Hoofdstuk
7 (c)
Het veroveren van Sita
[in
het Engels]
Zodra Janaka uitgesproken was,
vroeg Rama hem: 'Maharadja! Als u ons vertelde
hoe die goddelijke boog in uw bezit is gekomen,
zou u ons zeer gelukkig maken.' Janaka ging
gretig in op Rama's verzoek; met kennelijke
vreugde sprak hij: 'Lievelingen. Zes generaties
na Nimi, de grote voorvader van onze dynastie,
regeerde keizer Devaratha over dit rijk. De
Goden gaven de boog van Heer Shiva in bewaring
in zijn paleis. Sedertdien is hij in ons bezit;
aangezien het een wapen der Goden is, beweer ik
dat het geen gewone boog is! Hij weegt duizenden
tonnen! Niemand heeft hem tot nu toe rechtop
kunnen houden. Want wie zou dat gewicht kunnen
optillen? Ik heb in het verleden menigmaal
getracht iemand te vinden die de boog kon
spannen en hanteren, of die hem kan vasthouden
om hem aan het volk te tonen. Ik heb menigeen de
gelegenheid gegeven zijn krachten te beproeven,
maar tot dusver is niemand geslaagd. Iedere
koning of prins die een poging waagde, heeft
gefaald en is vernederd naar zijn land
teruggekeerd. Zij konden de boog niet spannen,
of er zelfs maar enige beweging in krijgen. Op
zekere dag, toen ik het veld aan het omploegen
was, op een plek waar ik een yajna wilde
verrichten, werd in de voor een pot zichtbaar.
Toen ik de aarde verwijderde en erin keek, zag
ik een lieftallig kind van het vrouwelijk
geslacht. Aangezien de kleine tot ons kwam uit
de voor (= sita), noemden wij haar Sita
en voedden haar op als ons eigen kind. Op zekere
dag, toen zij met haar kameraadjes aan het
spelen was, rolde haar bal onder de langwerpige
kist waarin zich de boog bevond; hoe harder men
probeerde de bal terug te halen, met allerhande
hulpmiddelen, hoe verder die onder de kist
rolde. Maar ons kind, Sita, lachte om de
verwarring van haar speelkameraadjes en van de
paleiswachten. Met haar zachte handje duwde zij
de kist opzij en pakte tot ieders verbijstering
haar speelgoed weer op! Dit voorval kwam mij ter
ore door mijn gemalinnen, die het weer gehoord
hadden van de verblufte omstanders die er
getuige van waren. Het was op die dag dat ik
besloot Sita uit te huwelijken aan degene die
zich harer waardig toont door deze boog te
spannen. Vele prinsen hebben sindsdien gepoogd
de boog op te heffen en te spannen, teneinde
Sita te veroveren, doch hun allen wachtte een
smadelijke nederlaag! Zij voelden zich gekwetst
en in hun eer getast; zij beweerden dat ik hen
opzettelijk vernederd had en in hun
verbolgenheid en wanhoop sloten zij zich aaneen
en vielen met hun samengevoegde legers deze stad
aan. De belegering duurde een heel jaar. Dit had
tot gevolg dat mijn gehele wapenvoorraad
uitgeput raakte; het lot van de stad vervulde
mij met zorg. Ik nam mijn toevlucht tot
boetedoening, om de goddelijke genade te
verwerven. Mijn versterving behaagde de Goden;
zij zegenden mij door versterkingen te zenden
van troepenmachten te voet en te paard, met
olifanten en strijdwagens. Dat wil zeggen: ik
kreeg hulp uit gebieden die achter de
belegeringstroepen lagen; toen die troepen in de
rug werden aangevallen, werden zij
uiteengedreven. De boog heb ik tijdens die
wraakoefeningen kunnen beschermen; ik verloor
hem geen moment uit het oog. Zijn geheimzinnige
kracht tart elke beschrijving.
Rama! Ramachandra!
Ik zal je de vervulling van je wens niet
onthouden; je hoeft het maar te zeggen en de
boog zal naar de yajna-hal gebracht
worden. Ik zal tevens aankondigen dat eenieder
die een poging wil wagen om de boog op te tillen
en te spannen, dat mag doen.' Toen Janaka sprak
met zoveel gezag in zijn stem, keken Rama en
Lakshmana elkander aan, maar zij zeiden niets,
want zij wachtten de aanwijzingen af van de
meester, door wie zij zich immer hadden laten
leiden.
Daarop zei
Vishvamitra - die wist hoever de vermogens en de
kracht van de broers reikten - dat er geen
bezwaar was tegen Janaka's plan en dat deze geen
enkele hindernis had te duchten. Bovendien
kondigde Janaka aan dat hij Sita ten huwelijk
zou geven aan hem die de boog kon opheffen en
spannen, want hij had gezworen dat Sita slechts
de man mocht huwen die daartoe in staat was.
Vishvamitra keurde ook dat voorstel goed.
Janaka nam
afscheid van Vishvamitra en keerde terug naar
het paleis. Hij zette zich aan zijn taak de boog
naar de yajna-hal over te brengen. Er
werd officieel afgekondigd dat de boog te
bezichtigen was; alle bereikbare koningen en
prinsen werden van de proclamatie op de hoogte
gebracht. Een groep stoere Zwaargewichten duwde
en trok uit alle macht om de achtwielige wagen
waarop de boog stond binnen de omheining te
krijgen, doch men kwam geen stap verder. Dus
moesten er nog meer mannen van reusachtig
postuur te hulp worden geroepen. Zij trokken aan
de zware kettingen die aan de wagen bevestigd
waren en duwden de wagen van achteren aan. Toen
de boog eindelijk de gewijde ruimte werd
binnengereden, reciteerden de priesters
welkomstgezangen.
De nieuwe dag brak
aan. De negen traditionele muziekinstrumenten
lieten eendrachtig een triomflied klinken, dat
oprees naar het hemelgewelf. Er werd luid op
trompetschelpen geblazen. De belofte van die dag
kwam tot uiting in zang en ritueel. Keizer
Janaka betrad de afgezette ruimte, vergezeld van
een groep priesters en dienaren die de
benodigdheden droegen voor de rituele verering
van de goddelijke boog. Reeds lang tevoren had
de ruimte zich gevuld met koningen, prinsen,
ministers, hovelingen, wijze mannen en vedische
schriftgeleerden. Zodra Janaka binnentrad,
stonden alle aanwezigen op om eer te bewijzen
aan de heerser van het keizerrijk. De vedische
geleerden reciteerden op luide toon gezangen die
de Goden genade afsmeekten; in koor rezen hun
stemmen ten hemel. Anderen reciteerden passages
uit de Veda's. Alle overige aanwezigen
waren zo vol verwachting, dat zij met wijdopen
ogen vol ontzag toekeken.
