VAHINI'S
INHOUD
BABABOOKS



 

 
 


7. De Oude Mandir

HET LEVEN VAN SATHYA SAI BABA

 

 

Eerst werd er een mandir (tempel) gebouwd, voorzien van een pannendak. Deze bood plaats aan ongeveer dertig mensen. En enige tijd daarna werd er een hal neergezet. In de grote, overdekte ruimte van deze hal zouden de bezoekers kunnen eten en slapen. Deze ruimte was aanvankelijk aan alle vier de zijden open, hetgeen het grootste gedeelte van het jaar een voordeel was, gezien de hitte. Achter deze hal was nog een binnenplaats met een bron voor drinkwater, een dynamo voor stroom en twee vuurplaatsen waar men kon koken. Verder werden er enige opslagruimtes voor voedsel gebouwd terwijl er ook een kamer en een badkamertje voor Sai Baba kwamen. Aanvankelijk was Baba in een lemen met riet gedekte hut gaan wonen, maar enige tijd nadat de mandir voltooid was, trok hij in deze nieuwe stenen kamer. In de toekomst zou dit geheel bekend worden onder de naam Patha Mandiram, de Oude Mandir. Baba gaf darshan vanuit een kleine ruimte die open was aan de zijde van de weg. Deze weg zat iedere dag vol met lange rijen pelgrims, rijen die op donderdag vaak wel vijftig meter lang waren.

Baba vertelde de bezoekers hoe zij moesten leven, beantwoordde vragen, vertelde over Shirdi Baba, materialiseerde vibhuti en deed vele andere wonderen.
'Ik ben Rama. Ik ben Krishna. Ik word in vele Landen aanbeden. De mensen bidden tot mij in vele talen, zei hij tegen een groepje bezoekers uit Kamalapur.
'Krishna?' vroeg een van de aanwezigen, een trouwe devotee van deze goddelijke belichaming.
'Ja, ook Krishna, antwoordde Baba. 'Wil je de fluit horen?' Krishna is bekend als fluitspeler. In zijn jeugd was hij koeienhoeder op de weiden van Brindavan. Daar speelde hij op de fluit voor de gopi's (herderinnen), die zijn devotees waren. De holle fluit is het symbool van het hart dat gezuiverd is van alle verlangens en dat daardoor een geschikt instrument is geworden voor het spel van de Heer.
De man in kwestie keek Baba vol verbazing aan en deze zei: 'Leg je wang tegen mijn borst.' Toen hij dat deed, hoorde hij in plaats van Baba's adem de goddelijke klanken van Krishna's fluit.
Toen deze bezoekers dit verhaal vol enthousiasme aan Easwaramma vertelden, was zij zeer onder de indruk en zij ging onmiddellijk met hen mee terug naar de tempel in de hoop de klanken van de fluit ook te mogen horen. Allen gingen om Sai Baba heen zitten op de kale vloer van de centrale hal. Na enige aarzeling vroeg zijn moeder hem plotseling: 'Bezat Shirdi Sai Baba Krishna's fluit?'
Baba antwoordde: 'Ik bezit hem nu en ik bezat hem toen. Ik was toen Krishna en ik ben het nu.' Zijn moeder loosde een zware zucht. En hij vervolgde: 'Luister! De vorm van Shirdi Baba zal komen om op te gaan in deze vorm.' Na een stilte van enkele seconden hoorden allen het geluid van houten sandalen. De voetstappen kwamen de treden van de tempel op, liepen over de veranda en gingen toen de centrale hal binnen waar zij zaten. Een beetje boos zei Easwaramma: 'Wie komt er binnen met sandalen aan?' Maar er was niemand te zien en de voetstappen gingen gewoon verder. Bij Baba aangekomen verdween het geluid en hij zei: 'Dat was ik toen, in de tijd dat ik op de fluit speelde in de ruïne van de moskee.'
'Daarom heb je jezelf Sai Baba genoemd. Dat bedoel je. Ik kan het nog nauwelijks geloven,' mompelde zijn moeder zachtjes voor zich heen, bang dat haar zoon het zou horen. Dit was een hele belangrijke ontdekking voor haar, waar zij nog lang over nadacht.

