English: The Yogis



10. De Yogi's

In de filosofie van India, het vedantische denken, zijn, zoals gezegd [in hoofdstuk 9], drie stadia te onderscheiden waarin het onderzoek tot ontwikkeling komt, te weten: het dualistische (dvaita), het beperkt non-dualistische (vishishtadvaita) en het non-dualistische (advaita) stadium. Met menselijke vermogens is het ondoenlijk boven deze drie ontwikkelingsfasen uit te stijgen. Het non-dualistische eenheidsbeleven (advaita) ligt buiten het bereik van de doorsneemens; het is niet zo eenvoudig te begrijpen. Het is langs verstandelijke weg al moeilijk te bevatten, maar om het werkelijk te ervaren, moet men beschikken over een groot geestelijk inzicht. Daarom kun je beter beginnen met het dualistische (dvaita) stadium en dat gaan ervaren als de werkelijkheid achter alle dingen. Zo is de tweede fase, het beperkt non-dualisme, gemakkelijker te bereiken. 

De ontwikkelingsgang van de individuele mens moet met dezelfde snelheid en zekerheid plaatsvinden als die van zijn leefgemeenschap. Wij gaan van zuigeling, kind, puber, jonge man of vrouw, naar volwassenheid en oude dag. Het is een ontwikkeling die onmerkbaar plaatsvindt en toch onvermijdelijk is. Elk volgend stadium ervaren wij pas wanneer wij erin zijn. Zo gaat het ook met deze drie fasen in de filosofische ontdekkingstocht. Elke afzonderlijke visie ligt besloten in de andere, en elke volgende is voortgekomen uit het beleven van de voorafgaande. Men kan zich onmogelijk van alle drie tegelijkertijd bewust zijn. Afhankelijk van onze spirituele inspanning (sadhana) en van de ervaringen die wij daaruit verworven hebben, groeit ons bewustzijn van het ene inzicht naar het andere. Het wordt dan de bron van al ons denken en doen. 

Degenen die beweren dat het universum de werkelijkheid is en die tegelijkertijd verklaren dat het bestaan van een God berust op fantasie, bewijzen alleen hoe dom zij zijn. Want wanneer het resultaat, de kosmos, echt is, moet deze toch een oorsprong hebben. Er kan immers geen resultaat zijn zonder oorzaak. Je kunt alleen loochenen dat er een God is wanneer je loochent dat het universum bestaat. God verdwijnt slechts wanneer ook het universum verdwijnt. Alles wat zich op dit ogenblik aan ons voordoet als kosmos, is in werkelijkheid God. Dat is het hogere inzicht dat de ware geestelijke leerling verwerft wanneer zijn inspanningen met succes worden bekroond. Eigenlijk is het universum, zoals wij het ervaren, een droom. Wanneer wij uit die droom ontwaken, zal de waarheid dat dit alles God is, haar stralende licht verspreiden in ons bewustzijn. Vanaf het begin der tijden is de God die wij buiten onszelf geplaatst hebben, binnenin ons eveneens werkelijkheid. De mensheid zal ook deze hoogste Waarheid als grondslag van het geloof gaan aanvaarden. 

Er bestaat uiteraard geen enkele filosofie die bevrediging kan schenken aan alle mensen van iedere geaardheid en elk geestelijk niveau. Elke denkrichting heeft een duidelijke, eigen waarde. Ieder stadium van intellectuele ontwikkeling, elk verstandelijk vermogen, verschilt van andere. Daarom zullen de drie bovengenoemde filosofische scholen - de dvaitische, de vishishtadvaitische en de advaitische - mensen en groepen van mensen aanspreken van uiteenlopend karakter. Derhalve mag geen van de drie beweren de beste te zijn en de andere als ondeugdelijk bestempelen. Alleen mensen zonder wijsheid hanteren zulke methoden. 