Janaka liep
eerbiedig om de wagen heen waarop de boog rustte
en bewees hem hulde met bloemen, terwijl mantra's
werden gereciteerd om hem gunstig te stemmen.
Hij knielde voor de goddelijke boog en wendde
zich daarop tot het voorname gezelschap. Hij
sprak: 'Ootmoedige verering aan de wijzen! Ik
heet allen die hier samengekomen zijn welkom!
Zoals u weet, wordt deze goddelijke boog reeds
vele jaren aanbeden. Hij is niet alleen door
mijn voorvaderen, maar ook door vele andere
vorsten vereerd. Het is bovendien alom bekend
dat niemand tot dusverre de boog heeft kunnen
opheffen, overeind houden of spannen - of hij nu
God of demon is, yaksha, rakshasa,
Garuda (Vishnu's rijdier) of Gandharva
(Godheid die de geheimen des hemels en de
goddelijke waarheid kent en openbaart), Kinnara
(paardmens) of Mahoraga (slang).
Allen die het gewaagd hebben, zijn vernederd
weggegaan. Niettemin heb ik wederom besloten
vandaag de boog naar deze gewijde plaats te
brengen. Als er iemand onder u is die denkt de
boog te kunnen opheffen en spannen, er een pijl
op te kunnen zetten of het gewicht van de boog
te kunnen houden, dan mag hij naar voren treden
en zijn geluk beproeven; de boog ligt voor u
gereed. Na deze woorden maakte Janaka een
buiging voor de aanwezigen, met de handpalmen
bijeen, en nam plaats op de leeuwentroon.
Vamitra wierp
glimlachend een blik naar Rama. Rama liep snel
naar de wagen toe en tilde met zijn linkerhand
het ijzeren deksel op. Met zijn rechterhand hief
hij onbekommerd en zonder enige inspanning de
boog uit de kist! Terwijl hij de boog rechtop
hield, keek hij om zich heen en zag alom de
verbijsterde gezichten! De duizenden die van het
wonder getuige waren - burgers, koningen en
prinsen, wijzen en geleerden - hieven zulke
luide toejuichingen aan, dat de hemel weergalmde
van het gejubel! Toen spande Rama de sublieme
boog! Het was kostelijk om te zien met hoeveel
gemak hij een pijl opzette! Hij haalde de pees
geheel naar achteren om de pijl af te schieten.
Doch de boog brak!
Alle toeschouwers werden door het vreemde geluid
van deze onverwachte explosie in angstige
verwarring gebracht. Velen vielen in onmacht;
sommigen schreeuwden van angst en enkelen
vluchtten in paniek. De wijze mannen verlieten
zich in hun gebeden op God. Waartoe nog verder
uit te weiden? Alle aanwezigen, behalve Janaka,
Vishvamitra en de broers Rama en Lakshmana,
werden gegrepen door een onverklaarbare, hevige
ontzetting.
Janaka verrees van
zijn troon; hij wierp zich ter aarde voor
Vishvamitra en sprak: 'Meester! Geen sterveling
kan beweren sterker te zijn dan Rama; een
zodanige kracht is niet van de aarde. Ik zal
mijn belofte nakomen en Sita uithuwen aan hem
die deze boog heeft opgeheven, gespannen en
gebroken.'
Vishvamitra
antwoordde: 'Janaka! Het zou het beste zijn als
dit nieuws aan keizer Dasharatha werd
overgebracht en als de gelukkige gebeurtenis
werd gevierd in zijn aanwezigheid. Dit is mijn
wens; Rama is zulk een plichtsgetrouwe zoon, dat
hij niet in het huwelijk zal toestemmen, aleer
hij daartoe Dasharatha's toestemming heeft
verkregen.' Dus liet Janaka de brahmaanse
hofpriesters bij zich ontbieden, tegelijk met
enkele ministers. Hij zond hen bij het aanbreken
van de dag op weg naar Ayodhya. Drie dagen en
nachten spoedden zij zich voort, in wagens die
door snelle paarden werden getrokken; zij
bereikten Ayodhya in de ochtend van de vierde
dag. Zij brachten hun wagens tot stilstand vlak
voor de ingang van het keizerlijk paleis, zodat
zij onverwijld hun nieuws aan de keizer konden
overbrengen. Toen de paleiswachten naar hun naam
vroegen en naar het doel van hun komst,
verzochten de ministers hen om de keizer mede te
delen dat zij uit Mithila waren gekomen om hem
te spreken. Dasharatha werd ogenblikkelijk op de
hoogte gebracht en Janaka's afgezanten werden
daarop terstond het paleis binnengeroepen en bij
de keizer toegelaten.
Ondanks zijn hoge
leeftijd ging van Dasharatha's verschijning
goddelijke kracht en luister uit, in de ogen van
de brahmanen en ministers van Mithila die hem op
zijn troon zagen. Bij het aanschouwen van dat
stralende, eerbiedwaardige gelaat wierpen zij
zich zonder aarzeling of terughoudendheid aan
zijn voeten. Zij stonden op en spraken:
'Maharadja! Wij zijn boodschappers van keizer
Janaka van Mithila. Hij heeft ons opdracht
gegeven te informeren naar uw welzijn en naar
dat van uw onderdanen. Wij zijn hierheen
gezonden door Maharadja Janaka, met goedkeuring
van de wijze Vishvamitra en met de instemming
van de grote Sathananda, de geestelijk leidsman
van het keizerlijk Hof, om u een belangrijke
boodschap over te brengen.'
Een glimlach
verhelderde Dasharatha's gelaat; zijn
zelfverzekerdheid werd door deze woorden niet
aan het wankelen gebracht. Hij werd getroffen
door de nederigheid en de goede manieren der
afgezanten uit Mithila. Hij sprak: 'O grootste
onder de brahmanen! O ministers van het hof van
Mithila! Het bestuur van het keizerrijk van
Ayodhya kent geen onvolkomenheden. Rituelen als
het vuuroffer (agnihotra) verlopen zonder
hindernissen. Het geluk van al mijn onderdanen
duurt onverminderd voort en er bevinden zich
geen obstakels, van welke aard ook, op het pad
van hun morele en spirituele ontwikkeling. Mijn
onderdanen leven in voorspoed en zij gaan
gestaag voorwaarts naar het hoogste doel. Het
verheugt mij u dit te kunnen zeggen. Ik zou
gaarne willen weten hoe het staat met de
gezondheid en het welzijn van Janaka, de keizer
van Mithila, en of in zijn rijk het verrichten
van de religieuze riten, die zijn voorgeschreven
in de Veda's, nog immer voortgaat. De
boodschap die u hebt meegekregen, kunt u mij
zonder enige terughoudendheid overbrengen. Ik
verlang er vurig naar uw tijding te horen.'