Baba's zuster Venkamma raakte bijzonder geïnteresseerd in het leven en de leer van Shirdi Baba en zij vroeg de pelgrims die in Shirdi waren geweest voortdurend om meer informatie. Zij vroeg haar broer ook om een portret van het lichaam dat hij toen had en hij beloofde haar een mooie afbeelding. 'Aanstaande donderdag zal ik hem je geven,' voegde hij eraan toe. Op woensdag vertrok Baba naar Uravakonda en Venkamma dacht dat hij het vergeten was. Zij maakte daar geen punt van; zodra hij terug was, zou zij die foto wel krijgen. Sai Baba was echter van plan om zijn belofte gestand te doen. Op donderdag werd Venkamma vroeg in de ochtend wakker door geritsel achter een zak rijst die tegen de muur stond van de kamer waarin zij sliep. Zij dacht dat er misschien een rat zat of een slang en stond op om te kijken. In plaats van een rat of een slang trof zij achter de zak met rijst een opgerold vel papier aan. Het zat geklemd tussen de zak en de muur. Toen zij het vel uitrolde, zag zij een afbeelding in kleur van een oude man met een baard, gezeten op een rotsblok. Toen zij Baba enkele dagen later zag in het huis van zijn ouders, vroeg ze: 'Swami, weet u wie dat is op deze afbeelding?'
'Dat is Sai Baba van Shirdi. Het is het portret waarnaar je mij onlangs hebt gevraagd,' antwoordde hij.
Zijn moeder bekeek de afbeelding met grote belangstelling en Venkamma vertelde weer nieuwe verhalen over Shirdi Baba, die ze die ochtend van enkele bezoekers had gehoord. Easwaramma was erg blij toen zij hoorde dat Shirdi Baba het dorp Shirdi nooit had verlaten. Vanaf het moment dat hij er was gaan wonen, was hij er gebleven, tot zijn dood. En ze vroeg onmiddellijk aan haar zoon: 'Als jij die Sai Baba bent, waarom blijf je dan niet altijd hier? Je ging toen niet naar verafgelegen plaatsen. Hij verliet Shirdi geen enkele dag.'
Baba antwoordde: 'Juist daarom moest ik weer terugkomen, om dat te herstellen. Ik moet nu alle mensen zegenen die mij aanroepen, waar zij zich ook bevinden.' Toen Baba enige tijd later alleen was met zijn moeder, zei hij: 'Moeder, ga eens met mij mee, dan zal ik u iets laten zien.'
Zij volgde hem naar een kamer zonder ramen en hij wees haar naar een hoek. Daar verscheen, oplichtend in het duister, het beeld van de moskee in Shirdi. De reeds bejaarde Sai Baba zat ervoor op een matje. Haar ogen vulden zich met tranen, maar dat belette haar niet om op te merken dat de kafni van de heilige wel erg oud en gescheurd was en zij was blij dat haar Sathya zich beter kleedde. Zij had dus niet voor niets altijd zoveel zorg besteed aan de kleding van de kinderen.
Ook aan zijn vader heeft Baba een dergelijk visioen getoond en dat visioen was voor hem de directe aanleiding om zijn zoon te aanvaarden als de reïncarnatie van Shirdi Baba. Vanaf dat moment was ook hij ervan overtuigd dat Baba goddelijk was! Dat ging als volgt. Op een avond kwamen er enkele mensen uit Penukonda naar Puttaparthi en onder hen was ook Sri Krishnamachari, de advocaat over wie reeds eerder gesproken is. Zij brachten een bezoek aan Subbamma en ook Pedda Venkapa was op dat moment bij haar. Natuurlijk kwamen Baba's wonderen op een gegeven moment ter sprake en een van de aanwezigen vroeg aan Venkapa: 'Hoe zit dat nu eigenlijk met die Sathya van jou. Heeft hij werkelijk bepaalde krachten?'
'Voor mij is het ook allemaal een mysterie. Net als jullie tast ik in het duister met betrekking tot zijn ware aard,' antwoordde Venkapa zuchtend.
'Bedrieger!' riep Krishnamachari, die zich nog altijd beledigd voelde door wat Baba enige tijd eerder tegen hem had gezegd. 'Je houdt de eenvoudige dorpsbewoners voor de gek met die mooie verhaaltjes over je zoon.'
Venkapa was diep geschokt door deze woorden en zonder iets te zeggen verliet hij het huis van Subbamma en ging naar zijn eigen hut. Daar vertelde hij zijn zoon wat er was voorgevallen en hij daagde hem uit om deze twijfelaars - van wie hij er overigens zelf een was - een bewijs te geven van zijn goddelijkheid, zodat men hem voortaan niet meer zo zou aanvallen als die advocaat had gedaan. Baba droeg zijn vader op alle twijfelaars onmiddellijk naar hem toe te brengen en zo verscheen Venkapa even later met alle leden van het gezelschap.
Baba vroeg aan Subbamma, die ook was meegekomen, of zij het graf van Shirdi Baba wilde zien en toen zij daarop bevestigend antwoordde, nam hij haar mee naar binnen. 'Kijk,' zei hij, wijzend naar een hoek van de kamer. En daar verscheen de graftombe, bedekt met wit marmer. Er stonden overal bloemen en wierookstokjes en zij kon deze zelfs ruiken. In de hoek naast de tombe zat een devotee een mantra te herhalen. Toen verschoof het beeld en zij zag de Anjaneya-tempel in Shirdi en in de verte de margosa-boom. Zij kreeg het gevoel alsof zij buiten stond en over Shirdi uitkeek. Het hele landschap kilometers in de omtrek kon zij overzien.
Toen Baba haar weer naar buiten bracht, wist zij de aarzelende Krishnamachari zover te krijgen dat hij ook met hem mee naar binnen ging. Na hem volgden een voor een alle andere leden van het gezelschap en Baba toonde hun allen hetzelfde visioen. Tot slot nam hij zijn vader mee naar binnen. En toen deze weer naar buiten kwam, was hij een ander mens! Al zijn twijfels waren verdwenen! Krishnamachari verontschuldigde zich tegenover hem voor zijn opmerkingen. Ook hij was nu overtuigd van het feit dat Venkapa's zoon Sai Baba was.

Omdat Baba steeds meer tijd moest gaan besteden aan zijn toenemende schare devotees, moesten zelfs zijn ouders, wanneer zij hem wilden zien, net als de andere devotees naar de tempel komen en op hun beurt wachten. Nu viel dat in de praktijk wel mee, want het ging er allemaal tamelijk informeel aan toe. Sai Baba hanteerde geen speciale bezoektijden; iedereen kon op ieder moment van de dag naar hem toekomen. Om duidelijk te maken dat er beslist geen familieband meer was tussen hem en zijn ouders, noemde Baba hen niet langer amma en appa, maar griham ammayi (moeder van het huis) en griham abbayi (vader van het huis). Op hun beurt noemden zij hun zoon nu meestal Swami (Heer), net als de andere devotees. Venkamma bleek erg graag bhajans te zingen en zij sloeg geen bijeenkomst over.
Grootvader Kondama, die inmiddels de honderd was gepasseerd maar nog steeds heel gezond was, miste geen enkele darshan. Ook Easwaramma kwam iedere dag wel een of meer keren langs, maar dat was voornamelijk om te controleren of er wel goed voor haar zoon werd gezorgd. Subbamma was inmiddels overleden en er werd nu gekookt door een vaste groep devotees. Deze woonden permanent bij Baba en zij hadden achter de tempel enkele hutten gebouwd die als keuken dienst deden. Easwaramma glipte daar dan binnen en vroeg: 'Hoe gaat het met Swami? Heeft hij vandaag al iets gegeten?' of zij smeekte: 'Zorg goed voor hem. Je kunt zijn ribben tellen, zo mager is hij. Hij luistert niet naar wat wij zeggen. Hij staat erop zijn eigen gang te gaan, terwijl hij ons wel vertelt hoe wij ons moeten gedragen!' Ook Pedda Venkapa kwam nu geregeld kijken of hij ergens mee kon helpen. Geleidelijk begon hij steeds meer spullen, zoals rijst, meel en olie, mee te brengen van de markt die iedere maandag in Bukkapatnam werd gehouden en na enige tijd nam hij ook de zorg op zich voor het winkeltje in de ashram (verblijfplaats van een spiritueel leraar en zijn devotees). Dat was hem wel toevertrouwd, want hij had zelf sinds vele jaren een winkeltje in kruidenierswaren.

