ramkatha-titel.gif (4275 bytes) 



 

 

 

 

Hoofdstuk 10(a)
De twee gunsten
[
in het Engels]

 

ramaklein.jpg (51576 bytes)Wijd en zijd weerklonken de vedische gezangen. Voor de rituele wassing van Rama en Sita werd het heilige water van de rivier de Sarayu door dienaren aangedragen in gouden vaatwerk. Geleerde mannen reciteerden gezangen om de zegen over het paar af te roepen; de recitatie verwarmde het hart en streelde het oor. 

De avond tevoren, toen Kaikeyi's dienares Manthara huiswaarts keerde, was zij getuige van de blijde opwinding die heerste onder de bevolking. Toen zij iemand naar de reden daarvan vroeg, vernam zij dat de aanleiding tot al die vreugde en vervoering de naderende kroning van Ramachandra was. Zij ontwaarde de dienaressen van Kausalya en Sumitra, gekleed in leliewitte sari's en getooid met kostbare sieraden, die zich in alle richtingen voortrepten. Manthara kon de aanblik daarvan niet verdragen. Rillingen van afschuw liepen over haar lichaam, alsof zij door duizend schorpioenen werd gestoken. Zij rende naar Kaikeyi's paleis en toen bleek dat de vorstin zich reeds naar haar privévertrekken had begeven, liep Manthara snel daarheen, bonsde op de deur en schreeuwde: 'Moeder! Moeder! Doe open! Het is dringend! Uw leven is in gevaar! Er staat ons een aardbeving te wachten!' Toen zij Manthara's opgewonden kreten hoorde, waarbij haar woorden over elkaar tuimelden, opende Kaikeyi haastig de deur en vroeg angstig: 'Wel? Wat is er gebeurd? Welk onheil wacht ons? Is er iets ingestort? Wat is de oorzaak van al deze angst en smart?' 'Neen, er is met mijzelf niets aan de hand. Het is uw leven dat verwoest gaat worden, dat is alles. Van nu af aan zult u moeten leven als een vrouw buiten zinnen, overladen met zorgen', sprak Manthara. In tranen weidde zij uit over de beklagenswaardige positie waarin de vorstin zou komen te verkeren. Heftig gesticulerend en diep zuchtend jammerde zij luid en langdurig. 

Kaikeyi begreep er niets van. 'De maharadja maakt het goed, nietwaar? En Rama, Lakshmana? Kausalya? Sumitra? Er scheelt hun toch niets, zeker? Welnu, als zij allen gezond en wel zijn en hun geen gevaar dreigt, dan maak ik mij totaal geen zorgen. Wat kan mij nu overkomen? Of zijn zij wel in gevaar, zeg het me. Manthara, ik wil het nu weten', drong de vorstin aan. Zij keerde het hoofd van haar dienares naar zich toe, vatte haar onder haar kin met een vertederend gebaar en smeekte om een antwoord. 

Manthara sprak: 'Aan degenen die u zojuist noemde is geen enkel leed geschied! Doch zij zijn voornemens ... uw zoon de nek om te draaien!' en zij brak uit in aandoenlijk geweeklaag. 'Je moet je vergissen, Manthara!' wierp Kaikeyi tegen. 'De maharadja is daar de persoon niet naar, evenmin als Rama of Lakshmana, of mijn zusters Kausalya en Sumitra! Mijn zusters houden zelfs nog meer van mijn zoon, dan van hun eigen zonen. Je woorden brengen een verwrongen denkwijze aan het licht, anders niet. Met de waarheid heeft het niets van doen! Welnu, je hebt me nog steeds niet gezegd wat er werkelijk gaande is; komaan, vertel nu het gehele verhaal.' 

