Hoofdstuk
10(a)
De twee gunsten
[in
het Engels]
Wijd en zijd weerklonken de
vedische gezangen. Voor de rituele wassing van
Rama en Sita werd het heilige water van de
rivier de Sarayu door dienaren aangedragen in
gouden vaatwerk. Geleerde mannen reciteerden
gezangen om de zegen over het paar af te roepen;
de recitatie verwarmde het hart en streelde het
oor.
De avond tevoren,
toen Kaikeyi's dienares Manthara huiswaarts
keerde, was zij getuige van de blijde opwinding
die heerste onder de bevolking. Toen zij iemand
naar de reden daarvan vroeg, vernam zij dat de
aanleiding tot al die vreugde en vervoering de
naderende kroning van Ramachandra was. Zij
ontwaarde de dienaressen van Kausalya en
Sumitra, gekleed in leliewitte sari's en getooid
met kostbare sieraden, die zich in alle
richtingen voortrepten. Manthara kon de aanblik
daarvan niet verdragen. Rillingen van afschuw
liepen over haar lichaam, alsof zij door duizend
schorpioenen werd gestoken. Zij rende naar
Kaikeyi's paleis en toen bleek dat de vorstin
zich reeds naar haar privévertrekken had
begeven, liep Manthara snel daarheen, bonsde op
de deur en schreeuwde: 'Moeder! Moeder! Doe
open! Het is dringend! Uw leven is in gevaar! Er
staat ons een aardbeving te wachten!' Toen zij
Manthara's opgewonden kreten hoorde, waarbij
haar woorden over elkaar tuimelden, opende
Kaikeyi haastig de deur en vroeg angstig: 'Wel?
Wat is er gebeurd? Welk onheil wacht ons? Is er
iets ingestort? Wat is de oorzaak van al deze
angst en smart?' 'Neen, er is met mijzelf niets
aan de hand. Het is uw leven dat verwoest gaat
worden, dat is alles. Van nu af aan zult u
moeten leven als een vrouw buiten zinnen,
overladen met zorgen', sprak Manthara. In tranen
weidde zij uit over de beklagenswaardige positie
waarin de vorstin zou komen te verkeren. Heftig
gesticulerend en diep zuchtend jammerde zij luid
en langdurig.
Kaikeyi begreep er
niets van. 'De maharadja maakt het goed,
nietwaar? En Rama, Lakshmana? Kausalya? Sumitra?
Er scheelt hun toch niets, zeker? Welnu, als zij
allen gezond en wel zijn en hun geen gevaar
dreigt, dan maak ik mij totaal geen zorgen. Wat
kan mij nu overkomen? Of zijn zij wel in gevaar,
zeg het me. Manthara, ik wil het nu weten',
drong de vorstin aan. Zij keerde het hoofd van
haar dienares naar zich toe, vatte haar onder
haar kin met een vertederend gebaar en smeekte
om een antwoord.
Manthara sprak:
'Aan degenen die u zojuist noemde is geen enkel
leed geschied! Doch zij zijn voornemens ... uw
zoon de nek om te draaien!' en zij brak uit in
aandoenlijk geweeklaag. 'Je moet je vergissen,
Manthara!' wierp Kaikeyi tegen. 'De maharadja is
daar de persoon niet naar, evenmin als Rama of
Lakshmana, of mijn zusters Kausalya en Sumitra!
Mijn zusters houden zelfs nog meer van mijn
zoon, dan van hun eigen zonen. Je woorden
brengen een verwrongen denkwijze aan het licht,
anders niet. Met de waarheid heeft het niets van
doen! Welnu, je hebt me nog steeds niet gezegd
wat er werkelijk gaande is; komaan, vertel nu
het gehele verhaal.'
Manthara
antwoordde: 'Wat er gaande is? Morgen, bij het
aanbreken van de dag, zal Ramachandra tot Yuvaraja
worden gewijd! De eerste koningin, wier hart
overloopt van blijdschap, schenkt haar
dienaressen kostbare zijden sari's en sieraden.