In de vorige alinea werd reeds melding gemaakt van het feit dat Subbamma inmiddels was overleden. Op een gegeven moment had Sai Baba haar in vertrouwen verteld dat zij nog maar een jaar te leven had. Zij had hem toen gezegd dat zij maar ééen wens had: zij zou Baba's darshan willen krijgen gedurende haar laatste ogenblikken op aarde. En dat had hij haar beloofd.
Toen haar gezondheid steeds verder achteruitging, nam haar familie haar mee naar Bukkapatnam. Daar bleef zij enige maanden, maar toen werd haar verlangen naar Baba zó groot dat zij ondanks haar zwakke gezondheid terugkeerde naar Puttaparthi. Reeds korte tijd na haar terugkeer moest zij vrijwel voortdurend het bed houden. Maar op het moment dat haar toestand snel verergerde, was Baba er niet! Hij was juist naar Bangalore vertrokken om daar enkele devotees te bezoeken en vandaar ging hij helemaal naar Tirupati. In haar koortsdromen sprak zij uitsluitend over Sai Baba en haar familie was daar helemaal niet blij mee. Toen zij weer bij bewustzijn kwam, vertelden zij haar dat Baba ver weg was en dat zij haar aandacht en liefde beter kon richten op haar familie in plaats van op die jonge wonderdoener. Zij namen haar zelfs weer mee terug naar Bukkapatnam, maar Subbamma bleef uitsluitend over Baba praten. Toen kwam het moment dat zij in coma raakte en stierf. Althans dat concludeerden enkele familieleden. Anderen zeiden dat zij nog leefde en dat men geduld moest hebben. In onderling overleg besloten zij te wachten met de begrafenis tot het lichaam blauw zou worden of zou gaan ontbinden. Ondertussen verliet Sai Baba Tirupati en keerde terug naar Puttaparthi. Direct na aankomst ging hij door naar Bukkapatnam. Hij had Subbamma immers zijn darshan beloofd. Er waren inmiddels al drie dagen verlopen sedert het moment waarop de familie voor het eerst had gemeend dat Subbamma was overleden. Subbamma wachtte echter op Baba! Deze ging naast haar zitten en riep zachtjes: 'Subbamma, Subbamma.' Tot ieders verbazing opende Subbamma haar ogen. Haar hand strekte zich naar hem uit, pakte zijn hand en begon die liefdevol te strelen. Baba bracht zijn andere hand naar haar mond en zij opende haar lippen. Uit zijn vingers liep het water van de heilige Ganges in haar mond en toen stierf zij.

Iedere dag kwamen er nu tientallen nieuwe bezoekers naar het dorp. Onder hen waren steeds vaker pundits (schriftgeleerden) die de jonge Sai ondervroegen over allerlei kwesties uit de veda's en de shastra's. Vaak was hun belangstelling voor zijn antwoorden niet oprecht, maar probeerden zij hem te betrappen op fouten teneinde hem op die manier te ontmaskeren als een bedrieger. Ook voor hen gold evenel wat Baba tegen anderen zei en nog steeds zegt: 'Kom, zie, ervaar, onderzoek en geloof dan.' Ook bevonden zich onder de bezoekers velen met belangrijke functies, zoals Hanumantha Rao, hoofdinspecdteur van het gevangeniswezen van Madras, Navaneetam Daidu, hoofd belastingdienst van Mysore, en Ranajodh Singh, hoofdcommissaris van Mysore. Zij kwamen naar Baba toe voor advies in zakelijke en persoonlijke problemen. Wat de overige bezoekers betrof, ging het om mensen die lichamelijk of geestelijk ziek waren, om mensen die uitsluitend uit nieuwsgierigheid kwamen, om personen die hoopten dat hij iets zou doen aan hun armoede en om personen die oprecht zochten naar geestelijke verlichting. Tot die laatste categorie behoorden velen die vroeger bij Sai Baba van Shirdi waren geweest en die nu ontdekt hadden dat deze opnieuw op aarde was gekomen. Een aantal van hen bouwde in de loop van de tijd een hut in de buurt van de tempel en bleef daar permanent wonen. Een van de eerste devotees van Shirdi Sai die bij Sathya Sai kwam, was Sarada Devi. Haar ouders waren devotees van zijn vorige belichaming en Shirdi Baba gaf hun dochtertje, dat in 1888 werd geboren, de naam Sarada. Omdat zij als baby roze was en blauwe ogen had, noemde hij haar liefkozend Goree, hetgeen 'roze baby' betekent. Zij had een zwaar leven, maar bleef Shirdi Baba altijd trouw. Tijdens haar laatste bezoek aan hem in 1917 gaf zij te kennen dat zij graag bij hem wilde blijven. Omdat hij spoedig daarna dit leven zou verlaten, kon dat niet. Hij deed haar toen een belofte. Hij zei tegen haar: 'Ik zal worden herboren in Andhra en dan zul je voorgoed bij mij blijven.'
In 1940 hoorde zij van Sai Baba's huidige bestaan en kort daarop kwam zij naar Uravakonda. Omdat zij twijfelde of hij wel de reïncarnatie zou zijn van haar geliefde Shirdi Baba, sprak Baba haar na het bhajan zingen aan.
'Je bent dus gekomen, mijn kind.'
Hij sprak in het Hindi net als hij dat tegen haar deed in Shirdi. Ze staarde hem aan, maar kon geen woord uitbrengen.
Toen zei hij: 'Ik krijg nog steeds zestien roepie van je.' Ofschoon haar twijfel op dat moment reeds verdween, vroeg zij Baba toch nog hoe die schuld dan was ontstaan.
'Van het geld dat je had ingezameld om naar Shirdi te sturen voor de viering van het Dasara-feest, leende je Balaram veertig roepie. Hij gaf slechts vierentwintig roepie terug en dus stuurde je zestien roepie te weinig naar Shirdi.' En fluisterend voegde hij eraan toe: 'Ik vraag je dit alleen maar om je ervan te overtuigen dat ik Shirdi Sai Baba ben... Je hebt mijn voeten nog niet aangeraakt... Je bent direct gaan zitten toen je binnenkwam.' En terwijl de tranen over haar gezicht stroomden, raakte zij zijn voeten aan.
Sedert die tijd bezocht zij Baba geregeld en in 1958 kwam zij definitief in de ashram wonen. Was zij enerzijds een van de eerste devotees van Shirdi Sai Baba die bij Sathya Sai Baba kwam, anderzijds zou zij ook de laatste zijn die hem verliet. Pas op eerste kerstdag van het jaar 1986 zou zij op zeer hoge leeftijd overlijden.