Toen Dasharatha zo
zachtmoedig en vriendelijk zijn toestemming gaf,
gaven de ministers de brahmanen een teken dat
zij mochten spreken. De opperpriester stond op
van zijn zetel en sprak de boodschap aldus uit:
'Groot souverein heerser! Onze maharadja Janaka
heeft gezworen dat hij zijn dochter Sita Devi
slechts zal uithuwen aan iemand van zeer grote
heldenmoed en kracht; u bent hier ongetwijfeld
van op de hoogte. U weet wellicht ook dat vele
prinsen hebben gepoogd hun dapperheid te
bewijzen en dat zij in verslagenheid Mithila
verlieten. Het was Gods wil dat uw twee zonen
Rama en Lakshmana de wijze Vishvamitra
vergezelden en vurig verlangden de grote yajna
bij te wonen, die onze maharadja aan het
volvoeren is.
Zo geschiedde het
dat uw oudste zoon, Rama, door zijn weergaloze
heldenmoed Sita Devi veroverde! Maharadja! Wat
moeten wij daarover zeggen? Hoe kan men zoiets
beschrijven? Voor de ogen van het voorname
gezelschap van wijzen, koningen en prinsen hief
Rama, die het toppunt van heldhaftigheid bereikt
heeft, de boog van Shiva, hield hem in het
midden vast, hield hem vervolgens overeind en
spande hem! Sterker nog: hij brak, als was het
een spel, de onbedwingbare, heilige boog in
tweeën! Aangezien Sita Devi zal worden
uitgehuwelijkt aan hem die de boog van Shiva kan
hanteren, hebben de wijzen die bijeengekomen
waren, evenals onze maharadja, besloten om haar
ten huwelijk te geven aan Rama.
Wij zijn naar u
toegezonden om uw toestemming te vragen en te
verkrijgen, om u te laten weten dat u van harte
welkom zult zijn en u naar de stad Mithila uit
te nodigen met uw familieleidsman Vasishtha,
priesters, ministers, hovelingen, vrienden en
verwanten, dienaren en volgelingen. Onze
maharadja wenst het huwelijk van zijn dochter
niet te vieren aleer hij uw darshan heeft
ontvangen. Hij zond ons naar u toe om u hiervan
op de hoogte te brengen.'
De priesters en
ministers stonden met gevouwen handen eerbiedig
te wachten op het antwoord van Dasharatha. Doch
voordat Dasharatha ook maar een woord uitte,
overwoog hij zeer zorgvuldig zijn antwoord en
raadpleegde hij de wijzen Vasishtha, Vamadeva en
anderen. Bovendien nodigde hij de meest
vooraanstaande brahmanen van het Hof uit. Toen
allen aanwezig waren, verzocht Dasharatha hen om
commentaar. Doch eerst wierp hij zich aan
Vasishtha's voeten en bad om diens goedkeuring.
Vasishtha, Vamadeva en anderen reageerden met
blijde uitroepen: 'Dit voorspelt alle goeds!
Zeer veelbelovend!' Zij vroegen: 'Waarom zouden
wij hier nog over moeten nadenken? Laten we ons
gereedmaken voor de reis naar Mithila!'
De ministers
dansten van blijdschap; het nieuws van Rama's
aanstaande huwelijk verspreidde zich als een
lopend vuurtje door de gehele stad en drong door
tot de binnenvertrekken van het paleis, waar
Dasharatha's gemalinnen verbleven. In hun
opgetogenheid lieten de burgers luide
vreugdekreten van ' Jai, Jai' horen.
Dienaren maakten snel alles in gereedheid voor
de reis. Juwelen, kostbare zijden stoffen en
andere geschenken werden in grote hoeveelheid en
verscheidenheid ingepakt en op talloze
reiswagens geladen.
De keizer en het
keizerlijke escorte, Vasishta, geestelijk
leidsman van het Hof, de hoofdpriesters en
andere brahmanen en geleerden bestegen de
triomfwagens en namen hun plaats in. Het was
alsof heel Ayodhya op weg was naar Mithila, om
getuige te kunnen zijn van het huwelijk. Voor al
degenen die mee wilden gaan, trof Dasharatha de
nodige voorzieningen. Niemand die graag mee
wilde, hoefde achter te blijven! De paarden
leken wel te delen in de vreugde die de harten
vervulde van de inzittenden der wagens, want zij
liepen in snelle draf, zonder ook maar een
moment hun vaart te verminderen of tekenen van
vermoeidheid te tonen. Zij waren twee dagen en
nachten onderweg en bereikten Mithila de derde
nacht.
Maharadja Janaka
verwelkomde keizer Dasharatha reeds aan de
hoofdpoort van de stad. Hij ontving de
ministers, wijzen en priesters in
overeenstemming met hun rang en stand. Hij
zorgde ervoor dat zij zich ter ruste konden
begeven in de hun toegewezen verblijven. Zodra
de dag aanbrak ontbood Dasharatha de ritvij's
(priesters die zich toegelegd hebben op de
rituele traditie), de vorstinnen en de
familieleden en maakte hen erop attent dat zij
beschikbaar moesten zijn zodra hun aanwezigheid
verlangd werd. Intussen was Janaka aangekomen
bij het huis waar Dasharatha verbleef; hij nam
hem mede naar het omheinde veld waar men de yajna
aan het verrichten was. Er waren zitplaatsen
gereserveerd voor de leermeesters en de keizer
en zijn gevolg, ieder naar zijn maatschappelijke
positie en zijn moreel gezag. Toen allen hun
plaatsen hadden ingenomen, begroette Janaka
Dasharatha met de woorden: 'Uw komst naar
Mithila, samen met deze grote wijzen en
vooraanstaande brahmanen, met uw familie en uw
gevolg, is voor ons de voorbode van een
hoogst-gelukkige lotsbeschikking. Het duidt op
de beloning van onze goede daden in vorige
levens. Ik weet zeker dat uw hart vervuld is van
grote vreugde over de heldhaftigheid en de
overwinning van uw zoon. Ik sta op het punt een
verbintenis aan te gaan met de grote
Raghu-dynastie, die met luister omgeven is door
de mateloze heldenmoed van haar telgen. Door
deze familiebanden zal mijn vorstenhuis meer dan
ooit geheiligd worden. Ik geloof stellig dat dit
het gevolg is van de zegen die mijn voorvaderen,
over mij uitgestort hebben. Maharadja! De yajna
die wij hebben verricht zal vanmorgen worden
beëindigd. Ik heb overwogen de
huwelijksvoltrekking tussen Sita en Rama te
laten plaatsvinden na afloop van de yajna.
