Bewerkt en in het Engels vertaald 
door
B.P. Mishra 

 

 

 

 

IV- Hoe de Jongeman
Onder Baba's Hoede kwam

 


'Sai Baba World Conference in Bombay, mei 1968'

 

De leider van de Gufa Ashram komt uit Janakpur, gelegen in de Nepalese streek Mithila. Hij werd geboren in een roemrijk geslacht van Brahmanen met een rijk geestelijk verleden. Nadat de jongen zijn middelbare school had voltooid, besloot zijn vader naar Bangalore te verhuizen om zijn zoon in staat te stellen daar een hogere opleiding te volgen. De jongen koos voor de exacte wetenschappen en studeerde af in wiskunde. Daar ook nam Sai Baba hem aan als zijn eigen zoon. En dat ging als volgt. 

Nadat hij zijn laatste wiskunde-tentamens had gedaan, bleef de jongeman nog enige tijd bij zijn ouders in Bangalore om uit te blazen. Op zekere dag hoorde de vrouw des huizes dat er een sanyasin aan de deur was, die om een aalmoes vroeg: 

'Annapurne sadapurne shankar 
pran vallabhe. 
jnana vairagya sidhyartham 
bhikshamdehi mam Pârvati' 

'O moeder Annapurna, liefste gade van Shankara, uw voorraadschuren zijn altijd vol. O moeder Pârvati! Geef mij alstublieft een aalmoes, opdat ik succes mag hebben in het verwerven van kennis en algehele verzaking.'

De dame in kwestie, de moeder van genoemde jongeman, hoorde zijn bede en deed de deur open. Zij zag een sanyasin staan die er heel sereen uitzag. De indruk die zij van hem kreeg, vervulde haar met blijdschap, want zij was ervan overtuigd dat hij geen gewone bedelmonnik was. 

Het is gebruikelijk dat bedelaars en bedelmonniken van huis tot huis gaan en de vrouw des huizes geeft ze dan meestal wat zij kan missen. Maar als er een bedelmonnik langskomt die geestelijke verwerkelijking uitstraalt, is het de gewoonte dat de bezoeker gevraagd wordt wat hij wil en dat aan zijn wensen dan zo veel mogelijk wordt tegemoetgekomen. 

Gedreven door deze vrome impuls nodigde de vrouw hem binnen te komen. 'Grote Heer! Welk een grote eer valt ons te beurt, dat u juist bij ons wilt komen. Zeg mij hoe wij u kunnen dienen!' 

De sanyasin reageerde alsof hij op deze gelegenheid gewacht had en vroeg haar verheugd of zij werkelijk bereid was hem de aalmoes te geven waarom hij zou vragen. Nadat zij hierop driemaal bevestigend had geantwoord, zei de sanyasin: 'Als u dat werkelijk meent, verleen mij dan de gunst die ik van u verlang.' 

De vrouw vroeg hem te gaan zitten en zei: 'Vertel mij alstublieft wat u wilt.' Intussen waren ook haar man en jongste zoon binnengekomen. Zij begroetten de sanyasin en gingen eveneens zitten. De sanyasin vroeg: 'Hoeveel zoons hebt u?' 'Vijf', antwoordde de moeder. 'En wat doen zij?' 'De oudste vier zijn afgestudeerd. Zij zijn al getrouwd en hebben zich een goed bestaan opgebouwd. Zij zijn gelukkig en leven in welstand. En deze hier is onze jongste zoon. Hij studeert nog en zal met uw zegen binnenkort zijn doctoraal in de wis- en natuurkunde behalen. We hopen binnen een half jaar een huwelijkspartner voor hem gevonden te hebben, waarna wijzelf van onze verantwoordelijkheden tegenover de kinderen verlost zijn. De jaren die ons nog resten, zouden we graag in meditatie en gebed willen doorbrengen.' 

De sanyasin wachtte even en antwoordde toen: 'Dat betekent voor hem dus: trouwen, kinderen grootbrengen, daarna voor dezen weer een huwelijk regelen en kleinkinderen krijgen. Maar als u zich aan deze wereldse traditie houdt, loopt u wel regelrecht in een gevaarlijke val. Ziet u het volgen van deze gedragsregels als doel van het leven?' 