Zij heeft Rama verzocht overvloedig goud en
runderen ten geschenke te geven. Terwijl zij
zich met al deze feestelijke activiteiten
bezighouden, veronachtzamen zij u! Ik kan dit
niet stilzwijgend verdragen en lijdzaam toezien.
U kunt nog niet begrijpen wat hieruit voort zal
vloeien. U koestert zich in de ijdele waan dat
niemand zo fortuinlijk is als u. Maar het is
spoedig gedaan met uw geluk. Voor uw echtgenoot
en zijn andere gemalinnen bent u niet langer van
enig belang. Voor u het weet, hebben zij u
verlaagd tot de verachtelijke status van een
dienares. Ik raad u aan een weinig waakzaam te
zijn, vÛÛr die vernedering u overvalt. Ontwaak
uit uw slaap; bepaal uw te volgen handelwijze in
het volle besef van de consequenties. Bedenk hoe
u kunt ontsnappen aan de rampspoed die u
bedreigt en die snel naderbij komt.
Als Rama de troon
bestijgt, zal Kausalya het ganse rijk in haar
greep hebben, vergeet u dat niet! U zult, net
als iedereen, naar haar pijpen moeten dansen.'
Manthara speelde haar rol met overtuiging en
plengde valse tranen om haar sluwe plan te
verbergen en haar woorden meer
overtuigingskracht te geven.
Kaikeyi was onder
de indruk van Manthara's loyaliteit, maar zij
was niet overtuigd van de juistheid van haar
argumenten. Zij sprak: 'Manthara! Wat bezielt je
toch? Heb je je verstand verloren? Je spreekt
als een waanzinnige! Rama's troonsbestijging
voorspelt niets dan goeds voor het ganse
keizerrijk. Hier, neem mijn halssnoer, als een
geschenk en als beloning omdat je mij als eerste
dit heerlijke nieuws hebt gebracht. Wees
gelukkig en vol blijdschap! Rama's wijding tot
troonopvolger verheugt mij misschien zelfs meer
dan Kausalya. Mijn blijdschap bij deze goede
tijding kent geen grenzen. Ramachandra heeft mij
meer lief dan zijn eigen moeder. Hij bewondert
mij meer dan haar. Ik weiger te luisteren naar
zulke verdachtmakingen tegen iemand die zo
zuiver en vol liefde is. Je lijkt wel niet goed
wijs; je hebt je verstand verloren.' Zo berispte
Kaikeyi haar dienares op scherpe toon. Manthara
toonde nu openlijk haar toenemende gekrenktheid.
Haar opwinding steeg en zij maakte groot
misbaar. 'Ik ben bij mijn volle verstand; het is
het uwe dat is aangetast!' riep zij uit. 'U
bekommert zich niet om het boze lot dat u wacht.
U klampt zich blindelings vast aan uw vroegere
vertrouwen en uw dierbare gehechtheden. Ik leef
in angst en vrees om uw geluk en uw zelfrespect.
De anderen spelen allen toneel en doen alsof, om
u maar te kunnen bedriegen. In hun hart hebben
zij geen respect voor u. De eerste koningin,
Kausalya, is de enige die de maharadja bekoort;
voor zijn andere gemalinnen koestert hij geen
liefde. Om u een genoegen te doen zal hij u af
en toe wat zoete woordjes toefluisteren, dat is
alles; maar er is geen liefde in zijn hart voor
u. Denkt u nu eens goed na. Niemand heeft u
ingelicht en niemand heeft u geraadpleegd over
dit voorstel, omdat men geen achting of respect
voor u gevoelt. Heeft iemand er ooit zelfs maar
met een woord over gerept? Bedenk wel dat zij
gewoonlijk maandenlang delibereren en plannen
maken alvorens een dergelijke beslissing te
nemen. Een kroning komt niet plotseling; zij
komt niet zomaar op een mooie dag uit de lucht
vallen, wel? Neen, zij hebben in alle stilte en
in het geheim hun besluit genomen. Dit is niets
anders dan geïntrigeer van Kausalya' , beweerde
Manthara.