Wanneer mensen ons confronteren met hun fanatieke opvattingen, moeten wij hen tegemoet komen met een glimlach en oprechte welwillendheid, vervuld met devotie voor God. Je mag zeer zeker bedwelmd raken, maar alleen omdat je de wijn der liefde hebt ingedronken. Wanneer er iemand naar ons toekomt die popelt om aan het werk te gaan, moeten wij onze energie en vaardigheid met hem delen en samen met hem aan de slag gaan. Op die manier ontstaat er een mogelijkheid om harmonie te scheppen tussen aanhangers van verschillende religies en filosofische denkwijzen. Zo worden de diverse denkrichtingen en geloofsovertuigingen samengebracht. Hoe uitzonderlijk mooi zou de wereld eruit zien wanneer dit principe der harmonie en eendrachtige samenwerking deel was geworden van ieders karakter. Wat zou de wereld gelukkig zijn wanneer iedereen ervan overtuigd was dat zijn eigen zienswijze, hoe ruim ook, slechts een gedeelte van de werkelijkheid kan bestrijken, en dat er voor het bereiken van de Waarheid een harmonieus samengaan van vele andere aspecten vereist is. 

Yoga betekent 'samenkomen'. In India, waar bij iedereen de yoga reeds eeuwenlang door de aderen stroomt, bestaat de mogelijkheid om een groot aantal religies en overtuigingen vreedzaam naast elkaar te laten bestaan; dat is de ideale, universele godsdienst. Dit 'samen leven' kan in de gemeenschap van mensen worden verwezenlijkt door degenen die zo moedig zijn hun geloof dagelijks in praktijk te brengen. Er kan een eenheid tot stand komen tussen uiterlijk gedrag en innerlijk zijn. De geestelijke leerling (sadhaka) die het pad der liefde wil volgen, zal streven naar vereniging met de belichaming der Liefde, namelijk God. Iemand die leeft naar de vedische leer, kan in die ene Godsidee ervaren dat de gehele schepping één is. Het pad van yoga wordt in het Sanskriet op verschillende manieren omschreven, afhankelijk van de context. Maar mensen die deze eenwording kunnen bevatten en in praktijk brengen, worden vereerd als yogi's. [*]

Degenen die de eenheid trachten te bereiken door middel van bezigheden en prestaties, zijn de karmayogi's. [BG, Hoofdstukken 1-6]. Zij die het pad van de liefde (prema) volgen, zijn de bhaktiyogi's [BG, Hoofdstukken 6-12]. Mensen die proberen hun verborgen geestelijke vermogens te manifesteren en deze in de juiste richting te leiden, zijn de rajayogi's. Zij die liever blijven bij logisch analyseren en redeneren en zo hun intuïtief inzicht ontwikkelen, zijn de jnanayogi's. [BG, Hoofdstukken 13-18]

 Karmayoga 

Om de eenheid met God te bereiken, kiest de karmayogi voor het verrichten van handelingen die verheffen en sublimeren. Wij komen op deze wereld veel mensen tegen die geboren schijnen te zijn voor het volbrengen van één bepaalde boodschap of opdracht. Hun intellect stelt zich niet tevreden met denkbeelden alleen en met plannen maken. Hun gedachten zijn vol van praktische, concrete ideeîn die zij dringend nodig moeten verwezenlijken. Zulke mensen hebben een boek met richtlijnen (Shastra) nodig dat hun wijst wat de goede, juiste wegen zijn die zij moeten bewandelen. Elk wezen op aarde kun je vroeg of laat bezig zien met de een of andere werkzaamheid. Toch zijn er maar weinigen die de volle betekenis en waarde van karma begrijpen, of die begrijpen hoe zij met die onontkoombare neiging werk te verrichten, tot de beste resultaten kunnen komen. Vandaar dat men het leven maakt tot iets dat banaal is en onvruchtbaar. Door karmayoga wordt de mens zich bewust welke betekenis het werken heeft en wordt hem voortdurend gewezen hoe hij het meeste profijt kan hebben van zijn activiteiten. Door middel van karmayoga leer je waar, wanneer en hoe karma moet worden verricht, hoezeer een spirituele motivatie je tijdens de uitvoering van het werk innerlijk sterken kan, en met welke geesteshouding je karma moet aanvaarden zodat je je daardoor ook innerlijk ontwikkelt. 