In die tijd werd Baba geregeld gevraagd om in een dorp of stad een beeld van zijn vorige belichaming te komen inzegenen. Veel dorpen en steden wilden een marmeren beeld van Shirdi Sai in hun plaatselijke tempel.
Een van de tempels die hij in die jaren inzegende, bevond zich vlakbij het station in Guindy, een buitenwijk van Madras. Eerst verscheen Baba in een droom aan Lokanatha Mudaliar om hem te genezen van een ernstige ziekte en de volgende dag bezocht hij hem ook persoonlijk. Enige tijd daarna besloot Mudaliar om een tempel voor Baba te bouwen op zijn land in Guindy. In een droom vertelde Baba hem dat hij geen afbeelding van zijn huidige vorm in deze tempel moest plaatsen, maar een beeld van zijn vorige lichaam. Bovendien stuurde Baba hem een brief om deze droom te bevestigen. Nadat de tempel gereed was - het was inmiddels 1949 - kwam Sai Baba zelf naar Madras om het beeld in te zegenen. Vóór de plechtigheid wilde Mudaliar graag Baba's voeten wassen en vereren en dat stond deze toe. Vervolgens vroeg hij: 'Swami, ik zou graag een afdruk van uw voeten willen hebben op deze lap zijde.' Baba ging hiermee akkoord en Mudaliar smeerde sandelpasta gemengd met poeder van de turmeric-plant op Baba's voetzolen.
'Swami, wilt u nu op deze doek gaan staan?'
'Maar waarom wil je mijn voeten?' vroeg Baba. 'Vandaag heb ik hier het beeld van de oude Baba ingezegend. Ik zal je de voeten geven van de oude Baba zelf!' en met deze woorden stapte hij op de doek. Toen hij er weer afstapte, stond er in de lap zijde de afdruk van een paar voeten die veel groter waren dan die van Sathya Sai. Shirdi Sai was een lange man, terwijl Sathya Sai juist erg klein is. Deze doek, die wederom een bewijs is voor het feit dat hij ook Shirdi Sai was, wordt nog steeds als een kostbare relikwie in de tempel bewaard. Mudaliar is nooit meer teruggekeerd naar zijn eigen huis. Hij bouwde een huisje in de buurt van de tempel en is daar blijven wonen tot zijn dood.

De reis naar Puttaparthi was voor velen een probleem, maar al spoedig gingen er nu bussen rijden. Zo kwam er een bus van Penukonda naar Bukkapatnam en een van Dharmavaram naar Bukkapatnam. Velen kwamen per trein aan in Penukonda. Van het treinstation was het enkele kilometers naar het busstation en de meesten legden die afstand af per ossenkar. Wachtend op de bus werden zij soms uitgescholden en belachelijk gemaakt door mensen die daar rondhingen. Door allerlei praatjes over Baba rond te strooien, probeerden zij de mensen ertoe te bewegen terug te keren naar huis. En er waren zelfs buschauffeurs die weigerden kaartjes te verkopen aan mensen die naar Sai Baba toe wilden. Was men na veel moeite toch in Bukkapatnam aangekomen, dan ging de reis daarvandaan verder per ossenkar. Dat wil zeggen: de bagage lag op de kar en de mensen liepen erachter. De kar hotste namelijk zó erg dat het niet mogelijk was om erin te gaan zitten. Dat hield niemand uit. En dus liep iedereen de laatste vijf kilometer. Met wat geluk stond de Chitravati droog, maar was dat niet het geval dan moest men door het water waden, elkaars hand vasthoudend om niet door de stroom meegesleurd te worden.
Maar al hun moeite werd beloond, want op de andere oever stond Baba meestal te wachten om de bezoekers welkom te heten. Hij bracht de uitgeputte, hongerige en dorstige bezoekers naar de tempel, waar zij voedsel en drinken kregen zoveel als zij wensten.

Een van de buschauffeurs die weleens in Puttaparthi kwam, was Pujari Lakshmayya. Hij was zelf de eigenaar van de bus waarin hij reed en hij woonde in Anantapur. Wanneer hij bezoekers met zijn bus naar Bukkapatnam had gebracht, ging hij soms zelf ook verder mee naar Puttaparthi, louter uit nieuwsgierigheid.
Op een dag kwam hij naar Baba toe samen met vier andere jongemannen. Evenals Pujari geloofden de andere vier niet, dat Baba echt wonderen kon doen en zij hadden besloten hem te testen. Die avond nodigde Baba hen uit aan tafel en na de maaltijd stelde een van de jongemannen voor om gezamenlijk naar de rivier te lopen. Baba stemde daar direct mee in en buiten gekomen zei hij: 'Wij kunnen het beste langs die kant lopen, dat is de kortste weg. We komen dan wel over de begraafplaats, maar ik neem aan dat jullie niet bang zijn voor geesten...'. De vijf verbleekten, maar geen van hen zei iets. Moedig volgden zij Baba dwars over de begraafplaats. Even daar voorbij zei Baba: 'Zullen wij hier gaan zitten in het zand? Dan kunnen wij wat praten. '
Met een schuine blik op de vlakbij gelegen graven gingen zij zitten, duidelijk niet van plan elkaar en Baba te bekennen dat zij wel degelijk bang waren voor geesten.
'Is er iets wat jullie mij zouden willen vragen?' opende Sai Baba het gesprek.
Reddy, de moedigste van het stel, zei met een triomfantelijke glimlach: 'U kunt toch wonderen doen? Ik zou wel een mango lusten!'
Vooraf hadden zij afgesproken hem om een mango te vragen, wel wetend dat die in de winter - het was januari - niet groeiden in Zuid-India.
Baba aanvaardde de uitdaging en zei: 'Dat is goed. Jullie mogen de mango zelf opgraven uit het zand.'
'Maar waar moeten wij dan graven?' vroeg Reddy.
'Hier, daar, waar je maar wilt!' antwoordde Baba in het rond wijzend.
Reddy koos een plek enkele meters bij het groepje vandaan en begon te graven met zijn vingers. Plotseling sprong hij in doodsangst achteruit toen hij iets zachts voelde en ervan overtuigd was dat het de stoffelijke resten waren van een pas begraven lichaam.
Baba glimlachte en zei tegen Pujari: 'Misschien wil jij verder graven?' Moedig stak deze zijn hand in het zand en groef een prachtige mango op.
Reddy probeerde zijn gezicht te redden met de woorden: 'Maar één mango is toch niet voldoende voor vijf mensen?'
Zonder antwoord te geven plukte Baba een fruitmesje uit de lucht en begon de mango in plakken te snijden. Allen kregen een flinke schijf, en nog een, en nog een... net zo lang tot zij geen van allen nog iets op konden. De rest van de mango legde hij neer in het zand. Die was nog lang niet op...

Eén mango of één appel of nog een andere vrucht uitdelen aan velen deed Sai Baba in die jaren wel vaker. Zo was hij eens met een groep van zo'n 25 devotees in Horsley Hills, in de bergen in het zuiden. Zij liepen wat rond en op een gegeven moment raapte Baba een platte, onregelmatig gevormde steen op en gaf die aan Srinivasa Reddy met de woorden: 'Gooi deze eens omhoog.' Reddy deed dat en iedereen volgde de steen met zijn ogen. Ofschoon hij bang was dat hij zijn handen zou bezeren bij het opvangen van de steen, deed hij dat toch. Alleen was het niet langer een steen, maar een appel.
Iedereen was verrukt. Vervolgens gingen zij langs de kant van de weg zitten en Baba zei: 'Willen jullie allemaal een partje?' Tegelijkertijd pakte hij een mes en begon de appel in partjes te snijden. Deze deelde hij uit tot iedereen een stuk had.

