4.
Het
Wonder der Wonderen
Indiërs,
de kinderen van Bharat, geloven dat zij, ieder
afzonderlijk, het Atma zijn. Zij zijn zich ervan
bewust dat het Atma niet in tweeîn gespleten
kan worden door een zwaard, dat vuur het niet kan
verbranden, water het niet kan natmaken en dat de wind
het niet kan uitdrogen. [*]
Het Atma kent geen grenzen. Het heeft zijn centrum
in het lichaam, maar de buitenste grens is nergens. Dood
zijn betekent dat het Atma zich verplaatst heeft
van het ene lichaam naar het andere. Dat geloof is in het
denken van iedere Indiër vast
verankerd.
Het Atma is niet
gebonden aan materiële of wereldlijke beperkingen of
wetten. Het is in diepste wezen vrij. Het
staat voor ongebondenheid, reinheid, heiligheid,
volkomenheid. Daar Het echter in relatie staat tot
stoffelijke, inerte lichamen, verbeeldt Het zich
dat Het ook een product is dat uit materie is
samengesteld. Dat nu is het wonder, het mysterie, het
mirakel waarvan Het getuigt! Het is aan niemand
gegeven om dit mysterie te ontraadselen en dit wonder te
verklaren.
Hoe heeft de
volkomenheid (purna) van het Atma verstrikt
kunnen raken in de waan dat Het onvolkomen
(apurna) is, dat Het slechts een deel is en
niet volledig? Wanneer de inwoners van Bharat zeggen dat
de idee van onvolkomenheid nooit in hen kan opkomen, zijn
er misschien mensen die hen ervan beschuldigen dat zij
zich uit een onmogelijke situatie willen draaien.
Wellicht zeggen zij dat het listig bedacht is om het feit
te verhullen dat zij de hoogste waarheid niet kennen. Hoe
kan de hoogste zuiverheid, het ondeelbare, ook maar iets
van zijn aard verliezen? De inwoners van Bharat zijn
eenvoudig en oprecht. Zij zijn zelden gekunsteld, onecht.
Zij zouden nooit proberen onder een situatie uit te komen
met schoonschijnende argumenten. Zij hebben de moed om
elk willekeurig probleem waarmee zij geconfronteerd
worden manhaftig onder ogen te zien. Daarom luidt het
antwoord op deze probleemstelling: deze illusie - dat het
Atma zichzelf zou zien als gedeeltelijk - kan niet
bestaan! De vergissing om 'onvolkomenheid' toe te
schrijven aan 'het volkomene' mist elke grond. De
entiteit die zichzelf vol en volledig noemt, het
Atma, kan zichzelf niet voorstellen dat het
gebrekkig is en niet-volkomen. Het kan niet van zichzelf
vinden dat het begrensd is en beheerst wordt door het
stoffelijk omhulsel waarvan het zelf de kern
is.
Iedere persoon weet dat
hij zichzelf ziet als een lichaam. Kan iemand ons
duidelijk vertellen hoe die idee is ontstaan en is
blijven bestaan? Er is niemand die op deze vraag een
antwoord heeft. Wanneer wij, zoals sommigen doen, beweren
dat het de wil van God is, dan geeft dat geen antwoord op
de vraag. Wanneer je ronduit zegt: 'Ik weet het niet',
zeg je in feite hetzelfde als 'het is de wil van God'.
Uit die laatste woorden word je niet wijzer dan uit de
eerste. Waar het om gaat is dit: het Atma in het
individu (Jivatma)
is eeuwig, onsterfelijk, volkomen. Er is geen dood; wat
men voor dood aanziet, is het verhuizen van de atmische
kern. [**]
Onze huidige conditie
en omstandigheden worden bepaald door de daden die wij in
voorgaande levens hebben verricht. Op vergelijkbare wijze
worden de omstandigheden waaronder wij in de toekomst
moeten leven, bepaald door alles wat wij nu doen. Tussen
het ene leven en het volgende, tussen het ene overlijden
en het andere, gaat het individu vooruit of valt terug,
het verruimt zichzelf of het krimpt in. Als een zwak
schip dat op zee in een storm is terechtgekomen, klimt de
mens naar de schuimende top van een reusachtige golf en
het volgende ogenblik wordt hij met schrikbarende
snelheid in het diepste dal gesmeten. Dit stijgen en
dalen is het onontkoombare gevolg van zijn goede en zijn
slechte daden.
O, gij
kinderen der onsterfelijkheid! Luister! Luister naar
de boodschap van de rishi's; zij hebben een visioen
gehad van de hoogste majesteit (Purushottama)
die verblijft buiten het rijk der duisternis en
zinsbegoocheling.