Manthara antwoordde: 'Wat er gaande is? Morgen, bij het aanbreken van de dag, zal Ramachandra tot Yuvaraja worden gewijd! De eerste koningin, wier hart overloopt van blijdschap, schenkt haar dienaressen kostbare zijden sari's en sieraden. Zij heeft Rama verzocht overvloedig goud en runderen ten geschenke te geven. Terwijl zij zich met al deze feestelijke activiteiten bezighouden, veronachtzamen zij u! Ik kan dit niet stilzwijgend verdragen en lijdzaam toezien. U kunt nog niet begrijpen wat hieruit voort zal vloeien. U koestert zich in de ijdele waan dat niemand zo fortuinlijk is als u. Maar het is spoedig gedaan met uw geluk. Voor uw echtgenoot en zijn andere gemalinnen bent u niet langer van enig belang. Voor u het weet, hebben zij u verlaagd tot de verachtelijke status van een dienares. Ik raad u aan een weinig waakzaam te zijn, vÛÛr die vernedering u overvalt. Ontwaak uit uw slaap; bepaal uw te volgen handelwijze in het volle besef van de consequenties. Bedenk hoe u kunt ontsnappen aan de rampspoed die u bedreigt en die snel naderbij komt. 

Als Rama de troon bestijgt, zal Kausalya het ganse rijk in haar greep hebben, vergeet u dat niet! U zult, net als iedereen, naar haar pijpen moeten dansen.' Manthara speelde haar rol met overtuiging en plengde valse tranen om haar sluwe plan te verbergen en haar woorden meer overtuigingskracht te geven. 

Kaikeyi was onder de indruk van Manthara's loyaliteit, maar zij was niet overtuigd van de juistheid van haar argumenten. Zij sprak: 'Manthara! Wat bezielt je toch? Heb je je verstand verloren? Je spreekt als een waanzinnige! Rama's troonsbestijging voorspelt niets dan goeds voor het ganse keizerrijk. Hier, neem mijn halssnoer, als een geschenk en als beloning omdat je mij als eerste dit heerlijke nieuws hebt gebracht. Wees gelukkig en vol blijdschap! Rama's wijding tot troonopvolger verheugt mij misschien zelfs meer dan Kausalya. Mijn blijdschap bij deze goede tijding kent geen grenzen. Ramachandra heeft mij meer lief dan zijn eigen moeder. Hij bewondert mij meer dan haar. Ik weiger te luisteren naar zulke verdachtmakingen tegen iemand die zo zuiver en vol liefde is. Je lijkt wel niet goed wijs; je hebt je verstand verloren.' Zo berispte Kaikeyi haar dienares op scherpe toon. Manthara toonde nu openlijk haar toenemende gekrenktheid. Haar opwinding steeg en zij maakte groot misbaar. 'Ik ben bij mijn volle verstand; het is het uwe dat is aangetast!' riep zij uit. 'U bekommert zich niet om het boze lot dat u wacht. U klampt zich blindelings vast aan uw vroegere vertrouwen en uw dierbare gehechtheden. Ik leef in angst en vrees om uw geluk en uw zelfrespect. De anderen spelen allen toneel en doen alsof, om u maar te kunnen bedriegen. In hun hart hebben zij geen respect voor u. De eerste koningin, Kausalya, is de enige die de maharadja bekoort; voor zijn andere gemalinnen koestert hij geen liefde. Om u een genoegen te doen zal hij u af en toe wat zoete woordjes toefluisteren, dat is alles; maar er is geen liefde in zijn hart voor u. Denkt u nu eens goed na. Niemand heeft u ingelicht en niemand heeft u geraadpleegd over dit voorstel, omdat men geen achting of respect voor u gevoelt. Heeft iemand er ooit zelfs maar met een woord over gerept? Bedenk wel dat zij gewoonlijk maandenlang delibereren en plannen maken alvorens een dergelijke beslissing te nemen. Een kroning komt niet plotseling; zij komt niet zomaar op een mooie dag uit de lucht vallen, wel? Neen, zij hebben in alle stilte en in het geheim hun besluit genomen. Dit is niets anders dan geïntrigeer van Kausalya' , beweerde Manthara. 