Er zijn mensen die tegen dit alles één groot bezwaar te berde brengen, en dat verdient enige aandacht. Hun bezwaar is dat karmayoga te veel lichamelijke inspanning vergt. In wezen echter bepalen de mensen met wie wij omgaan de mate van spanning en inspanning waaraan wij lichaam en denkende geest blootstellen. 'Ik vind het bijzonder prettig mij alleen met deze taak bezig te kunnen houden'. 'Ik wilde hem alleen maar goeddoen, maar hij negeerde mijn verlangen en probeerde mij te kwetsen'. Dergelijke reacties zijn gewoonlijk de oorzaak van bovengenoemde spanning en inspanning. Door teleurstelling verliest men zijn belangstelling voor actieve deelname. Met een activiteit poogt men op enigerlei wijze goed te doen, in de hoop daaraan vreugde te ontlenen en aan menig medemens vreugde te kunnen geven. Wanneer die vreugde uitblijft, is er plotseling de wanhoop. 

De les die karmayoga ons leert is echter dat wij niet gehecht moeten raken en moeten werken zonder ons zelfs bewust te zijn wie erdoor geholpen wordt en hoe. Verricht karma als karma, ter wille van karma. Waarom hebben de handen van de karmayogi zoveel te doen? Omdat werken behoort tot zijn ware aard. Hij voelt zich gelukkig wanneer hij bezig is, dat is alles. Hij probeert niet te wikken en te wegen wat de resultaten zullen zijn, want hij wordt niet gedreven door koele berekening. Hij geeft altijd en ontvangt nooit. Smart of teleurstelling kent hij niet, want voordeel van welke aard ook heeft hij niet verwacht. 

Bhaktiyoga 

Het tweede pad is de yoga van de toewijding. Deze yoga past meer bij mensen die gevoelsgericht zijn. Het is de weg voor hen die in staat zijn hun hart te laten volstromen met liefde. Zij zijn geneigd God te beschouwen als hun geliefde. Hun bezigheden zijn andere dan die van de karmayogi: wierook branden, bloemen verzamelen voor de eredienst, altaren en tempels bouwen om zo de symbolen van schoonheid, wijsheid en macht te kunnen aanbidden. [zie ook bijv.:
SB, C11-11, vers 29-49]

Ben je geneigd hiertegen bezwaar te maken, omdat dit niet de juiste manier zou zijn om de eenheid met God tot stand te brengen? Bedenk dan dat er over de gehele wereld heiligen en wijzen zijn geweest die juist uit deze spirituele traditie van devotie en toewijding zijn voortgekomen. Er zijn enkele religies geweest die hebben geprobeerd God voor te stellen als vormloos en die de godsaanbidding door middel van bovengenoemde handelingen hebben bestempeld als godslastering. Zij hebben geprobeerd de bhakti-cultus te onderdrukken en zijn zodoende minachtend voorbijgegaan aan de werkelijkheid, in al haar macht en majesteit. Het is een bewijs van geestelijke blindheid wanneer men gelooft dat God niet gesymboliseerd kan worden in een bepaalde vorm. De beschuldiging dat een dergelijke verering geen vruchten kan afwerpen, mist elke grond. De gehele wereldgeschiedenis bewijst ons hoeveel er met devotie te bereiken is. Het is onbehoorlijk om zulke activiteiten belachelijk te maken, de erediensten en rituelen te bespotten die geestelijke leerlingen hun leven lang standvastig hebben verricht om de eenwording met de Heer te bereiken. Laten mensen die vurig verlangen God te aanbidden in een stoffelijke vorm hun ingeving volgen. Het is zeer zeker een zonde wanneer men afbreuk doet aan hun godsvertrouwen door hun vorm van verering te beschouwen als vruchteloos. 

De grote helden van het geestelijke leven, die de hoogste bergtoppen van het godsbesef hebben beklommen en de spirituele vervulling hebben bereikt, oefenen op het denken van de mensheid een ontzaglijk grote invloed uit. Het is dankzij de lange rij van zulke zieners dat de geestelijke boodschap van India bij alle volken der aarde ingang heeft gevonden. Als India erin geslaagd is in de gehele wereld eerbied af te dwingen, dan is het dankzij de kostbare schat die Indiërs verworven hebben en bewaard. Hier in dit land vormen de liefde voor God en de vrees voor de zonde de twee voornaamste pijlers waarop het leven gegrondvest is; zij gelden als eeuwige richtlijnen voor een goed leven. Bharatha heeft naam gemaakt als een heilig land dat doordrenkt is van zelfverloochening (thyaga) en spirituele leermethoden die gericht waren op de eenwording met God (yoga). In deze cultuur werden alle initiatieven aangemoedigd die waren gericht op het beheersen van de ongedurige gedachten. 

