doodden de
daar nog overgebleven Rākshasa's en
vestigden zich in het voor hen bestemde
koninkrijk. De zonen van Lakshmana,
genaamd Chitrakethu en Chitrangada,
waren geduchte en dappere krijgers en
oorlogsveteranen. Zij werden uitgezonden naar
het westen en na de Rākshasa's daar te
hebben gedood, heersten zij over dat gebied. Rāma
bekleedde de twee met koninklijk gezag over
steden met verschillende namen, die hun
hoofdstad werden. Hij gaf tevens alle zonen
waardevolle adviezen over politieke en
bestuurlijke aangelegenheden. Kus'a werd
geļnstalleerd in Ayodhyā en aan Lava
werd het rijke en vruchtbare noordelijke gebied
toegekend. Hiervan werd Lavapura (het
huidige Lahore) zijn hoofdstad. Aan elk
van hen schonk Rāma een overvloed aan
koeien, land, kleding en geld.
Intussen had het
nieuws van Rāma's voorgenomen terugkeer
naar zijn eigen stad, de bevolking van Ayodhyā
bereikt. In groten getale benaderden zij
Rāma en smeekten Hem om hun verzoek aan te
horen. Hun bede was dat ook zij door Hem naar
zijn goddelijke huis geleid mochten worden. De
Heer zei dat hun verzoek juist was en stemde
erin toe daarvoor te zorgen. Hij was verheugd
over hun genegenheid en de toewijding die zij
betoonden aan hun Heer. Lakshmana ging
hun allen voor.
Het koninkrijk Kishkinda
werd toegewezen aan Angada, Sugriva,
Jāmbavānta, Vibhishana, Nala, Nila en
andere personen die goddelijkheid belichaamden.
Miljoenen Vanara's, die waren gekomen om
de goddelijke opdracht te vervullen, kwamen in
die dagen tot Rāma. Rāma richtte zich tot
hen en sprak: 'Vibhishana! Jij moet over
Lanka regeren. Je zult uiteindelijk mijn
tegenwoordigheid bereiken' en gaf hem aldus zijn
zegen. Toen wendde Hij zich tot Jāmbavān,
zeggend: 'Jāmbavān! Wees hier op aarde tot het
einde van het Dvaparatijdperk. Als ik
dan geļncarneerd zal zijn als Krishna,
zal ik met jou in strijd geraken. Je zult mij
dan, net als in dit leven, herkennen. Dit was de
zegen die Rāma over Jāmbavān
uitsprak [zie hiervoor dus het tiende
Canto van het S'rīmad Bhāgavatam, hoofdstuk 56].
Daarna ging Hij op
weg naar de oever van de rivier de Sarayu.
Bharata liep aan de rechterzijde van Rāma
en Shatrughna aan zijn linker. Zij
werden gevolgd door de ministers en de inwoners
van de hoofdstad. Terwijl zij zich in het water
begaven, ging Bharata op in de Heer. Shatrughna
raakte het water aan en straalde in de
lotusbloem. Ook hij werd één met zijn Heer.
De Heer sprak een
zegen uit die beloofde dat allen die naar het
heilige land Ayodhyā komen en allen die
baden in de heilige Sarayu Hem kunnen
bereiken.
' Rama
Nanu Brovaraa '
chanted by Swami
raamaa
nanu brOvaraa
raagam: harikaambhOji
TaaLam: roopakam
Composer: Tyāgarāja
Language: Telugu
pallavi
rAma nannu brOvarA vEmakO lOkAbhi
anupallavi
cimalO brahmalO shiva kEshavAdulalO prEma mIra
melugu
cuNDe birudu vAhincina sItA
caraNam
meppulakai kannatAvu-nappu baDaga virravIgi
tappu panulu lEka
unDE tyAgarAja vinuta sItA
Pallavi
Rama Nannu Brova Raa Vemako Lokabhi
Anupallavi
Cimalo Brahmalo Sivakesavadulalo
Prema Mira Melagucunte
Biruduvahincina Sita
Charanam:
Meppulakai kannatavu Nappu Badaga Virra Vigi
Tappupanulu Lekayunde Tyagarajavinuta Sita
Meaning
(from TK Govinda Rao's book):
O
LOKABHIRAMA! ("the protector of the world")
Wont you come ("raa") and protect ("brova")
me? You are acclaimed as the Benefactor of the
entire Creation from the tiny ant ("Chimalo")
to the Trinity ("Bhramhalo Sivakesavadulalo").
Charmer of
mankind("prema mira melaguchunte")! You
fascinate and lure us ("Biruduvahinchina").
Have you
at any time found me seeking money
("meppulakai") from any quarter
whatsoever, to lead an indolent, artifical
life of pomp and luxury? Have I been roaming
about bloated with haughtiness and indulging
in sinister, unscrupulous acts ("tappu
panulu")? O SITARAMA worshipped by TYAGARAJA!
Rāma
(vreugde-bron) de Hoogste Genieter of
oneindig Gelukzalige.
- Incarnatie van Krishna (Vishnu-tattva), ookwel
Rāmacandra genaamd: de Vishnu-avatāra die samen
met Hanumān en zijn apen-horden en Zijn eeuwige
metgezel en broer Lakshmana de demon Rāvana,
versloeg om Sītā te bevrijden, Zijn vrouw die
door de demon was ontvoerd (zie S.B. 9.
10
en 9.11).
Sītā: de echtgenote
van Rāma waar het in de Ramāyana allemaal om
draait: ze werd ontvoerd door de demon Rāvana.