Kaikeyi kon het
niet langer aanhoren. Zij barstte uit: 'Hou op
met dat soort praat, Manthara! Mijn zuster is
niet in staat tot kuiperij; nimmer zou zij zo
diep zinken. Dat is onmogelijk. En de maharadja?
Hij is zelfs nog edeler en rechtvaardiger dan
mijn zusters. Er is in hem geen spoor van
achterbaksheid of laaghartigheid. Er zal wel een
goede reden geweest zijn om zo snel tot een
kroning te besluiten. De viering van Rama's
huwelijk, die maanden van voorbereiding zou
hebben gevergd, vond immers ook plaats vlak
nadat de beslissing ertoe was genomen. Tot
kroning van Rama zou eveneens op deze wijze
besloten kunnen zijn, waarom niet? De maharadja
zal nu zelf wel onthullen wat hiertoe de
bijzondere aanleiding is geweest. Je maalde er
niet om de ware toedracht te achterhalen; je
hebt wel allerlei absurde beweegredenen en
ongegronde angstgevoelens bijeen gefantaseerd en
de motieven van onschuldigen in twijfel
getrokken! Over enkele ogenblikken zal alles
worden opgehelderd, wees geduldig.' Zo klonk
Kaikeyi's ernstige vermaning aan haar
dienares.
Manthara zag haar
listige plan reeds smadelijk mislukken. Dus nam
zij haar toevlucht tot nog laaghartiger
overredingstactieken. 'Moederlief! Denk toch nog
eens diep na; ik heb tijdens mijn rondgang door
de stad allerlei geruchten opgevangen. Het
besluit tot deze kroning is in feite reeds
maanden geleden genomen. Om die reden zijn
Bharata en Shatrughna zo overhaast weggestuurd
uit de hoofdstad. Men vreesde dat hun
aanwezigheid hier tot verwikkelingen zou leiden.
Er zullen zeker goede gronden zijn voor die
vrees; waarom zou de kroning anders geregeld
worden tijdens hun afwezigheid? Bent u werkelijk
niet meer in staat uzelf deze simpele vraag te
stellen? Destijds, toen Dasharatha u tot vrouw
nam, beloofde hij u plechtig dat, als u een zoon
zou krijgen, deze tot koning van dit rijk
gekroond zou worden. U bent dat misschien
vergeten, maar ik zeker niet. Het is uit angst
dat Bharata's aanwezigheid hier op dit
belangrijke ogenblik de herinnering aan deze
belofte zou kunnen oproepen en zodoende hun
plannen zou dwarsbomen, dat zij Bharata hier
hebben weggehouden door hem naar zijn grootvader
te sturen. Heeft de kroning eenmaal
plaatsgevonden, dan kan niets deze meer ongedaan
maken. Om deze boze opzet te doen slagen, hebben
ze hun idee geheim gehouden en al die tijd voor
u verborgen. Denk eens na over de diepere
bedoelingen van hun handelwijze. U staat nooit
stil bij dergelijke aangelegenheden: voor u is
het ·l melk wat wit is! Men maakt misbruik van
uw domheid en uw argeloosheid. U gaat volledig
op in uw liefde voor Rama en in uw verdwazing
herhaalt u steeds 'Ram, Ram' . Welnu, alle
andere overwegingen terzijde gelaten: die Rama,
die u zozeer bemint, heeft die u tenminste op de
hoogte gebracht van het grote geluk dat hem ten
deel was gevallen?'
De gewetenloze
Manthara gebruikte menig listig en
ogenschijnlijk oprecht argument om de zuivere,
onzelfzuchtige gedachten van Kaikeyi te
vertroebelen en te vergiftigen.
Zij sprak:
'Moeder, wie is er in de stad Ayodhya bereid ons
een weinig respect te betonen? Wie bejegent u
hier als iemand die iets betekent? Zij zijn
allen één en hebben zich allen eendrachtig tegen
u gekeerd. U bent een vreemdelinge in deze Stad.
