'Sai Baba geeft antwoord op diverse vragen 
die U bezig houden'

 

 

 

 

Hoofdstuk 6: Obstakels op de weg naar Moksha
 
(hindernissen op de weg naar bevrijding)

[dit hoofdstuk in het Engels]

V. Zelfs degenen die langs het spirituele pad op weg zijn naar het einddoel, Moksha, hebben naar het schijnt grote problemen te overwinnen, Swami.
A. Ja, problemen met betrekking tot verleden, heden en toekomst.

V. Wat zijn de obstakels met betrekking tot het verleden?
A.
Het zich herinneren van en denken aan het verleden en er emotioneel door beroerd worden.

V. En de obstakels van het heden?
A.
Dat werkt op vier manieren:
Vishaya-ashakti: meer aandacht voor tekstkritiek dan voor de geest van de leringen.
Prajnamandyam: afgestomptheid van het intellect waardoor we niet in staat zijn de woorden van ouderen en wijzen te vatten.
Kutarka: oneerlijkheid.
Viparya-yaduragraha: het eigen standpunt als correct blijven beschouwen en verdedigen, door een hoge mate van eigendunk.

V. Welk obstakel bestaat er ten aanzien van de toekomst?
A.
De toekomst creëert obstakels door de neiging zich tevoren zorgen te maken over problemen, waarmee men nog niet geconfronteerd is. 

V. Men spreekt over vier typen van levende wezens. Welke zijn die?
A. Andaja, Swedaja, Udbyja en Jarayuja.

V. Wat betekenen deze woorden?
A. Andaja betekent uit het ei geboren (vogels), 
Swedaja: uit zweet geboren (luizen enz.),
Udbyja: uit de aarde geboren (mieren, planten en bomen) en met
Jarayuja worden de zoogdieren aangeduid (de mens, vee enz.).

V. Swami, zijn er onder de gelovigen en godzoekers duidelijk typen te onderscheiden? 
A. Natuurlijk! Ook hier kunnen we vier typen onderscheiden.

V. Hoe worden ze genoemd?
A. Dwija's (de twee-maal-geborenen),
Muni's (de asceten),
Alpabhudhi's (de tragen-van-geest) en de
Viditatma's (kenners van het atma).

V. Waarom worden ze zo genoemd? Wat is het speciale kenmerk van ieder type?
A. De Dwija's zien God in het vuur van hun eredienst. In die overtuiging aanbidden zij Hem.

V. De Muni's?
A. Die vereren God in hun hart.

V. En de Alpabhudhi's?  
A. Zij hebben hulpmiddelen nodig zoals beelden, platen of welke andere zichtbare voorstelling van Zijn schoonheid en glorie. Op die manier aanbidden zij.  

V. Wat zijn Viditatma's?
A. Zij weten dat God immanent in het universum aanwezig is en zien slechts Hem in alles om hen heen.

V. Als ik U vragen mag, welke van hen zijn de grootsten? 
A. Ieder is groot in het stadium dat hij heeft bereikt; maar uiteraard hebben zij die de Heer overal en onafgebroken ervaren het hoogste stadium bereikt.

V. Swami, welke zijn de karaktereigenschappen die we moeten trachten te onderdrukken of anders gezegd, wat zijn de obstakels op het pad van de zoeker naar bevrijding van de cyclus van geboorte en dood? 
A. Het zijn deze zes, de Ari-Shadvarga: Kama (lust), Krodha (boosheid), Lobha (hebzucht), Moha (begoocheling veroorzaakt door onjuiste identificatie, verdwaasdheid/bevlieging), Mada (trots) en Matsarya (afgunst/jaloersheid); deze moeten vermeden worden.

V. Wat betekent Kama precies? 
A. Begeerte naar rijkdom, voorspoed, eer, status, roem, kinderen; waarom zouden we ze allemaal noemen. Kortom gehechtheid aan alles van deze zintuigelijke wereld, deze irreële, tijdelijke, onzuivere wereld.

V. Krodha?
A. De drift om anderen kwaad te doen en hen te gronde te richten. 

V. En Lobha
A. De hebzucht die maakt dat geen mens zelfs maar het geringste deel mag gebruiken van wat men bezit of heeft verdiend en dat zelfs in tijd van nood de bezittingen die men vergaard heeft niet mogen verminderen door gebruik.

V. Wat is de betekenis van Moha?
A. Gehechtheid, waardoor sommige mensen je nader aan het hart zijn dan andere en het verlangen hen meer dan anderen ter wille te zijn en je tot het uiterste voor hen in te zetten.

V. Mada?
A. Mada is de branie-achtige trots die zich ontwikkelt als men zich met anderen vergelijkt en vindt dat men meer kennis, kracht, rijkdom of faam heeft dan anderen. Zelfs als dit niet zo is, bewerkstelligt Mada dat mensen zich gedragen zonder eerbied tegenover ouderen en alleen maar verlangen naar hun eigen comfort en zekerheid. Mada is een extreme vorm van egoïsme.

V. Als laatste noemde U Matsarya, Wat is dat Swami?
A.
Afgunst, sommige mensen kunnen niet verdragen dat anderen even gelukkig zijn als zijzelf. Zij vinden dat onprettig. Dit is het gevolg van de werking van Matsarya.

V. Er zijn ook nog andere eigenschappen zoals Dambha en Darpa. Hoe werken die?
A. Dambha, arrogantie, doet mensen Yaga en Yajna bedrijven: liefdadigheid in de vorm van het schenken van grote sommen gelds, teneinde meer aanzien te verwerven in de maatschappij. Darpa is de trots die de mens achtervolgt die rijk en gelukkig is. (SB, C7:15-48,49)

V. Wat is Irshya
A. Wrok, de verwensing dat anderen de pijn, de ellende en de problemen krijgen, waar men mee worstelt.

V. Het is dus iets anders dan Asuya?  
A. Ja, Asuya is het constant denken aan mogelijkheden om anderen kwaad te doen, het bereid zijn zich iedere moeite te getroosten die aan dit verlangen anderen kwaad te doen, tegemoet komt. Deze neigingen worden allemaal de innerlijke vijanden genoemd.
Zolang de mens gevangen zit in het net van begoocheling, uitgespannen door deze vijanden, zal het verlangen naar bevrijding (moksha) niet bij hem opkomen.


 

Zie ook:
Srîmad Bhâgavatam, Canto 2 hoofdstuk 10:40 
en
Srîmad Bhâgavatam, Canto 4 hoofdstuk 24:64 

Inhoudsopgave   
Woordenlijst Prasnottara