Ook Janakī, als de dochter van Janaka genoemd.
Ze werd Sītā of 'voor' genoemd omdat naar
verluid ze uit een voor in de aarde was geboren
die door Janaka tijdens het ploegen was gemaakt
om de aarde voor te bereiden op een offer door
hem ingesteld om nageslacht te krijgen, vandaar
haar bijnaam Ayoni-ja, "niet uit de baarmoeder
geboren". (Sita, zonder streepjes betekent ook
het heldere van het maanlicht, blank, licht,
gebonden en verbonden, terwijl het candra van
Rāmacandra slaat op de maan). Janakī:
Een naam voor Sītā, die betekent:
dochter van koning Janaka.
Janaka: heerser
over het koninkrijk Mithila, een groot,
zelfgerealiseerd vorst; schoonvader van Heer
Rāmacandra, vader van Janakī ofwel Sītā.
Lakshmana,
Shatrughna, Bharata: broers van Rāma
Ayodhyā: stad van
Heer Rāma en de koningen van de sūrya vams'a.
Vams'a: dynastie;
Heer Rāma verscheen in de sūrya-vams'a van
Ikshvāku ofwel de zonnedynastie en Heer Krishna
verscheen in de candra-vams'a ofwel de
maan-dynastie.
Ikshvāku: een zoon
van Manu, die in het verleden de kennis van de
Bhagavad-gītā ontving (S.B. 9.6: 4). Ook bekend onder de
naam van zijn dynastie, waarin Heer Hanumān: aapgod die
Heer Rāma's vanāra's (aapachtige bosbewoners)
leidde in de strijd tegen de demon Rāvana. Hij
staat in Arjuna's vaandel als teken van
overwinning. (Zie ook het gebed van Hanumān S.B.
5.19 en de
Rāma-hoofdstukken S.B. 9:10 & 11).
Jāmbavān: 'hij van
de Jambū-bomen', de aanvoerder der apen, ook de
aanvoerder of koning der beren genaamd. Hij mat
zich met Krishna vanwege het syamantaka juweel,
werd verslagen en overhandigde zijn dochter
Jāmbavatī aan Krishna om mee te trouwen (zie S.B.
10.56).
Een bekend karakter ook vermeld in samenhang met
Rāma in S.B. 8.21: 8 en in S.B. 9.10: 42-43.
Rāvana: de machtige
demon genaamd tien-kop, die een trap naar de
hemel wilde bouwen en de straten met goud wilde
plaveien, maar door Krishna in diens Rāma -
incarnatie werd gedood nadat hij Sītā ontvoerd
had (zie ook S.B. 5.24: 27).
Vibhishana: Rāvana's
broer, die Lankā verlaat om zich bij Rāma te
voegen.
Vasishthha Muni:
grote en beroemde wijze brāhmana. Trad in de
Ramāyana op als de wijze die een discussie
aanging met Heer Rāma als zijn leerling over de
betekenis van de eenheid van God, ziel en
wereld. Deze wijze schreef hierover een boek dat
bekend staat als de Yogavasishthha. Hij
treedt ook in andere tijdvakken op als een van
de grote wijzen die telkens weer geboorte nemen.
Vis'vāmitra: een
beroemde wijze in de tijd van Rāma die met een
offer Zijn eer verdedigde van het feitelijk met
Lakshmana, gedood hebben van de vijand (zie 9.10:
5).
Hij wedijverde met Vasishthha als twee vogels;
als een kshatriya, onderging hij zware
boetedoeningen om een brahmaan te worden. - Hij
had honderd-en-een zoons die vanwege de
middelste genaamd Madhucchandā als groep bekend
stonden als de Madhucchandā's. (9.16:
28).
Vālmīki: de wijze
die Sītā opving na haar verbanning. Schrijver
van de Ramāyana, het epos over Rāma, die de
demon Rāvana verslaat.
Satī: vrijwillige
zelfverbranding van vrouwen na het heengaan van
hun echtgenoot. Traditionalistische
dwangmatigheid die in onbruik is geraakt. Ook de
naam van de dochter van de Prajāpati Daksha [S.B.
4.4]
Rama Rahima Ko
Bhajane-Vale Tere Pujari Baba
Tera Nam Ek Sahara
Sai Nam Ek Sahara
Tera Nam Ek Sahara
Tum Hi Ho Gita Tum Hi Ramayana Tum Hi Ho Veda
Puran
Tera Nam Ek Sahara
Sai Nam Ek Sahara
Tera Nam Ek Sahara
Sathya Dharma Ki Jyoti Jalane Aye Parthi Vihari
Do Dekho Aye Parthi Vihari
Ho Dekho Aye Kunja Vihari
Sathya Dharma Ki Jyoti Jalane Aye Parthi Vihari
Tera Nam Ek Sahara
Sai Nam Ek Sahara
Tera Nam Ek Sahara
U bent de
genadevolle Rama, over wie Uw tempelpriesters
bhajans zingen.
Alleen Uw naam is onze steun. U bent ook de
belichaming, het levend voorbeeld, van de
leringen van de Bhagavad Gītā, de Ramāyana, de
Veda's en de Purāna's.
Moeder uit Puttaparthi, ontsteek het licht van
waarheid en rechtschapenheid in ons.
Toon Uzelf alstublieft aan ons.
Schilderij:
Stichting Sri Sathya Sai Baba - Nederland.
Inhoud van deze
Vahini | vorige bladzijde | volgende
bladzijde
bhajans