Kaikeyi kon het niet langer aanhoren. Zij barstte uit: 'Hou op met dat soort praat, Manthara! Mijn zuster is niet in staat tot kuiperij; nimmer zou zij zo diep zinken. Dat is onmogelijk. En de maharadja? Hij is zelfs nog edeler en rechtvaardiger dan mijn zusters. Er is in hem geen spoor van achterbaksheid of laaghartigheid. Er zal wel een goede reden geweest zijn om zo snel tot een kroning te besluiten. De viering van Rama's huwelijk, die maanden van voorbereiding zou hebben gevergd, vond immers ook plaats vlak nadat de beslissing ertoe was genomen. Tot kroning van Rama zou eveneens op deze wijze besloten kunnen zijn, waarom niet? De maharadja zal nu zelf wel onthullen wat hiertoe de bijzondere aanleiding is geweest. Je maalde er niet om de ware toedracht te achterhalen; je hebt wel allerlei absurde beweegredenen en ongegronde angstgevoelens bijeen gefantaseerd en de motieven van onschuldigen in twijfel getrokken! Over enkele ogenblikken zal alles worden opgehelderd, wees geduldig.' Zo klonk Kaikeyi's ernstige vermaning aan haar dienares. 

Manthara zag haar listige plan reeds smadelijk mislukken. Dus nam zij haar toevlucht tot nog laaghartiger overredingstactieken. 'Moederlief! Denk toch nog eens diep na; ik heb tijdens mijn rondgang door de stad allerlei geruchten opgevangen. Het besluit tot deze kroning is in feite reeds maanden geleden genomen. Om die reden zijn Bharata en Shatrughna zo overhaast weggestuurd uit de hoofdstad. Men vreesde dat hun aanwezigheid hier tot verwikkelingen zou leiden. Er zullen zeker goede gronden zijn voor die vrees; waarom zou de kroning anders geregeld worden tijdens hun afwezigheid? Bent u werkelijk niet meer in staat uzelf deze simpele vraag te stellen? Destijds, toen Dasharatha u tot vrouw nam, beloofde hij u plechtig dat, als u een zoon zou krijgen, deze tot koning van dit rijk gekroond zou worden. U bent dat misschien vergeten, maar ik zeker niet. Het is uit angst dat Bharata's aanwezigheid hier op dit belangrijke ogenblik de herinnering aan deze belofte zou kunnen oproepen en zodoende hun plannen zou dwarsbomen, dat zij Bharata hier hebben weggehouden door hem naar zijn grootvader te sturen. Heeft de kroning eenmaal plaatsgevonden, dan kan niets deze meer ongedaan maken. Om deze boze opzet te doen slagen, hebben ze hun idee geheim gehouden en al die tijd voor u verborgen. Denk eens na over de diepere bedoelingen van hun handelwijze. U staat nooit stil bij dergelijke aangelegenheden: voor u is het ·l melk wat wit is! Men maakt misbruik van uw domheid en uw argeloosheid. U gaat volledig op in uw liefde voor Rama en in uw verdwazing herhaalt u steeds 'Ram, Ram' . Welnu, alle andere overwegingen terzijde gelaten: die Rama, die u zozeer bemint, heeft die u tenminste op de hoogte gebracht van het grote geluk dat hem ten deel was gevallen?' 

De gewetenloze Manthara gebruikte menig listig en ogenschijnlijk oprecht argument om de zuivere, onzelfzuchtige gedachten van Kaikeyi te vertroebelen en te vergiftigen. 