Zij zouden u zelfs binnenkort uit Ayodhya kunnen
verjagen; zij zullen ook een dergelijke laagheid
niet schuwen. De keizer is een geslepen
bedrieger, die handig manipuleert; als hij bij u
komt, spreekt hij lieve woorden om zijn grillen
te bevredigen en hij vertrekt als overwinnaar! U
beseft niet dat u een zwakke plek hebt, die u
belet de hoge status te bereiken die u toekomt.
Moeder! U mag niet vergeten dat koningen immer
worden beheerst door wellust en niet door
liefde. Uw vader wist dat en wilde u daarom niet
uithuwelijken aan deze bejaarde
huwelijkskandidaat. Na langdurige
onderhandelingen en vele gesprekken en dankzij
de bemiddeling van de wijze Garga, werd op het
huwelijksaanzoek ingegaan, zij het dat
Dasharatha werd gedwongen om aan talrijke
voorwaarden te voldoen.
Vandaag zijn die
overeenkomsten in vlammen opgegaan en is uw zoon
bedrogen; intussen spelen zij rustig en vrolijk
hun spel! Waarom zouden zij anders hun kans
benutten nu uw zoon afwezig is? Waarom zouden ze
zoveel haast hebben dat geen enkele heerser
buiten de grenzen van het keizerrijk de kroning
kan bijwonen? Denkt u toch eens in hoe hun
gemene mentaliteit aan het licht komt! Wat zijn
zij vol van ondeugd en bedrog! Indien de
naburige vorsten worden uitgenodigd, zal uw
vader beslist niet de kans verzuimen om aanwezig
te zijn. Hij zal dan natuurlijk ieders aandacht
vestigen op de belofte die hem indertijd gedaan
is. Dus zijn ze van plan de kroning door te
voeren zonder iemand ervan te verwittigen; is de
plechtigheid eenmaal achter de rug, dan kan,
zoals zij weten, niets die meer ongedaan maken.
Deze samenzwering is door sluwe lieden met dit
oogmerk uitgebroed, dus wees tijdig
gewaarschuwd. Als u dit moment laat voorbijgaan,
dan zal uw lot zo verachtelijk zijn als dat van
een hond. Talm dus niet, maar denk diep na en
neem het juiste middel te baat om de kroning te
voorkomen.' Zo stookte Manthara het vuur van
woede en haat nog verder op. Ten langen leste
bezweek Kaikeyi voor haar kuiperijen! Zij sprak:
'Terwijl ik naar je woorden luister, komt mij
elke nieuwe verklaring nog overtuigender voor
dan de voorafgaande! Ja, je hebt gelijk, deze
aangelegenheid kan niet wachten. Wat is de
volgende stap? Als je me kunt vertellen wat ik
nu doen moet, zal ik ernaar handelen.'
Toen Kaikeyi zo
duidelijk te kennen gaf dat zij zich had laten
inpalmen door haar sluwe listen, werd Manthara
overmand door vreugde en trots. Zij sprak nu met
groter zelfvertrouwen: 'Moeder! Verdere
overwegingen zijn overbodig. De argumenten
waarmee u uw eisen kracht kunt bijzetten zijn
sterk en voor de hand liggend. Op de dag dat de
keizer dankbaar de hulp aanvaardde, die u hem
verleende op het moment dat hij in levensgevaar
verkeerde, bood hij u toen niet twee gunsten
aan? En mocht u toen niet elke twee gunsten
vragen die u maar wilde? Hebt u hem toen niet
gezegd dat u, aangezien u op dat ogenblik niets
van node had, dit aanbod in gedachten zou houden
en erom zou vragen wanneer de behoefte zich zou
voordoen ? Vandaag zullen deze twee wensen wel
duizendvoudig hun nut bewijzen! U kunt van hem
eisen dat hij ze u nu toestaat, nietwaar?'