Hoe zouden de verklaringen die deze cultuur gaf voor het wezen en de eigenschappen van de hoogste Werkelijkheid, in de smaak kunnen vallen bij mensen die worden bezocht door gevoelens van onrust en hartstocht? Voor de grote architecten van deze cultuur was God de tastbare waarheid, het enige vaststaande feit, het doel waarop al hun liefde was gericht. Degenen die dit erfgoed bewaren en ernaar leven, zien daarom in de nihilistische argumenten die voortkomen uit een 'verstand' dat uiteraard beperkt is, eenzelfde soort dwaasheid als van de man in het verhaal. De dwaas zag een heilig beeld en omdat hij zo graag de God wilde zien die erin zat, sloeg hij het met een hamer aan stukken! 

De bhaktiyoga wijst zulke mensen altijd het pad van de liefde. Die methode vertelt hun lief te hebben zonder enig zicht op eigen voordeel. Heb allen lief; heb allen lief zoals je jezelf liefhebt. Dan blijf je onder alle omstandigheden ongedeerd, want zo schenk je aan iedereen vreugde en geluk. God woont in alle schepselen in de vorm van liefde. Dus jouw goddelijke liefde richt zich niet op het individu, maar op de God die in hem of haar woont, en wordt zo door Hem aanvaard. De godzoeker die zich verlaat op het pad van de devotie en toegewijde handeling, wordt zich hiervan al spoedig bewust. 

Sommige mensen hebben God lief als de moeder, anderen als de vader, weer anderen houden van God als hun dierbaarste, liefste vriend. Er zijn mensen die God beschouwen als hun geliefde, als het enige, hoogste doel van al hun streven. Al deze mensen pogen hun liefde te laten opgaan in de oceaan van liefde die God is. Zie in alle vormen van liefde die je waarneemt Gods eigen liefde. God is de grootste minnaar van alle mensen. Daarom zal God op iedere persoon die besluit deze mensheid die door God wordt - geliefd - te dienen, overvloedig zijn genade laten neerdalen. Wanneer het menselijk hart verzacht wordt door het lijden van anderen en zich tengevolge van dit medelijden gaat openstellen en verruimen, wees er dan van overtuigd dat God daar aanwezig is. Hiermee bewijst het pad van de devotie (bhakti) zijn waarde. [SB, 3-29]

Rajayoga 

Nu enige woorden over de rajayoga. Met rajayoga wordt het proces aangeduid waarmee men de volledige beheersing van de geest bereikt. Je behoeft daarbij je verstand niet uit te schakelen of de richtlijnen te volgen van een religieuze leidsman. De kans te worden misleid of in de verkeerde richting te gaan, bestaat niet. Men moet in elk stadium vertrouwen op het eigen intellect, zoals men dat door persoonlijke ervaring heeft ontwikkeld. 

Elk schepsel heeft drie verschillende instrumenten ter beschikking voor het verwerven van kennis; door middel van die kennis verkrijgt het individu wijsheid. Het eerste instrument is het instinct; in dieren is dit zeer sterk, actief en hoog ontwikkeld. Dit is het oudste vermogen, het laagste en daarom oefent het van deze drie de minst gunstige invloed uit. Het tweede instrument is de ratio, het verstandelijke vermogen. Daarmee zoekt men naar oorzaak en de bijbehorende gevolgen. In de mens is dit vermogen het duidelijkst aanwezig. 

Het instinct kan alleen functioneren binnen het beperkte terrein van de zintuigen en de zintuiglijke ervaring. De instinctieve kennis die de mens bezit, wordt voor het grootste deel ondergeschikt gemaakt aan zijn verstandelijke vermogens. De uiterste grenzen van deze ratio zijn zeer vaag. De rede kan zich over veel uitgestrektere gebieden bewegen dan het instinct. Desondanks is dit verstandelijke vermogen niet tot meer in staat dan zeer povere prestaties; de actieradius is beperkt. Het verstand kan alleen tot aan een bepaald punt doordenken en komt niet verder. De weg die ons logische denken aflegt, is geen rechte. Het lijkt meer op een cirkelvormig traject dat ons steeds weer terugvoert naar het beginpunt. 