Ik smeek u hierin toe te stemmen.'
Dasharatha werd
met gelukzaligheid vervuld en een blijde
glimlach verhelderde zijn gelaat. Hij sprak:
'Maharadja! U bent de gever; er is ons geleerd
dat een geschenk ontvangen dient te worden naar
het goeddunken en genoegen van de gever. Dus ben
ik alleen bereid het geschenk te aanvaarden
wanneer het u welgevallig is.' Door Dasharatha's
gevatte en wijze antwoord, gegeven met zoveel
hartverwarmende genegenheid, werd Janaka
overmand door de gevoelens van gelukzaligheid
die in hem opwelden.
Op dat moment
betraden Rama en Lakshmana de omheinde ruimte,
samen met de wijze Vishvamitra; de broers
wierpen zich ter aarde voor hun vader en hun
leermeesters - Vasishtha, Vamadeva en anderen.
Dasharatha's ogen straalden van blijdschap toen
hij de zonen weerzag die hij zolang had gemist.
Hij trok de jongens naar zich toe, legde zijn
handen op hun schouders en drukte hen aan zijn
borst. Toen de brahmanen en ministers de
gelukzaligheid van de vader zagen, terwijl deze
zijn zonen liefkoosde, vergaten zij alles om
zich heen, in het besef van Dasharatha's innige
genegenheid. Zij waren een en al bewondering.
Dasharatha sprak
vertrouwelijk met zijn zonen en luisterde naar
hun ontwapenend eenvoudig verslag van de yajna
die zij hadden behoed voor ontwijding door
demonische krachten; zij vertelden hem over al
wat was voorgevallen tijdens de reis van
Vishvamitra's ashram naar de stad Mithila. Hun
relaas werd tevens aangehoord door Vasishtha,
Vamadeva en andere wijze mannen en bovendien
door Bharata en Shatrughna, Sumantra en vele
ministers, hovelingen en edelen. De hele avond
werd besteed aan deze samenvatting van alle
wonderen en wonderbaarlijke gebeurtenissen die
de hoofdbestanddelen vormden van hun voorbije
avonturen.
Janaka werd
onderwijl in beslag genomen door de
voorbereidingen van het huwelijksfeest. Meestal
was hij in het paleis te vinden. Daar ontving
hij Sathananda, de opperpriester, die hij
eerbiedig verzocht om een begin te maken met het
bijeenroepen van wijzen, geleerden en priesters
en de benodigdheden te verzamelen voor de
diverse rituelen die voorafgaan aan de
huwelijksplechtigheid zelf. De wijze antwoordde:
'Maharadja! De yajna is zojuist
beëindigd. Er zijn, zoals ik zie, in de
eerstvolgende paar dagen enkele uren die zeer
gunstig zijn voor de plechtigheden. Mocht u
precies willen weten wanneer, dan kan ik u dat
vertellen.'
Hierop sprak
Janaka, die na eerbiedige groet met gevouwen
handen voor Sathananda stond: 'Meester!
Gisteravond heeft keizer Dasharatha zijn
instemming betuigd met het huwelijk. Wij zijn
waarlijk zeer door het fortuin gezegend. Mijn
jongere broer Kusadhvaja is nu niet hier; de
afgelopen dagen is hij steeds drukdoende geweest
de hogepriesters van alle benodigdheden voor de
yajna te voorzien, elke keer als zij hem
daarom vroegen. Ik zou niet gaarne deze zo
gelukkige gebeurtenis vieren zonder hem aan mijn
zijde. Ik wil hem zijn deel van de feestvreugde
niet onthouden. Ik heb stappen ondernomen om hem
zo spoedig mogelijk hierheen te laten komen.
Naar mijn mening kunnen wij het beste dag en uur
van de plechtigheid vaststellen na zijn
aankomst.' Sathananda antwoordde: 'Goed!
Uitstekend! Dat zal ons allen buitengewoon
gelukkig maken!' Daarop verliet hij het paleis.
Janaka zond
boodschappers op weg met de opdracht zijn broer
zo snel mogelijk naar Mithila te brengen. Zij
troffen hem reeds spoedig aan in zijn hoofdstad
Sankasya, want zij waren daarheen gegaan op
snelvoetige paarden die ongewoon hard konden
lopen. Zij vertelden hem tot in de kleinste
bijzonderheden over de recente gebeurtenissen in
Mithila; Kusadhvaja werd overweldigd door de
golf van ananda die in hem opwelde. Zo
snel hij kon riep hij zijn familie, vrienden en
gevolg bijeen; hij liet reiswagens volladen met
geschenken, offeranden en kostbare stoffen. Hij
vertrok nog diezelfde avond en bereikte weldra
Mithila.
Janaka haastte
zich zijn broer te verwelkomen, want hij had in
afwachting de minuten geteld. Hij omarmde zijn
broer vol genegenheid; hij was vervuld van
onuitsprekelijke blijdschap. Kusadhvaja wierp
zich aan de voeten van zijn oudere broer en
evenzo aan die van Sathananda; toen namen zij
alle drie plaats op een verhoogde zetel en
beraadslaagden over de te volgen procedure. Zij
gingen bij elkander te rade en toen zij
uiteindelijk besloten wat hun te doen stond,
lieten zij Sudhama komen, de zeer hooggeachte
raadsman in staatszaken, en zeiden tot hem:
'Excellentie! Begeef u ter audiëntie naar
Dasharatha en verzoek hem hierheen te komen,
naar dit paleis, met zijn ministers, priesters,
hovelingen, familieleden en wie hij ook verder
nog wenst mee te brengen. Begeleid hem hierheen
met gepast eerbetoon.'
Sudhama liet zich
vergezellen door hovelingen, geleerden en
hofpriesters; hij liet smaakvol versierde
triomfwagens voorkomen om het keizerlijk
gezelschap op te halen en begaf zich naar het
paleis dat Dasharatha tot gastverblijf diende.