Manthara's woorden, met kalme nadruk
uitgesproken, deden Kaikeyi het hoofd opheffen
alsof zij schrok. Zij sprak: '0 Manthara, wat
ben je toch slim! Je uiterlijke verschijning mag
dan die van een lelijke gebochelde zijn, je
vindingrijkheid en intelligentie verlenen je
grote charme. Ofschoon het je aan lichamelijke
schoonheid ontbreekt, wordt dat gebrek vergoed
door je intellectuele vaardigheden. Zeg mij hoe
ik mij van deze twee gunsten kan verzekeren en
welke het moeten zijn.'
Manthara
antwoordde: "Moeder! De eerste zal zijn dat uw
zoon tot yuvaraja moet worden gewijd. De
tweede zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat Rama
niet in het keizerrijk mag blijven.' Luisterend
naar Manthara's suggesties, die zonder enige
aarzeling werden geopperd, verzonk Kaikeyi in
diep gepeins. Toen zij zich hersteld had, sprak
zij: 'Manthara! Het is wellicht een
rechtvaardige eis dat mijn zoon gekroond wordt,
maar ik kan mij niet verenigen met de gedachte
dat Rama uit het rijk Verbannen wordt. Het idee
alleen al doet mij verdriet.' Dit zeggend liet
zij zich in een zetel vallen. Manthara zag dat
zij snel moest handelen. 'Moeder! Dit is niet
het ogenblik voor sentimentele gewetensbezwaren.
Aarzeling en uitstel veranderen zelfs ambrozijn
in vergif. U zult vastberaden moeten zijn,
anders zal ons plan mislukken. Voor het wrede
onrecht dat zij u hebben aangedaan is deze
vergelding nauwelijks toereikend. Als u wenst
dat uw zoon koning wordt en u de status van
koninginmoeder verkrijgt, zult u moeten doen wat
ik zeg, of ik zal mij door middel van vergif het
leven benemen. Ik kan niet verdragen u te zien
lijden, zolang ik leef.' Manthara weende
luidkeels, alsof zij werd meegesleept door haar
intense gevoelens van liefde en aanhankelijkheid
voor Kaikeyi.
Zij was de vrouw
die Kaikeyi reeds sinds haar kinderjaren had
verzorgd en had grootgebracht; zij was het die
haar al die jaren had gekoesterd en geliefkoosd
en met haar had gespeeld. Kaikeyi gevoelde diepe
genegenheid en achting jegens Manthara. Zij
maakte geen verdere bezwaren meer en begon in
plaats daarvan Manthara te troosten. 'Manthara!
Wees gerust! Je kunt er stellig van op aan dat
ik zodanig zal handelen dat je voldaan kunt
zijn. Zeg mij wat me nu te doen staat', sprak
zij.
Manthara
antwoordde: 'Toen ik u voorstelde om Rama's
verbanning naar het woud buiten dit koninkrijk
te eisen, deed ik dat niet - als u dat mocht
denken - zonder de consequenties te hebben
afgewogen. Ik heb over alles lang en diep
nagedacht.' Wetend dat Kaikeyi een kind was in
politieke en juridische aangelegenheden, sprak
Manthara tot haar: 'De wet zegt dat onbelemmerd
bezit en vruchtgebruik gedurende twaalf
ononderbroken jaren aan iemand het
eigendomsrecht verlenen. Het is daarom beter een
verbanningsduur van, laten we zeggen, veertien
jaar vast te stellen; als Rama na deze periode
terugkeert, kan Hij het rijk niet opeisen; het
wordt onbetwistbaar eigendom van uw zoon.'
Manthara merkte dat Kaikeyi haar voorstel tot
het opvragen van de twee beloofde gunsten had
aanvaard, in de vorm die zij had aangeraden. Dus
sprak zij: 'Moeder! Talm niet langer! Als u in
uw huidige sternming de keizer om de gunsten
smeekt, zult u hem er niet toe kunnen brengen om
aan uw wens te voldoen. U moet uzelf opzwepen
tot een steeds heviger woede; uw kussens en
lakens rondsmijten door uw slaapvertrek; uw
juwelen in een hoek gooien; uw haren losmaken en
in wanorde brengen en u gedragen alsof u hebt
besloten een eind aan uw leven te maken. Ga op
de grond liggen in de pruilkamer - de kamer waar
koninginnen zich terugtrekken als ze worden
overmand door woede en verdriet, opdat ze worden
ontdekt en getroost. U kunt zÛ niet naar hem
toegaan en plompverloren om de gunsten vragen.