Het echtpaar was onthutst door deze vraag. Zij waren nog nooit iemand tegengekomen die op zo'n vrijmoedige manier met hen had gesproken en hun de naakte feiten van het leven zo had onthuld. Nadat zij enigszins van de schrik was bekomen, zei de moeder: 'Maar eerbiedwaardige Heer, zo gaat het toch overal, dat doet toch iedereen. Het hoort nu eenmaal bij het aardse leven in het Kali-tijdperk. Dat zijn de voorschriften waar we ons in deze tijd aan te houden hebben. Zoudt u ons alstublieft duidelijk willen maken wat we volgens u dan moeten doen?' 

De sanyasin antwoordde daarop: 'U bent als mens ter wereld gekomen en de beste mensen zijn geboren als Brahmanen. Dat hebben zij te danken aan hun goede daden in eerdere levens. U lijdt geen gebrek en u weet ook wat er in de geschriften staat. Waarom keert u zich dan af van de dienstbaarheid aan uw medemens? Wij hebben toch een oude traditie die wil dat, als iemand vijf zonen heeft, zich een daarvan beschikbaar stelt om dienstbaar te zijn aan anderen. Als ook maar een lid van het gezin de zelfverwerkelijking bereikt, zal de zondenlast van heel dat gezin worden verminderd. Vele andere mensen zullen de waarde van dienstbaarheid dan ook gaan inzien en zo zullen zulke edelmoedige gevoelens zich weer verder verspreiden.' Op deze wijze zette de sanyasin zijn verheven levensbeschouwingen nog enige tijd voort. Het echtpaar luisterde vol aandacht. Zelfs de heer des huizes, die een uitgebreide kennis van de geschriften had vergaard, deed er het zwijgen toe en verbaasde zich over het feit dat zijn kennis vrijwel niets was in vergelijking met die van de sanyasin. Hij vond dat hij in gezelschap van iemand met zoveel gezag maar beter zijn mond kon houden. Intussen herinnerde de sanyasin de moeder aan haar belofte en zei: 'U hebt uw woord gegeven en ik vraag u nu om uw jongste zoon. Ik zal van hem een weldoener der mensheid maken en een man van grote wijsheid.' De beide echtelieden goten daarop onmiddellijk water in de palm van hun handen en bekrachtigden in het sanskriet hun gelofte. Zij waren blij met het bijzondere geluk dat ze ten deel was gevallen en reciteerden uit het boek Bhâgavatam

'Kulam pavitram janani kratarthaha vasundhara punyavati cha tein, 
Apar saivit sukh saagaresmin, leenum parabrahmani yasya chetah.' 
'Alle bezittingen en familieleden van hem wiens geest en ziel in God opgaan of van hem die volledige onthechting heeft bereikt, zullen tot in de eenentwintigste generatie toe geheiligd worden en uiteindelijk éénworden met God.' 

Door deze vrome gevoelens gedreven, vertrouwden zij hun jongste zoon aan de sanyasin toe. Daarop benadrukte de sanyasin nogmaals hun belofte met: 'Vanaf nu behoort deze jongen u dus niet meer toe. Hij is van mij. Maar ik laat mijn leerling in uw hoede achter en zal hem pas komen opeisen als de tijd daar rijp voor is.' 

Het echtpaar stemde daarmee in. Daarop stond de sanyasin op en verliet terstond het huis. De sanyasin was al nergens meer te bekennen toen het echtpaar enigszins van de vervoering was bekomen. Door eerbied en vreugdevolle gevoelens overmand, barstte de moeder bijna in tranen uit en verzuchtte: 'Wat hardvochtig van u, O Heer, dat u zelfs het eenvoudige voedsel dat ik u heb voorgezet, niet hebt willen aannemen!' Ofschoon er niemand in de buurt te zien was, hoorde zij toch een stem: 'Het is genoeg. Ik heb mijn aalmoes al gekregen.' Toen de moeder deze woorden hoorde, sloeg haar aanvankelijke verwondering om in een vaste overtuiging: 'De Heer Zelf heeft mijn woonstee vandaag bezocht. Daar is geen twijfel over mogelijk.' Van toen af koesterde het echtpaar zich het grootste gedeelte van de dag in de herinnering aan die onvergetelijke ogenblikken. 