In die tijd ging Baba bijna dagelijks in de namiddag met een groep vaste bewoners en bezoekers naar de oever of de droge bedding van de rivier. De mannen liepen aan zijn ene kant en de vrouwen aan zijn andere. Wanneer zij de heuvel passeerden, knipte Baba soms met zijn vingers en vroeg de anderen dit ook te doen. Op het moment dat zij dat deden, verdween Baba en verscheen hij onmiddellijk bovenop de heuvel. Of hij stelde voor om te doen wie er het eerste bovenop de heuvel was. Op het moment dat de anderen vertrokken, riep Baba vanaf de top van de heuvel: 'Ik heb gewonnen!' Op een keer zei hij dat hij hun het derde oog zou laten zien. Dit derde oog is het innerlijke oog van wijsheid en Shiva heeft dit derde oog op zijn voorhoofd. Baba verplaatste zich naar de top van de heuvel en liet het derde oog licht uitstralen. Dit licht was zo helder en intens dat het de meesten verblindde en enkelen vielen zelfs flauw. Het goddelijk licht kan door niets worden geëvenaard; het is helderder dan het licht van de zon. De hele omgeving straalde ondanks de reeds invallende duisternis. Alle aanwezigen voelden een enorme vreugde. Na enkele minuten liet Baba het licht verdwijnen en verscheen hij weer tussen de devotees onderaan de heuvel. Degenen die waren flauwgevallen, kwamen weer snel bij kennis nadat hij wat vibhuti (heilige as) op hun voorhoofd had gesmeerd.
Op de top van de betreffende heuvel stond een tamarinde, die Baba kalpavriksha (wensboom) had genoemd. In die begintijd klom hij vaak met een aantal devotees naar de top van de heuvel en dan zei hij bijvoorbeeld: 'Pluk allemaal een blaadje en houd dat in je gesloten hand.' Wanneer iedereen dat gedaan had, vervolgde hij: 'Vraag in gedachten om wat je maar wilt!' Wanneer zij daarna hun hand openden, was het boomblad verdwenen en lag het gewenste erin. Soms waren er twijfelaars die Baba, vóór zij hun hand openden, vroegen wat zij gewenst hadden en hij antwoordde dan direct met: 'Pepermuntjes', 'Een stuk chocola', 'Een mango' of 'Een beeldje van Ganesha', net wat zij in gedachten hadden.
Een andere keer plukte hij voor iedereen een vrucht uit de boom en ook dan mochten zij zelf zeggen welke vrucht zij wilden. Gewone appels, granaatappels, druiven, vijgen, het maakte niet uit, alle soorten vruchten hingen erin, ongeacht het seizoen. En ongelovigen liet hij zelf hun vrucht plukken zodat zij konden zien dat Baba de gewenste appel, sinaasappel of mango niet uit zijn mouw tevoorschijn haalde.
Toen zij op een keer bovenop de heuvel waren, kwamen er plotseling dreigende wolken aan. Het zou niet lang duren voor het flink zou gaan regenen en onweren en Baba wist dat er dan een gevaarlijke situatie zou ontstaan. Dus zei hij tegen de devotees: 'Ga allemaal onmiddellijk naar beneden!' Nu waren er in de groep ook een zestal oudere mensen en die konden niet zo snel langs het steile, kronkelende pad naar beneden. Het zou minstens een half uur duren voor zij allemaal beneden waren en dat was te lang. Dus pakte Baba hen een voor een onder hun oksels, tilde hen op en zette hen binnen enkele seconden neer aan de voet van de heuvel. Vervolgens liepen zij snel in de richting van de ashram. Zij waren nog geen tweehonderd meter ver toen een enorm rotsblok op de heuveltop werd getroffen door een bliksemstraal. Het rotsblok brak in tweeën en de ene helft rolde donderend naar beneden.

Het doel van de tochtjes was uiteindelijk het zand van de Chitravati. Wanneer zij daar waren gaan zitten, vertelde Baba de aanwezigen over de goddelijke liefde en over de juiste manier van leven en hij illustreerde dat overvloedig met verhalen uit de Ramayana en andere heilige boeken. En zij zongen gezamenlijk bhajans, vaak urenlang. Maar ook renden zij langs de oever, spatten elkaar nat en maakten grapjes. Soms bonden de devotees touwen aan de takken van een boom en maakten daarvan een soort schommel, waarop Baba moest gaan zitten. Toen hij op een keer op die schommel zat, riep hij opeens tegen de op de grond gezeten devotees: 'Kijk!' Allen keken op en zagen toen de jonge Krishna, gezeten op een prachtige, met bloemen versierde jhula (schommel). De aanwezigen huilden van vreugde en enkelen vielen flauw. Dat is ook de reden dat Baba devotees slechts een enkele keer een dergelijk visioen schenkt. De meesten raken er helemaal buiten zichzelf van; zij kunnen het niet verwerken.
Meestal verrichtte hij nog enige andere wonderen. Zo vermaande hij op een keer enkele devotees voor het feit dat zij zich druk maakten over allerlei kleine probleempjes. Hij wees hen erop dat zij in zo'n geval japa moesten doen, dat wil zeggen de naam van God voortdurend herhalen met gebruik van een japamala, een bidsnoer. Dat brengt de geest tot rust. Je kunt hiervoor elke naam van God gebruiken, afhankelijk van je eigen voorkeur. God luistert naar alle namen. Plotseling wendde Baba zich tot een vrouwelijke devotee en zei: 'Doe jij geen japa?'
Nog terwijl zij bezig was antwoord te geven, vervolgde hij: 'O, je bent je japamala kwijt, is het niet?' Hij stak zijn hand in het zand, haalde een japamala tevoorschijn en sprak: 'Hier. Neem deze maar. ' Zij stond op en kwam eerbiedig naar voren. Sai Baba hield de japamala omhoog en zei met een glimlach: 'Wacht even. Vertel mij eerst eens welk bidsnoer dit is?'
Zij richtte haar blik op zijn handen en haar adem stokte. 'Dat is het mijne, Swami! Of beter gezegd, dat van mijn moeder.'
En zij vertelde de aanwezigen dat zij deze japamala van haar stervende moeder had gekregen. Zij straalde van blijdschap.
'Wanneer ben je deze japamala kwijtgeraakt?' vroeg Baba haar.
Tot aller verbazing antwoorddde zij: 'Dat was vier jaar geleden, Swami. Na een bezoek aan Bangalore heb ik hem nooit meer kunnen vinden.'
Hij overhandigde haar de kostbare japamala en raadde haar aan om hem iedere dag te gebruiken.
Wanneer de aanwezigen honger kregen, groef Baba soms in het zand en haalde gloeiendhete chapati's of dosa's - een soort pannenkoeken - tevoorschijn.
Meestal bereidden de vrouwen vooraf voedsel dat vervolgens in pannen werd meegenomen op een ossenwagen. Maar een enkele keer zei Baba: 'Het is vandaag een bijzondere dag. Jullie hoeven niets vooraf klaar te maken. Ik zal zorgen voor de maaltijd. Zet alle lege pannen maar op de ossenwagen.' Wanneer zij dan met soms wel vijftig of zestig man de hele avond hadden doorgebracht bij de rivier, was iedereen flink moe en hongerig. Dan liet Baba de lege pannen brengen en netjes op een rij zetten met de deksels erop. Hij plukte een takje van een boom, liep langs de pannen, raakte iedere pan met het takje aan en zei daarbij: 'Rasam, sambar, rijst, chapati,' en zo noemde hij nog enkele andere gerechten. Wanneer men de deksels van de pannen lichtte, kwam ieder een heerlijke geur tegemoet. Baba liet een aantal jongens lotusbladeren halen uit een nabijgelegen meer om dienst te doen als borden. Vervolgens vroeg hij allen op een rij te gaan zitten en deelde persoonlijk het voedsel uit.
'Daarom,' zei hij tegen de aanwezigen, 'zei ik jullie om geen voedsel klaar te maken. Ik was van plan om jullie iets goddelijks te geven, prasad (gezegend voedsel).'
In de moessontijd kon het soms plotseling flink gaan regenen. Zodra de eerste wolken verschenen, renden allen meestal snel terug naar de ashram in de hoop het nog droog te halen. Op een keer was er in het gezelsehap een man die aan tbc leed en die in verband daarmee erg bang was voor kou en regen. En natuurlijk begon het juist op die avond te regenen. Om te voorkomen dat deze man nog zieker zou worden dan hij al was, beval Baba de regen om de aanwezigen niet nat te maken. De devotees zaten in een grote kring om Baba heen en zij zagen de regen overal om hen heen vallen, maar zij bleven kurkdroog, net alsof zij onder een grote paraplu zaten.
In het begin van de vijftiger jaren werd de menigte rond Sai Baba steeds groter en daarom stopte hij met deze bijna dagelijkse tochtjes naar de rivieroever. Ook zijn dagelijkse huisbezoeken aan de devotees werden steeds minder en hielden op een gegeven moment helemaal op.