Daar aangekomen bracht Sudhama hoffelijk en
vriendelijk de boodschap over die hem was
meegegeven en nodigde Dasharatha met diepe
eerbied uit naar Janaka's hof. Dasharatha en
zijn gevolg waren gereed; zij vertrokken en
weldra bereikten zij Janaka's paleis, waar zij
in de audiëntiezaal werden ontvangen. Eenieder
werd begroet op een wijze die eer deed aan de
gelegenheid en aan ieders rang en stand en nam
de hem aangewezen plaats in.
Toen stond
Dasharatha op en sprak: 'Janaka! Voor de
Ikshvaku-dynastie is de wijze Vasishtha gelijk
God op aarde! Hij is onze hoogste leermeester,
die als geen ander de traditie van ons
vorstenhuis kent.'
Zodra Dasharatha
weer ging zitten, stond Vasishtha op en sprak de
aanwezigen als volgt toe: 'Koninklijke wijze!
Luister, u allen die hier bijeengekomen bent!
Brahman, de onzichtbare Allerhoogste, de
Eeuwige, de Zuivere, schiep door het uitoefenen
van zijn wil Marichi; Marichi's zoon was Kasyapa
(water) en diens zoon was Surya (de zon);
Surya's zoon was Manu (wetgever der mensheid),
die een zoon had genaamd Vaivasvata Manu; deze
regeerde over het volk en verwierf de titel
Prajapati - Heer van alle schepselen. Hij kreeg
een zoon, lkshvaku - stamvader van het zonneras;
deze was de eerste opperheer van Ayodhya. Zo
geschiedde het dat deze dynastie het
lkshvaku-geslacht werd genoemd. lkshvaku's zoon
was Kukshi; Kukshi's zoon was genaamd Vikukshi.
Diens zoon was Bana; Bana's zoon was Anaranya;
deze had een zoon genaamd Trisanku. Trisanku's
zoon was Dhundhumara; Dhundhumara's zoon heette
Yuvanaswa; Mandhata, Yuvanaswa's zoon, had een
zoon Susandhi, die twee zonen kreeg: Daivasandhi
en Presenjit. De befaamde Bharata was de zoon
van Daivasandhi; Bharata's zoon was Asitha
geheten; toen Asitha het rijk regeerde, viel een
verenigd leger van Haihaya's, Thalajangha's en
Sasibindu's het keizerrijk binnen en moest
Asitha met zijn twee gemalinnen de wijk nemen
naar het Himalaya-gebied. Hij zocht toevlucht in
de streek Bhrgu Prasravana, waar hij enige jaren
later ook overleed. (Zie ook Srimad Bhagavatam Canto 2, Hoofdstuk 7:
Korte Beschrijving van de Voorgaande en Komende
Avatara's).
Zijn beide
gemalinnen waren zwanger toen hij stierf. Zij
zochten onderdak in de ashram van Chyavana; deze
werd met mededogen vervuld toen hij zag in welke
benarde toestand zij zich bevonden; hij troostte
hen, zeggend: 'Moeders! Wees niet bevreesd. Dit
is uw tehuis. Uw bevalling zal voorspoedig zijn
en u zult sterke, schitterende en fortuinlijke
kinderen baren.' Zijn zegewensen werden
bewaarheid. Binnen enkele dagen beviel de oudste
vorstin van een zoon die Sagara genoemd werd;
deze werd gekroond als keizer van Ayodhya.
Sagara's zoon was
Asamanja, die een zoon had genaamd Amsumantha;
diens zoon was Dilipa; Dilipa's zoon was
Bhagiratha, die een zoon kreeg, Kakustha
genaamd. Kakustha's zoon was Raghu, wiens zoon
Pravardha was. Pravardha had Sudarsana tot zoon
en Sudarsana weer Agnivarna. Sighraga was de
naam van Agnivarna's zoon. Sighraga's zoon was
genaamd Maru. Na hem ging de troon over van
vader op zoon: achtereenvolgens naar Prasusruka,
Ambarisha en Nahusha.
Nahusha's zoon was
Yayati en Yayati's zoon was Nabhaga; deze had
Aja tot zoon. Aja's oudste zoon, Dasharatha,
kreeg vier zonen: Rama, Lakshmana, Bharata en
Shatrughna, ieder van hen een kostbaar juweel.
Het is Rama, de oudste van de vier, die de boog
van Shiva hief, spande en brak.
O koninklijke
wijze! Deze keizerlijke dynastie is heilig en
zuiver. Eenieder die in deze familie geboren is,
heeft geestelijke verlichting verworven en heeft
gestraald in spirituele pracht. Hun bestaan is
geworteld in rechtschapenheid en zij staan
daarmee in de voorste gelederen der helden.
Rama, Lakshmana, Bharata en Shatrughna zijn
kostbare lampen wier schijnsel de annalen van
dit vorstenhuis verlicht.
Het is thans aan
mij u te wijzen op de wenselijkheid deze heilige
ceremonie (samskara) van het huwelijk
tevens voor Lakshmana te houden, want hij is de
weerspiegeling van Rama. Uw dochter Urmila zou
een voortreffelijke gade voor Lakshmana zijn.
Aarzel niet, maar neem hiertoe een besluit en
tref de nodige voorbereidingen.' Vasishtha
zegende de aanwezigen en nam weer plaats.
Nadat hij had
geluisterd naar de geschiedenis van de
Ikshvaku-dynastie, uit de mond van de grote
wijze Vasishtha, verrees Janaka van zijn troon
en sprak: '0 Brahmarshi! Wanneer de telg van een
nobel geslacht zich voorneemt zijn dochter ten
huwelijk te schenken, moet hij de glorieuze
geschiedenis van zijn familie bekendmaken,
nietwaar? Ik heb besloten uw voorbeeld te volgen
en zelf dat verhaal te vertellen, want het
verschaft mij grote vreugde de namen van mijn
voorvaderen in herinnering te roepen en hun
majesteit te gedenken. Mijn geboorte in dit
lichaam heb ik te danken aan de zegen der
voorvaderen uit deze dynastie. Slechts dan
wanneer ikzelf hen beschrijf aan dit grote
gezelschap zal mijn bestaan gerechtvaardigd zijn
en zijn doel hebben gediend.'
Janaka stond in
devote houding voor alle aanwezigen. Vasishtha
stemde in met zijn verzoek en beduidde Janaka
met zijn verhaal te beginnen. Deze sprak:
'Brahmarshi! Vereerde leermeesters! Maharadja
Dasharatha! In een ver, ver verleden leefde er
een keizer genaamd Nimi, die vastberaden het pad
der rechtschapenheid volgde en daarom befaamd
was om zijn morele kracht en zijn vooruitziende
blik. Zijn zoon Mithi bouwde deze stad, Mithila,
om als hoofdstad van zijn koninkrijk te dienen.