'O, gij menselijke wezens! Broeders! Als jullie jezelf
willen bevrijden uit de opeenvolging van geboorte en
dood, is de enige weg die openstaat: Hem te
kennen.
Denk niet dat jullie zondaars zijn, want de eeuwige
gelukzaligheid (ananda) is jullie erfrecht.
Jullie zijn 'evenbeelden' van God die deel hebben aan
het onuitputtelijke, hoogste geluk. Jullie zijn in
wezen heilig, altijd volkomen. Jullie zijn werkelijk
God die op aarde wandelt. Is er een grotere zonde
denkbaar dan wezens als jullie zondaars te noemen?
Verwerp het gevoel dat je een schaap bent; laat je
door die idee niet van de wijs brengen. Jullie zijn
het Atma, druppels van de nectar der
onsterfelijkheid, wezens die geen begin en geen einde
kennen. Alle materiële dingen zijn volkomen aan
jullie onderworpen; jullie zijn geen slaven van de
materie.'
Zo spreken de rishi's.
Hoe kunnen mensen die niet intensief naar deze waarheid
gezocht hebben, deze uitleg van Indiërs begrijpen?
Indiërs zijn de gelukkigen die zich grote
geestelijke kracht verworven hebben doordat zij God
beschouwden als hun vader, moeder, goeroe, vriend en
geliefde. Zij hebben altijd God aanbeden als degene die
hen hier op aarde en in het hiernamaals dierbaarder is
dan iemand of iets anders. Hoe kunnen mensen die zich
alleen bewust zijn van het plezier dat de zintuigen
geven, kennis dragen van deze meest verheven Waarheid?
Door het hunkeren naar zintuiglijke genoegens wordt de
Waarheid aan het innerlijk oog onttrokken. Deze hunkering
treedt op talloos verschillende manieren aan de dag,
schept steeds meer hevige verlangens die voortdurend
dwingen tot handelen. Zij houden de waarheid verborgen
als achter een dik gordijn. [***]
Het
betekent een grote spirituele stap vooruit wanneer wij
erkennen dat dit gordijn er is. Dat is het
mâyâ-element
waarover de leer der Veda's spreekt. Sinds
onheuglijke tijden heeft dit gordijn de waarheid voor de
mens verborgen gehouden, terwijl zij toch zo voor de hand
lag. Reeds eeuwen geleden hebben Indiërs ontdekt dat
hier het voornaamste obstakel ligt. Hoe moet dit gordijn
worden verwijderd, zodat wij de werkelijkheid kunnen
waarnemen? Indiërs wisten dat het antwoord niet te
vinden is in de objectieve, uiterlijke wereld en dat het
daarom zinloos zou zijn daar te zoeken. Al blijf je
honderden jaren zoeken in de stoffelijke wereld, het
levert geen resultaat op. Je wordt immers alleen
overtuigd door de innerlijke ervaring.
Voor het verkrijgen van
geestelijke ervaring, legden Indiërs zich strikte
onthouding op en begonnen streng gedisciplineerd
onderzoek te doen totdat zij de waarheid onderkenden, en
deze verkondigden zij aan de wereld. Zij zwoeren alle
zintuiglijke impulsen af, evenals de veelsoortige
verleiding die verbonden is met het actieve bezigzijn in
de materiële wereld. Dat was de les die zij aan de
wereld meegaven. Voor deze Indiase speurders was de
denkende geest het instrument waarmee die verborgen
kennis te voorschijn gebracht kon worden, de grondslag
van de hoogste wijsheid die zij beschouwden als hun
kostbaarste bezit. Nu werd het dringend nodig dat zij
zich met het menselijk denken zelf gingen bezighouden.
Zij moesten nagaan wat het was en welke eigenschappen het
bezat. Al spoedig beseften zij dat het bestuderen van de
uiterlijke wereld nergens toe leidde. Toen richtten zij
hun aandacht op de innerlijke wereld, de wereld van het
bewustzijn. Op deze wijze legden zij het fundament voor
het vedantische,
filosofische denken.
Het is niet nodig om de
waarheid ergens anders te zoeken. Zoek in de mens zelf;
hij is het wonder der wonderen. Alles wat zich niet
in de mens bevindt, is buiten hem ook nergens te
vinden. Alles wat in de buitenwereld te zien
is, is slechts een grove afspiegeling van de
werkelijkheid in zijn binnenste! Langgeleden geloofde men
dat God (Ishvara) de wereld regeerde en dat
Hijzelf erbuiten stond. Deze gedachte werd door de
Indiase denkers gedurende hun sadhana aan de
werkelijkheid getoetst. Toen kwam aan het licht dat God
in de wereld was en is, en dat Hij er ook toe behoort.