Devotees vonden de materialisaties die Baba deed, vaak heel spectaculair en soms zagen zij daardoor voorbij aan de 'echte' wonderen.
Zo was Baba op een dag in de ashram in gesprek met een groepje jongemannen van een college in Bangalore en op een gegeven moment vroeg een van hen: 'Swami, wij zouden heel graag met u naar de wensboom op de top van de heuvel gaan. Zou u dat willen doen?'
Zij hoopten uiteraard dat Baba, aangekomen bij de boom, allerlei vruchten voor hen zou plukken. Kasturi - de toekomstige schrijver van Sai Baba's biografie - die juist kwam aanlopen en hoorde wat er gevraagd werd, voegde zijn stem bij die van de anderen. Baba zweeg enige tijd en zei toen scherp: 'Heb ik daarvoor die speciale boom nodig? Iedere boom is geschikt.'
Nu hoopten zij dat hij hun vruchten zou geven van een andere boom. Maar Baba vervolgde: 'Waarom denken jullie eigenlijk dat ik een boom nodig heb? Zand is ook goed.'
Nu verwachtten zij dat hij iets uit het zand van de rivier tevoorschijn zou halen en daarom zei hij: 'Heb ik het zand uit een rivierbedding nodig? Is niet alle zand even geschikt?' Aangezien er in die tijd hard gewerkt werd aan de bouw van de nieuwe tempel, lagen er overal grote bergen zand en daarom zei Kasturi snel, wijzend op een grote hoop zand: 'We zullen op deze berg zand gaan zitten, Swami!' 'Denken jullie dat het scheppen van iets uit zand het enige wonder is? Is zand zo essentieel?' De groep deed er het zwijgen toe en Baba vervolgde: 'Moet ik iets scheppen opdat jullie een wonder kunnen zien? Is jullie bestaan zelf geen wonder van mij?'
Hij stond op en liep weg, de groep achterlatend met het besef dat Sai Baba de Ene is die alles heeft geschapen.

Zoals hiervóór reeds is vermeld, kunnen veel devotees het niet verwerken wanneer Baba hun een visioen schenkt. Daarom doet hij dat slechts in bijzondere gevallen, ook al vragen velen hem erom. Degene die een visioen krijgt, moet er op spiritueel niveau aan toe zijn. Soms kan de gelukzaligheid die het gevolg ervan is, zelfs leiden tot de dood van de betreffende persoon.
Dat laatste was het geval met Sri Krishnamurthy, een gemeente-ambtenaar van Mysore.
Op verzoek van een devotee was Sai Baba enige tijd in diens huis in Bangalore te gast en deze Krishnamurthy was vrijwel altijd aanwezig bij alle bijeenkomsten. Hij volgde Baba overal. Op een ochtend kwam hij plotseling naar Baba toe en zei zeer opgewonden: 'Ik weet dat u God bent. Toon mij uw werkelijke vorm!' Aanvankelijk negeerde Baba hem, maar dat accepteerde hij niet. Hij ging hem achterna en vroeg hem steeds hetzelfde. Tenslotte materialiseerde Baba een foto van Shirdi Baba en overhandigde hem die met de woorden: 'Kijk naar deze foto als je mediteert.' Vervolgens verliet Baba het huis en ging op bezoek bij enkele andere devotees. Toen hij enkele uren later terugkeerde, hoorde hij hoe Krishnamurthy een kreet van vreugde slaakte en toen Baba de kamer binnenkwam, bleek hij te zijn flauwgevallen. Toen hij even later weer bijkwam, beefde hij over zijn hele lichaam en haalde hij zwaar adem. Hij kneep zijn ogen stevig dicht, maar ondanks het feit dat hij Baba niet kon zien, volgde hij hem overal waar hij ging. Ondertussen vroeg hij aldoor, soms klaaglijk, soms dwingend: 'Geef mij uw voeten! Laat mij uw voeten aanraken!' Baba duwde hem zachtjes weg en toen hij bleef proberen zijn voeten aan te raken, verborg hij ze onder zijn stoel.
Enkele van de aanwezigen vroegen hem om zijn ogen open te doen, maar dat weigerde hij, zeggend: 'Ik wil niets anders zien dan Baba's voeten en ik wil ze aanraken.'
Krishnamurthy bleef dagenlang in deze toestand van opperste vreugde. Baba legde de anderen uit dat hij in deze toestand zijn voeten niet mocht aanraken omdat hij dan zou sterven. Tenslotte kon Baba hem overreden om naar huis te gaan met de belofte dat hij hem daar darshan zou geven. Zelf ging Baba voor enkele dagen naar het huis van een andere devotee.
Maar Krishnamurthy kon zich niet bedwingen. Hij liet een jutka (paard-en-wagen) komen en liet zich naar het huis brengen waar Baba zich bevond. Daar stapte hij uit - met zijn ogen nog steeds dicht - en begon rond het huis te lopen terwijl hij steeds snuffelde alsof hij Baba kon ruiken. Vervolgens begon hij op het raam te bonzen van de kamer waarin Baba zich bevond! Vanuit de kamer sprak deze tegen hem: 'Goede man, wees niet zo koppig. De vreugde van jouw ervaring is zo groot dat je lichaam niet sterk genoeg is om mijn voeten te zien en aan te raken. Ga alsjeblieft weg, bangaru (mijn beste).'
Toen de man zijn huis had verlaten, waren enkele familieleden hem gevolgd en ondanks zijn protest namen zij hem nu weer mee terug naar huis.
Daar bleef hij voortdurend verzonken in God en omdat hij alle eten en drinken weigerde, brachten zij hem na enkele dagen naar het ziekenhuis. Diezelfde dag goot Baba wat water over zijn voeten en met de woorden: 'Breng dit naar hem toe. Laat zijn verlangen vervuld worden,' liet hij dat naar het ziekenhuis brengen. Toen Krishnamurthy dit water opdronk, werd zijn lichaam plotseling weer sterk en zijn geest werd rustig. Zijn familie nam hem mee naar huis en daar aangekomen vroeg hij allen om gezamenlijk bhajans te zingen. Tot slot werd de arati, de lichtceremonie, gedaan, maar toen de vlam in zijn richting werd gezwaaid, bleef hij onbeweeglijk op bed liggen. Zijn verlangen was vervuld. Hij had Baba's lotusvoeten bereikt.