Hij was de eerste souvereine vorst van dit
gebied. De wijze waarop hij zijn bewind voerde,
maakte hem zeer geliefd en zijn onderdanen waren
gelukkig en voorspoedig. Zijn zoon, Sudhavasu,
was de vader van Nandhivardhana, die Mithi
opvolgde. Nandhivardhana's zoon was Sukethu,
wiens zoon was genaamd Devaratha. Brhadratha was
Devaratha's zoon en Mahavira (grote held) was de
naam van Bhradratha's zoon. Zoals zijn naam
aanduidt, bezat Mahavira grote moed. Zijn zoon
Sudhrthi had een zoon genaamd Dhrshtakethu.
Diens beroemde zoon was Haryaswa; Haryaswa had
een zoon, Maru geheten; Maru's zoon was
Prathindhaka. Prathindhaka's zoon was
Kirthiratha. Deze was de vader van Devamidha.
Vibudha was Devamidha's zoon. Vibudha's zoon was
Kirthiratha; diens zoon was genaamd Maharoma.
Maharoma's zoon was Hrswarupa. Deze was een
begaafd heerser en een trouw volgeling van het
pad van dharma. Hij verwierf de eretitel
'Mahatma' (grote ziel). Hij is mijn vader; het
geeft mij grote vreugde te erkennen dat mijn
vader waarlijk een ideale persoonlijkheid was.
De waarheid is dat ik thans zo gelukkig ben over
deze stad Mithila te mogen regeren vanwege de
verdiensten die mijn voorvaderen hebben
verworven en die zij aan mij, als erfenis,
hebben nagelaten.
Mijn broer
Kusadhvaja betekent veel meer voor mij dan een
broer. Ik vereer hem als een goddelijk persoon.
Hij is veeleer een vriend dan een broer. Ik heb
hem opgevoed met zoveel liefde en genegenheid
dat ik zeer aan hem gehecht ben geraakt. Jaren
geleden, toen de koning van Sankasya (Sudhanva)
eiste dat ik Shiva's boog aan hem zou overgeven
of dat ik anders de strijd met hem moest
aangaan, weigerde ik, waarop hij Mithila
belegerde. Dit was het sein tot een bittere
oorlog tussen ons, waarin Sudhanva werd gedood;
en ik stelde toen mijn broer aan tot heerser van
Sankasya. Die stad is schitterend gelegen aan de
oevers van de rivier de Ikshumathi. Uit de verte
doet zij denken aan de hemelse triomfwagen der
Goden, bekend als de pushpaka vimana!
Laat mij u thans vertellen over een ander
gelukkig idee, dat de Goden mij hebben
ingegeven.
Vandaag heb ik
Kusadhvaja hierheen gehaald opdat hij moge delen
in de vreugde van het huwelijksfeest,
Brahmarshi! Het was uw beschikking dat Rama Sita
huwt en dat Lakshmana trouwt met Urmila, mijn
andere dochter. Ik aanvaard dat besluit met
onnoemelijke blijdschap. Sita is een hemelse
maagd en zij zal Rama ten huwelijk worden
gegeven als beloning voor zijn heldenmoed. Ik
zal mijn hoofd in alle ootmoed en dankbaarheid
buigen en Urmila aan Lakshmana uithuwen.
Ik heb thans nog
een voorstel te uwer overweging. Maharadja
Dasharatha! U hebt vier zonen, allen geboren als
een hemels geschenk van genade. Waarom zouden
wij toezien dat twee van hen ongehuwd blijven?
Ons geluk zou volkomen zijn als ook zij zouden
trouwen. Deze dag staat in het teken van het
sterrebeeld magha (de tiende van 27
constellaties van vaste sterren, vallend in het
teken leeuw; januari-februari). Het is een
gunstige dag om met de ritus te beginnen en de
inleidende plechtigheden te houden. De dag erna,
die in het teken van uttaraphalguna (de
12e constellatie, in het teken maagd) staat, zou
ik, met uw welnemen, de twee dochters van mijn
broer ten huwelijk willen schenken - Mandavi aan
Bharata en Shruthakirthi aan Shatrughna.'
Toen zij dit
hoorden stemden allen die bijeen waren juichend
in met het voorstel, roepend: ' Shubham!
Shubham! (Zeer goed! Uitstekend!)' Hun
toejuichingen doorkliefden de lucht.
Nadat keizer
Janaka zijn idee had geopperd aangaande de
huwelijken van Bharata en Shatrughna hielden de
wijzen Vasishtha, Vamadeva, Vishvamitra en
anderen ruggespraak met elkander. Toen zij ook
zonder veel moeite Dasharatha tot toestemming
hadden bewogen, stelden zij Janaka aldus op de
hoogte: 'O majesteit! De twee keizerlijke
families, lkshvaku en Videha, zijn rijk aan
heilige tradities, welker verhevenheid
ongeëvenaard is. De grootsheid van deze twee
dynastieën kan geen mens meten of beschrijven,
hoe geleerd of kundig hij ook is. Vorstenhuizen
van deze status, of van een orde die daarmee te
vergelijken zou zijn in zedelijke grootheid,
zijn nog niet eerder op aarde verschenen. Dat
deze twee families nu door deze huwelijksbanden
worden samengebracht is een wel zeer gelukkige
omstandigheid.
Deze verbintenis
is in hoge mate passend, prijzenswaardig en
heilig. Wij zijn bovendien verblijd dat de
aanstaande echtparen zo bijzonder goed bij
elkaar passen. Janaka! Uw broer Kusadhvaja is
iemand die weet wat dharma is en die een
leven van rechtschapenheid leidt. Het is goed
dat ook hij Dasharatha's aanverwant wordt door
de echtverbintenis van zijn dochters. Dit is een
bron van immense vreugde. Wij zijn daarom bereid
onze zegen te geven aan de huwelijken van zijn
dochters Mandavi en Sruthakirthi met Bharata en
Shatrughna. Het is onze wens dat de twee
keizerlijke families door deze huwelijken innig
verbonden zullen zijn.'
Janaka en
Kusadhvaja wierpen zich voor de wijzen ter
aarde, overweldigd door blijdschap dat hun wens
in vervulling was gegaan. 'Dit is geen
alledaagse gebeurtenis! Welk een zegen valt ons
ten deel door deze vervulling! Hoe gelukkig dat
de wijzen met ons voorstel hebben ingestemd en
het pad hebben geëffend. Wijzen zullen nimmer
onzalige plannen aanmoedigen. Wij zullen
eerbiedig al uw bevelen gehoorzamen', spraken
zij.