Zij sprak: 'Moeder, wie is er in de stad Ayodhya bereid ons een weinig respect te betonen? Wie bejegent u hier als iemand die iets betekent? Zij zijn allen één en hebben zich allen eendrachtig tegen u gekeerd. U bent een vreemdelinge in deze Stad. Zij zouden u zelfs binnenkort uit Ayodhya kunnen verjagen; zij zullen ook een dergelijke laagheid niet schuwen. De keizer is een geslepen bedrieger, die handig manipuleert; als hij bij u komt, spreekt hij lieve woorden om zijn grillen te bevredigen en hij vertrekt als overwinnaar! U beseft niet dat u een zwakke plek hebt, die u belet de hoge status te bereiken die u toekomt. Moeder! U mag niet vergeten dat koningen immer worden beheerst door wellust en niet door liefde. Uw vader wist dat en wilde u daarom niet uithuwelijken aan deze bejaarde huwelijkskandidaat. Na langdurige onderhandelingen en vele gesprekken en dankzij de bemiddeling van de wijze Garga, werd op het huwelijksaanzoek ingegaan, zij het dat Dasharatha werd gedwongen om aan talrijke voorwaarden te voldoen. 

Vandaag zijn die overeenkomsten in vlammen opgegaan en is uw zoon bedrogen; intussen spelen zij rustig en vrolijk hun spel! Waarom zouden zij anders hun kans benutten nu uw zoon afwezig is? Waarom zouden ze zoveel haast hebben dat geen enkele heerser buiten de grenzen van het keizerrijk de kroning kan bijwonen? Denkt u toch eens in hoe hun gemene mentaliteit aan het licht komt! Wat zijn zij vol van ondeugd en bedrog! Indien de naburige vorsten worden uitgenodigd, zal uw vader beslist niet de kans verzuimen om aanwezig te zijn. Hij zal dan natuurlijk ieders aandacht vestigen op de belofte die hem indertijd gedaan is. Dus zijn ze van plan de kroning door te voeren zonder iemand ervan te verwittigen; is de plechtigheid eenmaal achter de rug, dan kan, zoals zij weten, niets die meer ongedaan maken. Deze samenzwering is door sluwe lieden met dit oogmerk uitgebroed, dus wees tijdig gewaarschuwd. Als u dit moment laat voorbijgaan, dan zal uw lot zo verachtelijk zijn als dat van een hond. Talm dus niet, maar denk diep na en neem het juiste middel te baat om de kroning te voorkomen.' Zo stookte Manthara het vuur van woede en haat nog verder op. Ten langen leste bezweek Kaikeyi voor haar kuiperijen! Zij sprak: 'Terwijl ik naar je woorden luister, komt mij elke nieuwe verklaring nog overtuigender voor dan de voorafgaande! Ja, je hebt gelijk, deze aangelegenheid kan niet wachten. Wat is de volgende stap? Als je me kunt vertellen wat ik nu doen moet, zal ik ernaar handelen.' 

 

 

Toen Kaikeyi zo duidelijk te kennen gaf dat zij zich had laten inpalmen door haar sluwe listen, werd Manthara overmand door vreugde en trots. Zij sprak nu met groter zelfvertrouwen: 'Moeder! Verdere overwegingen zijn overbodig. De argumenten waarmee u uw eisen kracht kunt bijzetten zijn sterk en voor de hand liggend. Op de dag dat de keizer dankbaar de hulp aanvaardde, die u hem verleende op het moment dat hij in levensgevaar verkeerde, bood hij u toen niet twee gunsten aan? En mocht u toen niet elke twee gunsten vragen die u maar wilde? Hebt u hem toen niet gezegd dat u, aangezien u op dat ogenblik niets van node had, dit aanbod in gedachten zou houden en erom zou vragen wanneer de behoefte zich zou voordoen ? Vandaag zullen deze twee wensen wel duizendvoudig hun nut bewijzen! U kunt van hem eisen dat hij ze u nu toestaat, nietwaar?' Manthara's woorden, met kalme nadruk uitgesproken, deden Kaikeyi het hoofd opheffen alsof zij schrok. Zij sprak: '0 Manthara, wat ben je toch slim! Je uiterlijke verschijning mag dan die van een lelijke gebochelde zijn, je vindingrijkheid en intelligentie verlenen je grote charme. Ofschoon het je aan lichamelijke schoonheid ontbreekt, wordt dat gebrek vergoed door je intellectuele vaardigheden. Zeg mij hoe ik mij van deze twee gunsten kan verzekeren en welke het moeten zijn.' 