Ook in het volgende verhaal is er sprake van het bereiken van de eenwording met God. Het speelde zich slechts enkele jaren na de voorgaande gebeurtenis af.
In dit leven was er voor de kleine Manjula nog slechts een geringe hoeveelheid karma (gevolgen van handelingen in vorige levens) (
5) uit te werken en dat had zij inmiddels gedaan, dus waarom zou zij nog langer op aarde moeten blijven?
Voor de meeste mensen geldt dat zij zich in dit leven moeten bezighouden met karma-yoga, de weg van handelen. Wanneer zij slechts goede handelingen verrichten zonder verlangen naar de resultaten, verdiept hun devotie zich. Zij worden er zich steeds meer van bewust dat het niet gaat om aardse resultaten zoals geld, macht, roem en dergelijke, maar om het dienen van God door het dienen van hun medeschepselen. Zaken als geld en macht zijn zo kortstondig; slechts liefde is eeuwig. Wanneer zij op hun levensweg steeds meer devotie ontwikkelen, komt op een gegeven moment de doorbraak naar wijsheid. Zij zien of beter gezegd ervaren dan, dat alles in wezen één is, dat slechts God bestaat. Het is alleen zo, dat de meeste mensen oneindig veel levens nodig hebben om alleen al de weg van karma op de juiste manier te volgen. De meesten denken het geluk te kunnen vinden in eten, drinken, seks, uitgaan enzovoort, maar dat geeft slechts een kortstondige bevrediging. Alleen liefde, zuivere goddelijke liefde, kan eeuwige vreugde geven.
Het meisje dat op die bewuste dag de eenwording met God bereikte, had in haar korte leven velen het goede voorbeeld gegeven en de manier waarop zij enkele dagen eerder had gevraagd om te mogen opgaan in Baba's lotusvoeten, was voor alle aanwezigen een schitterend voorbeeld dat zij hun leven lang niet meer zouden vergeten en waaruit zij veel kracht zouden putten.
Het meisje en haar moeder waren reeds vele jaren Sai-devotees, maar het was er voor hen nog niet van gekomen om naar Puttaparthi te gaan. En dat terwijl zij toch tamelijk dichtbij woonden, namelijk in Bangalore. Maar in de zomervakantie van 1948 kwam het er toch van. Manjula, het achtjarige meisje, en haar moeder arriveerden in de ashram. In de dagen erna was het meisje vaak bij Baba in de mandir (tempel) en hij sprak veel met haar.
Op zondagavond zei Baba tegen de aanwezige devotees dat hij naar de oever van de Chitravati wilde om daar wat te praten en te zingen.
Toen Baba dat zei, rende Manjula snel weg om zijn chappals (sandalen) te halen. Toen zij ze voor hem neerzette, streelde hij haar haren en zei: 'Zeg me wat je wilt hebben, dan zal ik het je geven.' Tot ieders verbazing en verbijstering antwoordde ze: 'Ik heb maar één verlangen, Swami. Deze sandalen zitten soms aan uw voeten, maar ik wil voor altijd in uw voeten verblijven.'
Baba deed of hij in gepeins verzonk. Dus ging ze verder: 'U zei dat u mij zou geven wat ik ook maar zou vragen. Neem mij alstublieft op in uw voeten.'
Baba toonde ontroering, maar vervolgens deed hij alsof hij probeerde Manjula te bewegen om haar verzoek in te trekken.
'Ammayi (moedertje),' zei hij, 'je bent nog maar een kind. Je moet nog zoveel meer van het leven zien, nog zoveel leren, trouwen... '
'O nee!' antwoordde ze. 'Dat wil ik allemaal niet, Swami. Niets van wat u noemt, geeft blijvende vreugde. Ik zie duidelijk dat allen die gevangen zijn in het web van het huwelijk, een huis, zonen en dochters, lijden. Ik wil niet één van hen zijn. Ik verlang alleen naar deze liefhebbende voeten. U moet mij deze genade nu schenken.' En vervolgens begon ze hevig te huilen.
Sai Baba streelde haar vol liefde en probeerde verder: 'Ammayi, je hebt geen vader meer. Jij bent het enige wat je moeder nog heeft. Hoe zal je moeder de schok kunnen verdragen als jij ook nog weggaat, liefje?'
Onmiddellijk antwoordde ze: 'Ook als ik trouw, moet mijn moeder mij tijdens haar leven afstaan, namelijk aan mijn schoonfamilie. Dan zou zij ook huilen. Juist dan zou zij moeten huilen omdat haar kind ook gebonden zou worden, juist zoals zijzelf gebonden is. Waarom zou zij huilen wanneer ik uw voeten bereik? Zij zou mij blij uitgeleide moeten doen omdat ik naar een veel betere plaats ga. Swami, waarom spreekt u nu op deze wijze tegen mij terwijl u iedereen anders altijd aanraadt niet toe te geven aan verlangens en zwakheden. Ik luister niet meer naar U.' 'Goed, heel goed!' zei Baba.
Daarna gingen ze alsnog in stille optocht naar de rivieroever. De volgende dag gingen Manjula en haar moeder terug naar Bangalore. Op de daarop volgende donderdag - de dag die gewijd is aan de goeroe - zei ze tegen haar moeder dat ze op deze eerste dag na de vakantie niet naar school zou gaan. Haar moeder begreep niet waarom ze dat zei, maar ging er op dat moment niet verder op in. Vervolgens vroeg Manjula een roepie om een kokosnoot, bloemen en fruit te kopen voor een rituele offerande aan een foto van Sai Baba. Na de puja ging ze op bed liggen, zeggend: 'Ik ben ziek,' terwijl ze er heel opgewekt uitzag. Vóór haar moeder goed over het roepen van een dokter kon nadenken, stierf ze, zonder lijden, zonder klacht.
Zo voltooide dit meisje haar leven en kwam er voor haar een einde aan de cyclus van geboorte en dood.
Met Baba's hulp droeg haar moeder het verlies van haar enig kind, zo snel na de dood van haar echtgenoot, met grote gelijkmoedigheid. Zij bleef Baba's devotee.