Vasishtha sprak
daarop: 'Neen, waarom zouden wij deze twee
huwelijksvoltrekkingen uitstellen tot de
volgende dag, of nog later! Morgen is voor allen
een gunstige dag. Het zou het beste zijn als
alle vier huwelijken op dezelfde dag werden
voltrokken.' Janaka antwoordde: 'Ik ben
werkelijk gezegend, waarde leermeester! Keizer
Dasharatha is reeds jarenlang uw discipel, en
hij volgt trouw al uw bevelen. Vanaf heden zijn
ook wij broers uw discipelen. Al onze lasten
drukken op uw schouders; zeg ons hoe te handelen
en wij zullen zonder meer uw aanwijzingen
volgen.' Zij stonden in afwachtende houding, met
de handen gevouwen in opperste nederigheid en
eerbied. Toen stond Dasharatha op en sprak:
'Heerser van Mithila! De deugden die ik in u
beiden zie, kan ik niet onder woorden brengen! U
hebt voortreffelijke voorzieningen getroffen
voor het verblijf en de ontvangst van zulk een
luisterrijke schare van maharadja's en
maharishi's, en bovendien voor de enorme
mensenmassa die naar de stad is toegestroomd. Ik
zal nu naar mijn verblijf terugkeren en de
rituelen van nandi en samavarthana
verrichten, geheel volgens de vedische
voorschriften.' De broers begeleidden Dasharatha
met gepast eerbetoon van de audiëntiezaal
naar de hoofdpoort, waar zij afscheid van hem
namen. Toen gingen zij naar hun eigen paleis, om
hun diverse opdrachten uit te voeren.
Dasharatha
verrichtte de nandi-ritus; zeer vroeg in
de ochtend liet hij zijn zonen alle vier de samavarthana-plechtigheid
volbrengen. Hij bevestigde gouden versierselen
aan de horens van de koeien die uitgekozen waren
om aan vrome brahmanen ten geschenke te geven,
samen met kostbaar melkgerei. Het was een lust
voor het oog de jongens de koeien te zien
wegschenken! Voor de burgers van Mithila was het
alsof zij de Goden uit de vier windstreken voor
zich zagen, met Brahma in hun midden; zo kwamen
de vier zonen en hun vader Dasharatha hen voor.
Intussen was
Yudhajit, de prins van Kaikeya, gearriveerd; hij
was de broer van keizerin Kaikeyi, Bharata's
moeder en bijgevolg diens oom. Yudhajit's vader
verlangde er hevig naar zijn kleinzoon Bharata
enige tijd bij zich te hebben en derhalve had
Yudhajit zich naar Ayodhya gespoed. Daar hoorde
hij echter dat de keizerlijke familie naar
Mithila was afgereisd om Rama's huwelijk bij te
wonen. Zijn vader, zei de prins, wist hiervan
niets. Hijzelf had evenmin enig idee dat het
ophanden was. Dus was hij, zodra hij dit nieuws
had vernomen, naar Mithila gegaan. Zodoende zou
hij de huwelijksplechtigheid kunnen bijwonen en
tevens de wens van de grootvader om zijn
kleinzoon een tijdje bij zich te hebben, kunnen
overbrengen. Dasharatha was blij dat Yudhajit
gekomen was.
Die nacht
onderhield Dasharatha zich op innemende wijze
met zijn zonen en andere aanwezigen over diverse
aangename onderwerpen. Niemand in de
wachtverblijven kon de slaap vatten. Allen
wachtten vol ongeduld op het aanbreken van de
gelukkige dag, wanneer zij getuige mochten zijn
van de huwelijksvoltrekking van hun geliefde
prinsen. Eenieder was overweldigd door vreugde,
alsof zijn eigen zoon de bruidegom was of zijn
eigen dochter de bruid. Hun gelukzaligheid kon
slechts vergeleken worden met Brahmananda
- de ananda van Brahma zelf; zo groot
was hun liefde voor Rama en zijn broers.
Vroeg in de morgen
begaf Janaka zich naar het speciaal opgerichte
podium waar de huwelijksplechtigheden zouden
plaatsvinden; hij was vergezeld van een schare
wijzen, die straalden van spirituele
verhevenheid. Hij volbracht de
inleidingsrituelen en wachtte op de komst van de
bruidegoms en hun ouders en verdere familie.
Nadat Rama, Lakshmana, Bharata en Shatrughna hun
rituele bad hadden genomen, werden zij gekleed
in geelzijden gewaden en om hun hoofd werden
zijden doeken gewonden. Zij waren getooid met
sieraden bezet met diamanten en saffieren; zij
zagen er uit als bekoorlijke, hartveroverende
Goden, die uit de hemel waren neergedaald.
Het gunstige uur
van de dag, vijaya genaamd, was nabij en
de prinsen begaven zich naar het podium. Zij
werden voorafgegaan door muzikanten wier
instrumenten muziek lieten horen die opklonk
naar het hemelgewelf. De raadslieden van het
Hof, de onderkoningen en de dienaren die hen
volgden, droegen grote schalen, opgetast met
juwelen, zijden gewaden, gouden munten en andere
gelukbrengende voorwerpen, die voor de
plechtigheid vereist waren.
De mensen lieten
hun blik rusten op de schone en heldhaftige
gestalte der prinsen, met wijdopen ogen van
bewondering; zij zeiden onder elkaar dat de
waardige houding van de jongens verried dat zij
veeleer goddelijk dan menselijk waren. Zij
riepen uit: 'O, hoe bekoorlijk! Welk een
schoonheid!' Allen waren vervuld van
verwondering. 'Het zijn hemelbewoners die op
aarde gekomen zijn', fluisterden zij elkander
toe, terwijl de bruidegoms tussen de dikke rijen
toeschouwers doorliepen. Vrouwen bezwoeren dat
zij nog nimmer schoner prinsen hadden
aanschouwd. De bewoners verdrongen zich voor
deur- en vensteropeningen en alle terrassen
waren overvol. Eindelijk bereikten de prinsen
het podium en namen plaats.
Toen geleidden
Janaka en zijn broer Kusadhvaja hun dochters
naar het podium. Men had hun de rituele wassing
gegeven en hen rijk en fraai getooid, zoals men
dat pleegt te doen bij een bruid op haar
huwelijksdag. Zij waren gesluierd en liepen
achter hun vaders aan; zij werden gevolgd door
duizenden maagden die vruchten en bloemen
meedroegen en ook grote hoeveelheden rood en
geel welriekend poeder en geurige oliën,
rijstkorrels, juwelen en edelstenen. Het leek
alsof alle schatten van Mithila zich ter
gelegenheid van dit huwelijksfeest hadden
samengevoegd tot één glinsterende stroom.