Dit is de eerste bijdrage die Indiërs aan het
spirituele denken in deze wereld hebben geleverd: God
bevindt zich niet buiten de mens, maar Hij is zijn
diepste wezen. Zij verklaarden dat Hij onmogelijk
verwijderd kan worden uit het hart waarin Hij woont. Hij
is de Opperziel van onze ziel; Hij is de innerlijke
Werkelijkheid in ieder van ons. [zie bijv.
SB,
10:48, 17-27]
Mensen
die vurig verlangen het hoogste inzicht te krijgen in de
vedantische filosofie, moeten eerst enkele fundamentele
ideeîn goed begrijpen. Filosofie is geen boek; het
is ook niet het werk van één persoon.
Manu
(plaatje), de verhevene, heeft dit land van Bharat
Brahmavarta genoemd, de landstreek van Brahmâ,
het spirituele gebied waar het zoeken begonnen is naar de
Ene, het inwonende en alles ontstijgende principe, en
waar het ook gevonden is. Vanuit dit land van Bharat kwam
een bonte, feestelijke stoet op gang van heiligen die
zich met dit innerlijk speuren bezighielden. Deze stoet
marcheerde van hieruit over alle continenten. Zoals
machtige rivieren ontspringen in enorme bergketens, zo
ontsprong deze stroom van spirituele oefening, gericht op
het ontdekken van de hogere waarheid, hier in dit land.
Het heeft zijn spirituele boodschap aan de wereld
verkondigd met het zelfvertrouwen en de durf van
donderslagen uit dikke wolkenmassa's. Toen vijandige
grootmachten Bharat binnenstormden, wist dit heilige land
de slag te overleven. Het moest zich dapper teweerstellen
en kreeg veel agressie te verduren. Vele malen moest het
de aanvallen verdragen van invasielegers. Daarbij werd
het ernstige schade en veel leed toegebracht. Ondanks dit
alles heeft ons land zijn roem en glorie niet geheel
verloren en is krachtig en standvastig op deze weg
voortgegaan. Het was vanuit dit land dat de grote
Nanak,
die de belichaming was van gelijkmoedigheid en mededogen,
zijn grootse, wondermooie boodschap der Liefde predikte.
Een hart dat het gehele universum omsloot, kwam in dit
land tot bloei. De Bharatiya's, de kinderen van dit land,
erfgenamen van deze cultuur, openden hun armen wijd om
niet alleen de hindoe-filosofie te omsluiten, maar
eveneens die van de Islam. Goeroe
Govind Singh
behoorde tot hen die tot het bittere einde de
hindoe-cultuur heldhaftig verdedigd hebben. Hij liet zich
niet weerhouden door de martelingen die hem dwongen zijn
eigen bloed te vergieten en dat van hen die hij liefhad.
De mensen voor wie hij deze kwellingen onderging, lieten
hem in de steek. Toch sprak hij tegen zijn landgenoten
geen woord van verwijt, maar begaf zich naar de
Deccan-hoogvlakte en gaf de geest, zoals de koning der
dieren sterft wanneer hij in zijn hart geraakt is. Moge
de roem van deze man eeuwig op aarde voortleven! Aan
zulke vooraanstaande volksleiders is de gehele mensheid
dank verschuldigd, omdat zij zich in dienst stellen van
alle mensen, waar zij zich ook bevinden.
Zoals ieder individu
als schepsel uniek is, zo bezit ook ieder afzonderlijk
volk een uniek karakter. Iedere persoon verschilt in
bepaalde opzichten van anderen en is begiftigd met een
aantal specifieke karaktereigenschappen die alleen hij
heeft. Zo heeft ook elke natie bepaalde speciale
kenmerken die bij andere ontbreken. Ieder individu moet
een rol vervullen als deel van het geheel. Zijn eigen
vroegere handelingen (karma)
hebben een zekere levenslijn voor hem uitgestippeld die
zijn weg bepaalt. Zo is het ook gesteld met de
geschiedenis der volkeren. Ieder volk heeft een rol te
spelen die reeds in zijn lotsbestemming is vastgelegd.
Elke natie heeft een bepaalde eigen boodschap over te
brengen aan de wereldgemeenschap. Daarom is het
belangrijk dat de bewoners van Bharat vÛÛr
alles beseffen welke rol ons volk moet vervullen, welke
melodie het moet spelen in het wereldorkest van vrede en
geluk. Allen die hebben geluisterd naar verhalen voor
kinderen, zullen wel eens gehoord hebben dat bepaalde
slangen edelstenen in hun schild hebben en dat het niet
mogelijk is deze te doden zolang de kostbare stenen hun
schild versieren. Wanneer jullie dit goed in gedachten
houden, zullen jullie ook het meest wonderbaarlijke feit
in de geschiedenis der mensheid kunnen begrijpen,
namelijk dat de spirituele cultuur van India de eeuwen
heeft getrotseerd.