Op een dag werd het dorp, op uitnodiging van degenen die niet in Baba's goddelijkheid geloofden, bezocht door Digambara Swami, een geheel naakte man van een jaar of zestig. Hij zat in een draagstoel, want hij kon niet meer lopen. Deze Digambara Swami werd door zijn bewonderaars beschouwd als een grote wijze en tientallen inwoners van Puttaparthi - zowel voor- als tegenstanders van Baba - kwamen naar het huis van Subbamma, waar hij door zijn dragers was neergezet. Hij zei niets, want hij had een gelofte van stilzwijgen afgelegd, maar zijn volgelingen wilden dat Baba zijn benen zou aanraken en zijn zegen zou vragen. Baba's tegenstanders begonnen leuzen te roepen en daagden hem uit met de woorden: 'Durft die bedrieger deze ware wijze onder ogen te komen?'
Sai Baba kwam naar buiten met een brede glimlach om zijn mond en met een handdoek in zijn handen. Allen keken vol verwachting toe. Hoe zou Baba reageren? Allereerst wierp deze de oude man de handdoek toe opdat hij zijn naaktheid kon bedekken. Vervolgens sprak hij: 'Indien jij alle banden met de samenleving hebt verbroken, zoals je naaktheid suggereert, waarom ga je dan niet naar een hol in het woud, ver weg van de menselijke samenleving? Waar ben je bang voor? Anderzijds, wanneer je sterk verlangt naar volgelingen, naar bekendheid en naar het voedsel dat in steden en dorpen te krijgen is, waarom sta je jezelf dan toe ten onrechte te worden aangezien voor een man zonder gehechtheid?'
Iedereen hield zijn adem in. Baba klopte de oude man op zijn rug en vervolgde: 'Ik ken je probleem. Je bent bang dat je geen voedsel en onderdak kunt krijgen wanneer je je terugtrekt uit het gezelschap van de mensen. Nu, ik verzeker je dat iedereen die de naam van de Heer op zijn lippen neemt, voedsel zal krijgen, waar hij ook moge zijn. Daar zal ik voor zorgen. Ook al ben je hoog in het Himalaya-gebergte of diep in het Dandakaranya-woud, dan nog zal ik je geregeld voedsel geven! Maar als je dat geloof en die moed niet bezit, kun je ook hier op Hem mediteren. Maar dan moet je niet naakt rondlopen en je last niet op de schouders van deze mensen leggen die jou van de ene naar de andere plaats moeten dragen. Ik zal jouw lasten dragen. Ik ben gekomen om jou te leiden en je naar het doel te brengen!'
Daarop namen de volgelingen van de oude swami, zonder iets te zeggen, de draagstoel op hun schouders en vertrokken.

Kort daarop kwam er een forsgebouwde, baardige sadhu op bezoek die siddhi-krachten bezat, dus wonderen kon verrichten. Hij was helemaal uit Kashmir gekomen om Baba uit te dagen en vrijwel direct na zijn aankomst zei hij tegen hem: 'Ik kan grotere wonderen doen dan u.'
Terwijl er zich een menigte om hen heen verzamelde, pakte hij een lege pot, hield hem schuin en liet er water uit stromen terwijl hij zei: 'Dit is water van de heilige Ganges.' Verder materialiseerde hij kumkum (rood poeder) en deed nog andere wonderen.
Enkele van de devotees spraken hem aan en vroegen: 'Waarom doet u al deze dingen?'
Hij antwoordde: 'Ik daag Swamiji (geliefde Heer) uit opdat hij zich aan mij onderwerpt in plaats van andersom. Ga dat maar aan Swami vertellen.'
Toen zij Baba dit vertelden, zei deze: 'Heb drie dagen geduld, dan zal ik dit regelen. '
Toen zij drie dagen later bhajans (devotionele liederen) zongen in de tempel, sprong de sadhu plotseling op en liet zich aan Baba's voeten neervallen. Hij begon te huilen als een kind en zei snikkend: 'Ik ben een dwaas. Ik heb nooit begrepen dat u Narayana bent.'
Hij kwam uit Badrinath en was net als de meeste inwoners van die stad een volgeling van Vishnu in zijn aspect als Narayana, de Heer die in alle wezens woont. En dus had Sai Baba zich aan hem getoond als Narayana.
Vanaf dat moment verkondigde hij overal dat Baba God was en hij zei tegen de devotees met wie hij eerder had gesproken: 'Jullie boffen allemaal heel erg. Ik ben naar zovele heuvels en pelgrimsoorden geweest en heb zoveel erediensten gehouden en zoveel ascese gedaan, en pas nu ben ik in staat om de echte God te herkennen.



' Goede gedachten '


Goede gedachten zijn vrienden iedere keer.
Iedere keer goede gedachten.
Goede gedachten horen bij mij steeds meer.
Steeds meer goede gedachten.
Goede gedachten zijn vrienden iedere keer.
Iedere keer goede gedachten.
Goede gedachten maken vrij steeds meer.
Steeds meer goede gedachten.

Baba schenk ons Uw schone gedachten.
Die helend werken in woord en gedrag.
Baba schenk ons Uw schone gedachten.
Die eren en dienen de goede lach.

Ooooh - Ooooh

 

  |  


 
 
 


 
 


VAHINI'S
INHOUD
BABABOOKS