Doe alsof u aan wanhopige zielenpijn ten prooi
bent en slechts van de dood gered kunt worden
als u de twee gunsten worden toegestaan. Slechts
dan is uw eis het waard om te worden overwogen
en geaccepteerd. Sta op! Zet de eerste stap op
de weg die voor u ligt!'
Toen Manthara
dusdanig aandrong, zwichtte Kaikeyi voor haar
argumenten; nadat zij haar aanwijzingen had
opgevolgd, begaf zij zich naar de pruilkamer,
jammerend over haar lot en naderend onheil.
Manthara liet zich neerploffen op de grond voor
de kamer, nadat zij de deuren achter zich had
gesloten, alsof zij zich er niet van bewust was
wat daarbinnen al die opwinding
veroorzaakte.
Inmiddels was de
keizer gereed met het voorbereiden van de
kroningsplechtigheid. Uit de troonzaal komend,
vond hij dat hij, in plaats van naar Kausalya's
paleis te gaan, eerst het blijde nieuws aan
Kaikeyi moest overbrengen; dus haastte hij zich
naar haar toe. De dienaressen die langs de
gehele lengte van de gang stonden opgesteld;
zagen er verontrust en bezorgd uit. De keizer
redeneerde bij zichzelf dat zij het goede nieuws
nog niet gehoord konden hebben, want dat zou hun
gezichten zeker hebben doen stralen! Hij
beklaagde hen dat zij niet wisten dat Rama de
volgende dag gekroond zou worden! Hij begaf zich
naar het slaapvertrek waar hij dacht zijn
gemalin aan te treffen.
Toen hij
binnentrad, viel zijn oog op de her en der
verspreide sieraden, het onopgemaakte bed, de
stapels beddengoed op de grond en de algehele
wanorde en ontreddering. Verbaasd door de chaos
die hij aantrof, zocht Dasharatha de kamer rond,
maar hij kon zijn gemalin nergens vinden. Eén
van de kameniers zei tot hem: 'Maharadja! Hare
Hoogheid Kaikeyi Devi bevindt zich in de
pruilkamer.' Toen hij dit hoorde, was Dasharatha
hevig ontsteld; hij richtte zijn schreden naar
de pruilkamer en vond Kaikeyi languit op de
grond, in de verhullende duisternis van die
kamer, luid schreiend en jammerend. Hij sprak:
'Kaika! Wat is dat voor akelig tafereel! Waarom
ben je zo boos? Wie is de oorzaak van zoveel
smart? " Zeg het mij en ik zal hem terstond
doden; ik zal je vreugde schenken. Je hebt me
maar te zeggen wat je verlangt; ik ben altijd
bereid je wensen te vervullen. Jouw vreugde is
mijn vreugde. Weet je dan niet dat niets op deze
wereld belangrijker en dierbaarder voor mij is
dan jij? Kom, stel me niet langer op de proef.'
De keizer zette zich naast haar en haar hoofd
strelend, troostte hij Kaikeyi en vroeg hij haar
nogmaals naar de reden van haar boosheid en
verdriet.
Kaikeyi kreeg een
aanval van razernij; zij knarsetandde luid en
sloeg de handen van de keizer van zich af toen
hij trachtte haar te liefkozen. Zij sprak
toornig: 'Houd op met die schijnheilige praat!
Al die jaren heb ik het volste vertrouwen in u
gehad en zo heb ik deze vernedering aan mijzelf
te danken! Ik vertrouw u niet meer. Ik kon niet
geloven dat u tot een dergelijk huichelachtig
spel in staat zou zijn. Is dit de straf voor
mijn vertrouwen? Ga dan, ga maar naar uw
gunstelingen; waarom zou u bij mij blijven
zitten? U verpandt uw gedachten aan de één en uw
woorden aan de ander. Voeg uw woorden bij uw
gedachten. Ik zal hierna nooit meer van zins
zijn om geloof aan uw woorden te hechten. Doe
mij niet nog meer verdriet, doch ga heen zoals u
gekomen bent. Wat deert het u wat met mij
geschiedt? Het is beter als koningin te sterven
dan jarenlang in leven te blijven als slavin!