Manthara antwoordde: "Moeder! De eerste zal zijn dat uw zoon tot yuvaraja moet worden gewijd. De tweede zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat Rama niet in het keizerrijk mag blijven.' Luisterend naar Manthara's suggesties, die zonder enige aarzeling werden geopperd, verzonk Kaikeyi in diep gepeins. Toen zij zich hersteld had, sprak zij: 'Manthara! Het is wellicht een rechtvaardige eis dat mijn zoon gekroond wordt, maar ik kan mij niet verenigen met de gedachte dat Rama uit het rijk Verbannen wordt. Het idee alleen al doet mij verdriet.' Dit zeggend liet zij zich in een zetel vallen. Manthara zag dat zij snel moest handelen. 'Moeder! Dit is niet het ogenblik voor sentimentele gewetensbezwaren. Aarzeling en uitstel veranderen zelfs ambrozijn in vergif. U zult vastberaden moeten zijn, anders zal ons plan mislukken. Voor het wrede onrecht dat zij u hebben aangedaan is deze vergelding nauwelijks toereikend. Als u wenst dat uw zoon koning wordt en u de status van koninginmoeder verkrijgt, zult u moeten doen wat ik zeg, of ik zal mij door middel van vergif het leven benemen. Ik kan niet verdragen u te zien lijden, zolang ik leef.' Manthara weende luidkeels, alsof zij werd meegesleept door haar intense gevoelens van liefde en aanhankelijkheid voor Kaikeyi. 

Zij was de vrouw die Kaikeyi reeds sinds haar kinderjaren had verzorgd en had grootgebracht; zij was het die haar al die jaren had gekoesterd en geliefkoosd en met haar had gespeeld. Kaikeyi gevoelde diepe genegenheid en achting jegens Manthara. Zij maakte geen verdere bezwaren meer en begon in plaats daarvan Manthara te troosten. 'Manthara! Wees gerust! Je kunt er stellig van op aan dat ik zodanig zal handelen dat je voldaan kunt zijn. Zeg mij wat me nu te doen staat', sprak zij. 

Manthara antwoordde: 'Toen ik u voorstelde om Rama's verbanning naar het woud buiten dit koninkrijk te eisen, deed ik dat niet - als u dat mocht denken - zonder de consequenties te hebben afgewogen. Ik heb over alles lang en diep nagedacht.' Wetend dat Kaikeyi een kind was in politieke en juridische aangelegenheden, sprak Manthara tot haar: 'De wet zegt dat onbelemmerd bezit en vruchtgebruik gedurende twaalf ononderbroken jaren aan iemand het eigendomsrecht verlenen. Het is daarom beter een verbanningsduur van, laten we zeggen, veertien jaar vast te stellen; als Rama na deze periode terugkeert, kan Hij het rijk niet opeisen; het wordt onbetwistbaar eigendom van uw zoon.' Manthara merkte dat Kaikeyi haar voorstel tot het opvragen van de twee beloofde gunsten had aanvaard, in de vorm die zij had aangeraden. Dus sprak zij: 'Moeder! Talm niet langer! Als u in uw huidige sternming de keizer om de gunsten smeekt, zult u hem er niet toe kunnen brengen om aan uw wens te voldoen. U moet uzelf opzwepen tot een steeds heviger woede; uw kussens en lakens rondsmijten door uw slaapvertrek; uw juwelen in een hoek gooien; uw haren losmaken en in wanorde brengen en u gedragen alsof u hebt besloten een eind aan uw leven te maken. Ga op de grond liggen in de pruilkamer - de kamer waar koninginnen zich terugtrekken als ze worden overmand door woede en verdriet, opdat ze worden ontdekt en getroost. U kunt zÛ niet naar hem toegaan en plompverloren om de gunsten vragen. Doe alsof u aan wanhopige zielenpijn ten prooi bent en slechts van de dood gered kunt worden als u de twee gunsten worden toegestaan. Slechts dan is uw eis het waard om te worden overwogen en geaccepteerd. Sta op! Zet de eerste stap op de weg die voor u ligt!' 