(Zie ook Srimad Bhagavatam, Canto 2, Hoofdstuk 9:
Antwoorden in de Vorm van Uitspraken van de Heer)
De vier bruiden
straalden als flonkerende sterren. Zij zaten
tegenover elkander: Rama, Lakshmana, Bharata en
Shatrughna aan de ene zijde en Sita, Urmila,
Mandavi en Sruthakirti aan de andere, gescheiden
door een fluwelen doek, dat als een scherm
tussen hen in werd gehouden. Edelen en burgers
die uit Ayodhya overgekomen waren, zaten achter
Dasharatha; de inwoners van Mithila en degenen
die door Janaka waren uitgenodigd voor de
trouwplechtigheid zaten achter hem op het
podium.
Aller aandacht
werd getrokken naar de uitbundige en
kunstzinnige versieringen aan de baldakijn, die
voor de ceremonie was opgericht. Het was ·l
goud, zilver, bloemen, zijde en fluweel,
guirlandes en vlaggen, kandelaars en zuilen,
bogen en pinakels. Was de aandacht eenmaal op al
deze pracht gevestigd, dan kon men zijn blik er
niet meer van afwenden. De onmetelijke ruimte
was overvol met verwanten en belangstellenden,
die gekomen waren om de bruidsparen geluk te
wensen. Een golf van ontroering om dit
huwelijksfeest scheen door gans Mithila te gaan;
de stad genoot van de feestelijkheden alsof ze
voor haarzelf waren aangericht.
Het duurde niet
lang of Dasharatha stond op en maakte Vasishtha
er beleefd op attent dat de plechtigheden een
aanvang konden nemen: 'Waarom zouden we het nog
langer uitstellen?' Hierop ging Janaka met
gekruiste armen voor Vasishtha staan en bad hem
de huwelijken zelf te voltrekken.
Vasishtha stemde
toe en, bijgestaan door Vishvamitra en
Sathananda, ontstak hij het offervuur in het
midden van het podium, terwijl vedische
schriftgeleerden en deskundigen in het reciteren
van vedische teksten passende gezangen aanhieven
bij deze zegenrijke viering.
Rondom het
vuuraltaar plaatsten zij gouden schalen,
versierd met bloemen en sandelhoutpasta en
gevuld met jonge loten van negen graansoorten.
Er waren ook wierookbranders, gewijde lepels
voor het gieten van olie op het heilige vuur,
gouden waterketels, kelken en andere rituele
benodigdheden. Zij spreidden een dikke laag
heilig kusa-gras op de grond, zodat het
zo vlak en glad kwam te liggen als de vedische
teksten voorschrijven. Vervolgens begonnen zij
het offervuur te besprenkelen, onder het
reciteren van gezangen en mantra's die
heil en voorspoed brengen aan bruidegom en
bruid. Ieder ritueel werd uitgevoerd met
uiterste nauwkeurigheid en onberispelijkheid.
Ter inwijding van de echtverbintenissen werden
draden om de polsen van de prinsen en prinsessen
gebonden.
Het ritueel dat
daarop volgde was het wegschenken van de
bruiden. Vasishtha verzocht Janaka om naar voren
te treden en deze liep naar de plaats van het
heilige offervuur. Hij was schitterend uitgedost
in vorstelijke gewaden en droeg al de
kroonjuwelen. Op aanwijzing van Vasishtha nam
hij Sita's handen en legde ze in de uitgestoken
handpalmen van Rama, waarbij de tranen van
blijdschap hem over de wangen stroomden. De
kokosnoot, het symbool van voorspoed, was Rama
reeds in handen gegeven en, nadat Sita er de
handen op had gelegd, goot Janaka melk over
beider handen, als onderdeel van het
schenkingsritueel. Daarbij sprak Janaka de
volgende woorden tot Rama: 'Rama! Ziehier mijn
dochter Sita. Van nu af aan zal zij uw pad van dharma
volgen. Aanvaard haar. Zij brengt voorspoed,
vrede en blijdschap. Neem haar hand in de uwe.
Zij is rijk aan deugd en waarachtigheid. Vanaf
dit ogenblik zal zij u immer als uw schaduw
volgen.' Met deze woorden schonk Janaka water
over Rama's handen om de schenking te bezegelen.
Toen ging hij
dicht bij Lakshmana staan en sprak: 'Lakshmana!
Ik geef je deze bruid, Urmila; aanvaard haar.'
En met de voorgeschreven mantra's
besloot hij het ritueel van het uithuwelijken
van zijn dochters. Op dezelfde wijze gaf hij
Mandavi tot vrouw aan Bharata, onder het
uitspreken van de vedische mantra's die
volgens traditie bij huwelijksplechtigheden
worden gebruikt. Evenzo werd Sruthakirthi door
hem aan Shatrughna geschonken, met het gieten
van gewijd water en het reciteren van mantra's.
Hierna voltooiden de vedische schriftgeleerden
de gebruikelijke rituelen om de genade Gods voor
de echtparen af te smeken.
Toen stond Janaka
op en begaf zich naar het midden van het podium
en sprak tot de bruidegoms: 'Geliefden! Onze
dochters zullen nu hun plaats innemen als
meesteres van uw huishouding. Het gelukkige
ogenblik is aangebroken.' Zodra Janaka was
uitgesproken, namen de vier broers, met
Vasishtha's zegen en goedkeuring, hun bruid bij
de hand en liepen eerst om het heilige vuur en
vervolgens om Janaka en Vasishtha, de
leermeester, heen en wierpen zich voor hen ter
aarde.
Een regen van
bloemen daalde op de bruidsparen neer;
vreugdegalmen weerklonken uit vele en velerlei
muziekinstrumenten. Het voorname gezelschap
stemde juichend in met dit belangrijke moment,
strooide rijstkorrels op de hoofden der paren en
wenste hun allen geluk en voorspoed. Het gejubel
dat hun uitroepen van 'Shubham! Shubham!'
vergezelde, daverde door de lucht en klonk de
menigte als muziek in de oren. De Goden speelden
hun goddelijk lied in de hemel en roerden in
geestvervoering de Elysische trommen. De
minstrelen des hemels zongen lofgezangen.
Inhoud van deze
Vahini | vorige bladzijde | volgende
bladzijde