Neem bijvoorbeeld alles wat wij weten over de stoffelijke wereld, van de dingen en elementen waaruit deze is samengesteld. De kracht die deze objectieve wereld voortstuwt en stuurt, laat het niet bij deze ene activiteit. Deze energie omvat ook alles wat verborgen aanwezig is buiten de waarneembare wereld. Daarom is het gebied dat wij met ons verstand kunnen bevatten en verklaren, te vergelijken met het soort 'bewustzijn' dat in een nietige molecuul opgesloten zit, te midden van de uitgestrektheid en grootsheid van de alles ontstijgende volkomenheid. 

Als wij ons willen begeven buiten de grenzen van het verstand en de volle vrijheid van het rijk der intuïtie willen betreden, zijn er bepaalde oefeningen en disciplines absolute noodzaak. Deze zijn samen te vatten met de woorden 'door God gedreven wijsheid'. 

Wij kennen immers slechts drie soorten wijsheid: 
1. Sahaja-jnana - de ingeboren wijsheid die ontleend wordt aan de vermogens tot handelen en waarnemen. 
2. Yuktiyukta-jnana - de kennis die is vergaard door het gebruik van onderscheidings- en beoordelingsvermogen. 
3. Ishvara-prerita-nana - door God opgewekte kennis die door Gods genade wordt verkregen uit het innerlijk schouwen en de intuïtie. 

De eerste van deze drie is de kennis zoals dieren die bezitten; de tweede is kenmerkend voor menselijke wezens, en de derde is het kostbare bezit van hoogontwikkelde zielen. Iedereen bezit de mogelijkheid om de kiemen van deze derde vorm van wijsheid te beschermen, op te kweken en verder tot ontwikkeling te brengen, want het vermogen daartoe is in eenieder sluimerend aanwezig. 

Ook het volgende mogen wij niet vergeten. Deze drie duiden op stadia van geestelijke groei. Het zijn geen drie aparte soorten wijsheid die elkaar uitsluiten. De goddelijke wijsheid zal nooit in tegenspraak zijn met de kennis vergaard door intelligentie en inzicht (yuktiyukta), maar zal eerder licht werpen op hetgeen in het yuktiyukta-stadium nog niet geheel duidelijk zichtbaar was. In ieder volgend stadium wordt het voorgaande bevestigd en verder uitgewerkt. Er zijn mensen die, geplaagd door een ongedurige denkende geest met al zijn grillige gedachten, hun eigen misvormde levensopvattingen aanzien voor een goddelijk geschenk, of als iets dat rechtstreeks te danken is aan Gods genade. Misschien vragen zij zelfs van anderen dat zij hun wijze raadgevingen opvolgen. Met hun inhoudsloze aanwijzingen brengen zij mensen op het verkeerde pad. Deze zieke geesten verkondigen dan aan iedereen dat hun dwaze geklets door God is ingegeven. 

Het ware geestelijk onderricht kan nooit tegengesteld zijn aan de yuktiyukta-jnana, kan nooit tot conclusies leiden die in tegenspraak zijn met de gevolgtrekkingen die met onderscheidingsvermogen en een juist waardeoordeel zijn bereikt. 

De grondslagen van bovengeschetste soorten yoga zijn alle in harmonie met deze visie. De rajayoga moet voornamelijk beoefend worden door een denkende geest met vastberadenheid. Dit is een veelomvattend onderwerp. Daarom zullen wij ons hier alleen bepalen tot één enkel, centraal thema. Het gaat hier om iets dat de enige toevlucht is voor de minsten onder de minsten en voor de verst-gevorderde yogi's, namelijk eenpuntig gerichte meditatie. 