Toen Manthara dusdanig aandrong, zwichtte Kaikeyi voor haar argumenten; nadat zij haar aanwijzingen had opgevolgd, begaf zij zich naar de pruilkamer, jammerend over haar lot en naderend onheil. Manthara liet zich neerploffen op de grond voor de kamer, nadat zij de deuren achter zich had gesloten, alsof zij zich er niet van bewust was wat daarbinnen al die opwinding veroorzaakte. 

Inmiddels was de keizer gereed met het voorbereiden van de kroningsplechtigheid. Uit de troonzaal komend, vond hij dat hij, in plaats van naar Kausalya's paleis te gaan, eerst het blijde nieuws aan Kaikeyi moest overbrengen; dus haastte hij zich naar haar toe. De dienaressen die langs de gehele lengte van de gang stonden opgesteld; zagen er verontrust en bezorgd uit. De keizer redeneerde bij zichzelf dat zij het goede nieuws nog niet gehoord konden hebben, want dat zou hun gezichten zeker hebben doen stralen! Hij beklaagde hen dat zij niet wisten dat Rama de volgende dag gekroond zou worden! Hij begaf zich naar het slaapvertrek waar hij dacht zijn gemalin aan te treffen.

Toen hij binnentrad, viel zijn oog op de her en der verspreide sieraden, het onopgemaakte bed, de stapels beddengoed op de grond en de algehele wanorde en ontreddering. Verbaasd door de chaos die hij aantrof, zocht Dasharatha de kamer rond, maar hij kon zijn gemalin nergens vinden. Eén van de kameniers zei tot hem: 'Maharadja! Hare Hoogheid Kaikeyi Devi bevindt zich in de pruilkamer.' Toen hij dit hoorde, was Dasharatha hevig ontsteld; hij richtte zijn schreden naar de pruilkamer en vond Kaikeyi languit op de grond, in de verhullende duisternis van die kamer, luid schreiend en jammerend. Hij sprak: 'Kaika! Wat is dat voor akelig tafereel! Waarom ben je zo boos? Wie is de oorzaak van zoveel smart? " Zeg het mij en ik zal hem terstond doden; ik zal je vreugde schenken. Je hebt me maar te zeggen wat je verlangt; ik ben altijd bereid je wensen te vervullen. Jouw vreugde is mijn vreugde. Weet je dan niet dat niets op deze wereld belangrijker en dierbaarder voor mij is dan jij? Kom, stel me niet langer op de proef.' De keizer zette zich naast haar en haar hoofd strelend, troostte hij Kaikeyi en vroeg hij haar nogmaals naar de reden van haar boosheid en verdriet. 

Kaikeyi kreeg een aanval van razernij; zij knarsetandde luid en sloeg de handen van de keizer van zich af toen hij trachtte haar te liefkozen. Zij sprak toornig: 'Houd op met die schijnheilige praat! Al die jaren heb ik het volste vertrouwen in u gehad en zo heb ik deze vernedering aan mijzelf te danken! Ik vertrouw u niet meer. Ik kon niet geloven dat u tot een dergelijk huichelachtig spel in staat zou zijn. Is dit de straf voor mijn vertrouwen? Ga dan, ga maar naar uw gunstelingen; waarom zou u bij mij blijven zitten? U verpandt uw gedachten aan de één en uw woorden aan de ander. Voeg uw woorden bij uw gedachten. Ik zal hierna nooit meer van zins zijn om geloof aan uw woorden te hechten. Doe mij niet nog meer verdriet, doch ga heen zoals u gekomen bent. Wat deert het u wat met mij geschiedt? Het is beter als koningin te sterven dan jarenlang in leven te blijven als slavin! Deze dag zal de laatste van mijn leven zijn.' 