Deze dag zal de laatste van mijn leven
zijn.'
Het was Dasharatha
volkomen duister wat deze jammerklachten, die
geuit werden tussen haar snikken en zuchten
door, te betekenen hadden. Hij was volslagen in
de war en volledig verbijsterd. Hij schoof wat
naderbij en poogde zijn gemalin te troosten en
haar woede tot bedaren te brengen. 'Kaika!',
begon hij, 'wat hebben die woorden te betekenen;
ik begrijp er niets van. Ik zal nimmer valse,
huichelachtige taal spreken; dat is mij
onmogelijk. Mijn gedachten zijn in harmonie met
mijn woorden en zullen dat altijd zijn; de
liefde in mijn hart en mijn uitdrukkingen van
genegenheid komen voort uit dezelfde bron. Mijn
tong zal mijn geest niet logenstraffen; die is
daartoe eenvoudig niet in staat. Ik weet niet
hoe het komt dat je mij na al die jaren nog niet
kent en aan mijn oprechtheid twijfelt. Kwel mij
niet zo, zonder mij rechtuit te zeggen wat je is
aangedaan dat je zoveel pijn en verdriet
gevoelt. Zeg me wat er is gebeurd en waarom je
je zo gedraagt. Wat is de oorzaak van deze
zielenpijn?'
Dasharatha's
langdurig en meelijwekkend pleidooi had geen
enkele uitwerking! Hoezeer de keizer ook
aandrong, al wat Kaikeyi deed was vinnige
antwoorden geven, hem onbeschaamd negeren, hem
met bijtende spot bejegenen, of zich geheel doof
houden. Zij deed alsof zij totaal geen waarde
aan zijn woorden hechtte. Dasharatha was tot in
het diepst van zijn ziel gekwetst. Hij wist niet
meer wat te doen en riep Manthara binnen. Deze
stormde de kamer in en speelde haar
samenzweerstersrol, schreeuwend om hulp voor de
vorstin, haar meesteres. 'O koning! Red mijn
moeder!', jammerde zij en omklemde Dasharatha's
voeten.
Dasharatha was
waarlijk de onschuld zelf; er was in hem geen
spoor van dubbelhartigheid. Dus doorzag hij ook
niet het toneelspel dat voor hem werd opgevoerd.
Hij vreesde dat slechts een groot onheil zijn
geliefde zo onhandelbaar en hardvochtig had
kunnen maken. Daarom vroeg hij Manthara nogmaals
om hem te zeggen wat er nu eigenlijk was
voorgevallen. Manthara sprak: 'Maharadja! Wat
valt er te vertellen? Ik heb geen idee wat er is
gebeurd. Moeder onthult aan niemand de reden van
haar toorn. Zij rende plotseling van haar
slaapvertrek naar deze 'pruilkamer'. Toen ik dat
merkte, ben ik hierheen gekomen. Ik heb gebeden
en gesmeekt, maar zij wil mij geen reden noemen.
Zelfs u neemt zij niet in vertrouwen; zou zij
zich dan wel uitspreken tegenover mijn nederige
persoon? Wij zien hoe zij lijdt en hoe
hartverscheurend haar smart is; het is zo
ondraaglijk dat wij simpelweg moeten blijven
toezien! Wij vrezen dat haar iets zal overkomen
en hebben dus uw, komst afgewacht. Tenzij u haar
kunt troosten en de vreugde in haar hart kunt
doen wederkeren, zou haar toestand wel eens
kritiek kunnen worden. Zij heeft te hevig en te
lang geleden. Haar toestand verergert met de
minuut. Wij zullen ons nu maar
terugtrekken.'
Inhoud van deze
Vahini | vorige bladzijde | volgende
bladzijde