Het is voor iedereen uiterst belangrijk dat hij zijn aandacht volledig concentreert op het ding dat hij onderhanden heeft en op de zaak waarmee hij bezig is. Of hij nu onderzoek verricht in een laboratorium, op een weg loopt, of een geleerde is die een boek bestudeert, ofwel iemand die een brief schrijft of een auto bestuurt. Hij kent de aard en de eigenschappen van het onderwerp of het voorwerp dat zijn aandacht heeft. Hoe meer hij zich concentreert, hoe beter het resultaat van zijn werk zal zijn. Wanneer men zijn geestelijke vermogens concentreert op een enkele activiteit, breidt men zijn kennis sneller uit en over een groter terrein. Concentratie stelt mensen in staat, wie zij ook zijn, wat voor werk zij ook doen, om de onderhavige activiteit tot een beter einde te brengen. Hetzij bij grote opdrachten, bij het gewone dagelijkse werk of in de spirituele ontwikkelingsgang (sadhana), wanneer je iets wilt bereiken, is concentratie van de geestelijke energieîn een absolute noodzaak. Het is de sleutel die de schatkamer van de hoogste wijsheid kan openen. Dit is het belangrijkste aspect van de rajayoga. Men kan zelfs zeggen dat het in de rajayoga het centrale thema vormt. Het aantal onwelkome, ongewilde, onnodige en zelfs schadelijke gedachten die wij in onze denkende geest toelaten, loopt in de miljoenen. Zij scheppen chaos in ons innerlijk. Zij behoren te worden buitengesloten. De denkende geest moet worden bewaakt en beheerst. De gedachten moeten onder streng toezicht worden geplaatst. 

Jnanayoga 

In de jnanayoga wijdt men zich voornamelijk aan het bestuderen van principes, dat wil zeggen van grondprincipes. Dit universum, deze kosmos, die wij zien als iets buiten onszelf, kan men vanuit verschillende wijsgerige theorieîn verklaren, maar voor een leek, voor degene die niet ingewijd is, bezitten deze geen van alle voldoende overtuigingskracht. De jnanayogi construeert vele van deze theorieîn en hypothesen. Hij is er niet van overtuigd dat de materie en alle activiteit in het universum echt zijn, en hij laat zich ook niet overtuigen door iemand die een ander inzicht heeft. 

Hij gelooft dat hij moet uitstijgen boven het niveau van de dagelijkse routinehandelingen en niet gebonden mag zijn aan maatschappelijke of andere verplichtingen. Hij beschouwt in de uitgestrekte oceaan van het Zijn (Sat) alle vormen en dingen slechts als druppels. Zij worstelen alle om vanuit de buitenkant te gaan naar het centrum, van waaruit zij door middel van maya vorm hebben gekregen. Ook de jnanayogi verlangt vurig op te gaan in dat centrum, de kern van alles wat werkelijk is, ver weg van de verwarring der ogenschijnlijke verscheidenheid. Hij stelt alles in het werk om zich niet alleen van die werkelijkheid bewust te worden, maar om zelf de waarheid te worden. Natuurlijk zal hij, wanneer hij die hoogste waarheid heeft beseft, zelf waarheid worden. De gedachte dat hij en de waarheid aparte, verschillende eenheden zouden zijn, kan hij niet verdragen. 

Voor hem is God zijn enige familielid en enige verwant. Een andere vriend heeft hij niet. Hij voelt geen andere drang, koestert geen andere gehechtheid of begeerte; God is zijn alles. Leed of blijdschap, mislukking of succes raken hem niet. Hij ervaart alleen een ononderbroken, onaantastbare stroom van zaligheidsbewustzijn. De mens die stevig gegrondvest is in deze geestestoestand, ziet dat de wereld met haar voor- en tegenspoed onbetekenend is en vol illusie. Om dat bewustzijn te handhaven, moet hij zonder innerlijke beroering weerstand bieden aan de zuigkracht van de zintuigen en aan de vele vormen van begoocheling van deze wereld. 

De beoefenaar van de jnanayoga is op zijn hoede voor alle verleidingen die zijn zintuigen hem voorhouden. Hij schuift deze terzijde en zoekt God; Daar vindt hij zijn kracht en zijn troost. Hij is doordrongen van het feit dat de energie die de allerkleinste schepselen leven inblaast evengoed als de allergrootste, voortkomt uit hetzelfde goddelijke principe. In gedachte, woord en daad demonstreert hij de visie die hij heeft verworven; dit is het hoogste inzicht (paramartha drishti). Dan zie je alle elementen - aarde, vuur, water, lucht en ether - als God zelf, en alle schepselen - mens, zoogdier, vogel en worm - als wezens die volkomen goddelijk zijn omdat zij uit God zijn geboren. 