Het was Dasharatha volkomen duister wat deze jammerklachten, die geuit werden tussen haar snikken en zuchten door, te betekenen hadden. Hij was volslagen in de war en volledig verbijsterd. Hij schoof wat naderbij en poogde zijn gemalin te troosten en haar woede tot bedaren te brengen. 'Kaika!', begon hij, 'wat hebben die woorden te betekenen; ik begrijp er niets van. Ik zal nimmer valse, huichelachtige taal spreken; dat is mij onmogelijk. Mijn gedachten zijn in harmonie met mijn woorden en zullen dat altijd zijn; de liefde in mijn hart en mijn uitdrukkingen van genegenheid komen voort uit dezelfde bron. Mijn tong zal mijn geest niet logenstraffen; die is daartoe eenvoudig niet in staat. Ik weet niet hoe het komt dat je mij na al die jaren nog niet kent en aan mijn oprechtheid twijfelt. Kwel mij niet zo, zonder mij rechtuit te zeggen wat je is aangedaan dat je zoveel pijn en verdriet gevoelt. Zeg me wat er is gebeurd en waarom je je zo gedraagt. Wat is de oorzaak van deze zielenpijn?' 

Dasharatha's langdurig en meelijwekkend pleidooi had geen enkele uitwerking! Hoezeer de keizer ook aandrong, al wat Kaikeyi deed was vinnige antwoorden geven, hem onbeschaamd negeren, hem met bijtende spot bejegenen, of zich geheel doof houden. Zij deed alsof zij totaal geen waarde aan zijn woorden hechtte. Dasharatha was tot in het diepst van zijn ziel gekwetst. Hij wist niet meer wat te doen en riep Manthara binnen. Deze stormde de kamer in en speelde haar samenzweerstersrol, schreeuwend om hulp voor de vorstin, haar meesteres. 'O koning! Red mijn moeder!', jammerde zij en omklemde Dasharatha's voeten. 

Dasharatha was waarlijk de onschuld zelf; er was in hem geen spoor van dubbelhartigheid. Dus doorzag hij ook niet het toneelspel dat voor hem werd opgevoerd. Hij vreesde dat slechts een groot onheil zijn geliefde zo onhandelbaar en hardvochtig had kunnen maken. Daarom vroeg hij Manthara nogmaals om hem te zeggen wat er nu eigenlijk was voorgevallen. Manthara sprak: 'Maharadja! Wat valt er te vertellen? Ik heb geen idee wat er is gebeurd. Moeder onthult aan niemand de reden van haar toorn. Zij rende plotseling van haar slaapvertrek naar deze 'pruilkamer'. Toen ik dat merkte, ben ik hierheen gekomen. Ik heb gebeden en gesmeekt, maar zij wil mij geen reden noemen. Zelfs u neemt zij niet in vertrouwen; zou zij zich dan wel uitspreken tegenover mijn nederige persoon? Wij zien hoe zij lijdt en hoe hartverscheurend haar smart is; het is zo ondraaglijk dat wij simpelweg moeten blijven toezien! Wij vrezen dat haar iets zal overkomen en hebben dus uw, komst afgewacht. Tenzij u haar kunt troosten en de vreugde in haar hart kunt doen wederkeren, zou haar toestand wel eens kritiek kunnen worden. Zij heeft te hevig en te lang geleden. Haar toestand verergert met de minuut. Wij zullen ons nu maar terugtrekken.' 

 
   

 

Inhoud van deze Vahini  | vorige bladzijde | volgende bladzijde