Men moet hier één ding goed bedenken. Iemand die deze kennis van de inwonende Goddelijkheid bezit, en zelfs van wat hier bovenuit stijgt, kan niet worden geîerd als een persoon die geestelijke wijsheid bezit (jnani), want deze kennis moet worden verwerkt via de praktische ervaring. De ervaring levert het beslissende bewijs. Wanneer alleen het intellect instemmend knikt en in staat blijkt te bewijzen dat God alles omvat, moet diezelfde overtuiging in elk levensmoment van de gelovige doordringen en het in de juiste richting sturen. Jnana behoort niet slechts een stel netjes afgeronde gedachten te zijn of een pakketje keurig geconstrueerde principes. Deze wetenschap moet elke gedachte, elk woord, elke daad verlevendigen en vullen met geestdrift. Het Zelf moet gedompeld worden in de nectar van deze hoogste wijsheid. 

Het intellect is maar een gebrekkig instrument. Wat het intellect vandaag als juist aanvaardt, zal datzelfde intellect de volgende dag bij nader inzien verwerpen. Het intellect kan over de dingen niet het laatste woord hebben en een oordeel uitspreken dat voor eeuwig blijft gelden. Streef daarom altijd naar de praktische ervaring. Wanneer je zelf ervaring hebt opgedaan, dan begrijp je het Atma. Dat is jnanayoga

 

In de Indiase filosofie gelden de Vedaís als de stem van God. Vandaar dat voor alle Bharatiya's de Veda's de hoofdbron zijn van alle kennis. Alles wordt beoordeeld op basis van de Veda's. De oude wijsgeren hebben gesteld dat wat in overeenstemming is met de Veda's, wat goed en juist is volgens de vedische maatstaven, ook goed en juist is voor de mens. En dat alles wat niet in harmonie is met de Vedaís, ook niet in harmonie kan zijn met de mens. De Vedaís zijn niet gesproken door mensen, of geschreven door gewone mannen en vrouwen. Zij zijn door wijze mensen gehoord en generaties lang overgebracht van goeroe op leerling. De goeroe reciteerde, de leerling luisterde en reciteerde op gelijke wijze als zijn goeroe, met even grote zorgvuldigheid en nauwgezetheid. Op deze wijze zijn de Vedaís eeuwenlang doorgegeven. Niemand kan precies aangeven op welk tijdstip de Veda's voor het eerst werden gehoord en gereciteerd. Daarom aanvaardt men ze als eeuwig, (sanathana) zonder begin of einde. [zie ook SB 1:4, 15-33]

Nu moeten wij betreffende dit punt nog een zeer belangrijke waarheid in gedachten houden. Alle andere vooraanstaande godsdiensten in de wereld beschouwen bepaalde bekendmakingen als gezaghebbend die aan zekere heilige personen zijn gegeven door God zelf in menselijke gedaante, of door bepaalde bovenmenselijke persoonlijkheden of belichamingen van zekere goddelijke aspecten. Een dergelijke traditie volgen Indiërs echter niet. Zij zeggen dat de Veda's hun gezag niet ontlenen aan enig menselijk wezen. Zij stammen rechtstreeks van God. Zij waren er reeds toen onze geschiedschrijving begon. Hun autoriteit en hun geldigheid ontlenen zij aan zichzelf. Zij zijn niet geschreven of bedacht, niet geconstrueerd of samengesteld. De kosmos of schepping is grenzeloos en eeuwig, heeft geen begin en geen einde. Evenzo is er aan Gods stem, de Vedaís, geen grens te stellen. Ook zij zijn eeuwig, zonder begin of einde. De stam van het woord 'Veda' is 'vid', ofwel 'weten'. Toen het 'weten' begon, maakten ook de Veda's zich bekend. De rishi's zagen de Veda's voor hun geestesoog en vervolgens verkondigden zij deze aan de wereld. Zij zijn de 'zieners' der mantra's (mantra-drihstiís). 

De Vedaís bestaan uit twee hoofddelen. Het eerste is de Karmakanda en het tweede de Jnanakanda. In de Karmakanda wordt een aantal offerrituelen (kratuís) beschreven over het offeren aan het heilige vuur. In de moderne tijd worden de meeste daarvan niet meer door Indiërs uitgevoerd, daar het moeilijk is geworden deze te verrichten met de precisie die in de vedische regels wordt geîist. Enkele daarvan zijn nog wel in gebruik, zij het in een danig afgezwakte vorm. In deze Karmakanda wordt grote nadruk gelegd op de regels voor het morele gedrag. Deze morele voorschriften en beperkingen betreffende levenshouding en gedrag spreken van de levensstadia: Leerling (brahmacharya), gezinshoofd (grihastha), teruggetrokken (vanaprastha) en monnik (sannyasin).

De Karmakanda vertelt ook duidelijk aan mensen die verschillende beroepen uitoefenen en bepaalde  maatschappelijke posities bekleden goed of verkeerd is. Hier en daar passen de inwoners van India deze regels wel toe, zij het in een verwaterde versie. 

De Jnanakanda noemt men de Vedanta ofwel het einde der Veda's, het doel, het slot. De Jnanakanda wordt als door een tempel omsloten door de Upanishads. De aanhangers van de drie filosofische denkrichtingen (dvaita, vishishtadvaita, advaita), ook zij die Shiva, Vishnu, Sakti, Surya of Ganapati (Ganesha) aanbidden - Allen aanvaarden zij de Vedaís als de hoogste autoriteit. Zij geven wellicht aan de Upanishads en andere geschriften een uitleg die overeenkomt met hun eigen voorliefde en hun intelligentieniveau, maar niemand zal het aandurven de autoriteit van Veda of Vedanta te betwisten. Daarom is het mogelijk eenzelfde persoon te betitelen als Hindoe, Bharatiya of als Vedantist. 

De diverse filosofische scholen die tegenwoordig opgeld doen, zijn misschien moeilijk te volgen. Wanneer men echter de zaken in alle rust overdenkt, zal het duidelijk worden dat al deze richtingen steunen op de stellingen die in de Upanishads naar voren worden gebracht en op de conclusies die daaruit worden getrokken. Als een eerbewijs aan de universele aantrekkingskracht die van de Upanishads uitgaat, worden deze in tempels en op huisaltaren vereerd als beeld of als afbeelding. Zij zijn zozeer met ons leven verweven geraakt dat zij daarvan niet meer te scheiden zijn. 

 

Anantho Vai Veedah - 'De Veda is zonder einde'. Toch zijn de Vedaís ooit gereduceerd tot vier verzamelingen en in deze vorm werd de essentie bewaard. Toen werden deze vier onderwezen en overal verbreid om in de gehele wereld meer vrede en welvaart te brengen. Het zijn de Rigveda, de Samaveda, de Yayurveda en de Atharvaveda. [zie Veda's] Zij vormen de grondslag van alle rechtschapenheid (dharma). Zij verkondigen de werkelijkheid en bevorderen vrede en harmonie onder alle mensen doordat zij een levenshouding ontwikkelen vol muziek, verering en aanbidding, en omdat zij slagvaardigheid en weerbaarheid bevorderen in tijden van strijd. Zij houden de mensheid dit ideaal voor en sporen iedereen aan ernaar te handelen. 

Of de inwoner van India zich ervan bewust is of niet, achter elke juiste handeling die hij verricht, staat altijd een aansporing of een verbod van de Vedaís. Zij leiden alle bezigheden in goede banen en plaatsen ze in het juiste licht. Vanaf de bruilofts- tot de begrafenisceremoniën en zelfs bij de riten met betrekking tot de geesten der gestorvenen, zijn de Veda's een gids. Een echte Indiër mag de Vedaís nooit vergeten of zich ondankbaar tonen. De dualisten, de beperktmonisten en de monisten, allen richten zij hun leven in volgens de voorschriften die door de vedische wijzen zijn verstrekt. Zij weten in deze tijd echter niet meer waar zulke richtlijnen vandaan zijn gekomen en voor welk doel zij zijn gegeven. Wanneer zij dat wel weten, zal hun kennis betere vruchten afwerpen die van meer blijvende waarde zijn.

 

 

        

Inhoudsopgave          

                  

 

[*] Zie bijv. het S'rîmad Bhâgavatam, Canto 5, hoofdstuk 5, Heer Rishabhadeva's Onderricht aan Zijn zoons.