Enige dagen later vroeg de jongste zoon toestemming om een uitnodiging aan te nemen. 'Ik heb een brief van vrienden uit Madras gekregen, waarin zij mij uitnodigen een tijdje bij hen te komen logeren en aangezien het toch nog een maand duurt voor ik de uitslag van mijn examens krijg...' De ouders stonden dit hun jongste zoon gaarne toe. De volgende dag al kwam hun zoon in Madras aan. Nadat zij naar elkaars welzijn hadden geïnformeerd, vertelden zijn vrienden hem dat zij van plan waren hun vakantie op een nuttige wijze te besteden en dat zij hem speciaal voor dat stichtelijke programma hadden uitgenodigd. Vervolgens zeiden zij: 'Er is geen gezegender plaats op aarde dan Puttaparthi. Daar woont namelijk Heer Sai en je kunt je geen heiliger en vreugdevoller tafereel voorstellen dan het aanschouwen van zijn goddelijke vorm. We hebben je dan ook gevraagd hier te komen om samen een pelgrimstocht naar die heilige plaats te maken.' 

Allen gingen met dit voorstel accoord en zo bereikte een groep van ongeveer 10 studenten Prasanthi Nilayam. De volgende dag al hadden zij het geluk dat zij Sai's darshan mochten ontvangen en zijn lotusvoeten mochten aanraken. De Heer wierp zo'n liefdevolle blik op de groep dat het leek of hij ze met nectar overgoot. Hij materialiseerde ook vibuthi en gaf dat aan een van de groepsleden. Ieder van hen deed er wat van op zijn voorhoofd en zuiverde zijn spreken door er ook een beetje van in te nemen. Zij genoten geweldig van de bhajans die in de tempel werden gezongen. Rond tien uur kwamen zij terug in hun kamer en vertelden elkaar wat zij beleefd hadden. De student uit Bangalore was de eerste. 

'Het was fascinerend om naar Baba te kijken. Ik ervoer pure vreugde en geluk en ik ben ongelofelijk dankbaar dat jullie me aan dit bijzondere vakantieprogramma wilden laten deelnemen.' 

Hij zweeg enige minuten en vervolgde toen: 'Toch moet me iets van het hart vrienden en ik hoop dat jullie me dit niet kwalijk zullen nemen. Het is logisch dat wij Sai Baba als een hoge ziel beschouwen met grote geestelijke vermogens en dat het ons goed doet zijn darshan te ontvangen. Daarom ook vouwen we uit respect en achting onze handen als we hem zien, luisteren we naar zijn leringen en trachten we hem na te volgen, om zo ons leven meer zin te geven. Maar op de een of ander manier heb ik er een hekel aan om mensen zijn voeten te zien aanraken, mensen die zich op de grond voor hem uitstrekken, hun voorhoofd volsmeren met het zand waarop hij gelopen heeft, zich tot hem richten alsof hij God is, zijn glorie bezingen, terwijl zij zichzelf alsmaar voorhouden dat zij zelf zo slecht en armzalig zijn. Kan een mens wel ooit God worden? Wanneer de ziel gelijkgesteld wordt met de 'overziel', is dat volgens mij alleen maar figuurlijk bedoeld, zoals je de maan gebruikt om een lieflijk gezicht te beschrijven.' 

Ter ondersteuning van zijn bewering zei de jongeman nog het volgende: 'Eigenlijk is elk individu een magazijn vol van goede en slechte gedachten. Hij wordt geboren met allerlei neigingen en denkpatronen. Sommigen geloven niet in een God. Volgens hun is er geen ziel of schepper. Zij volgen een pad dat door onze geestelijke leiders wordt afgekeurd. Anderen weer zeggen dat zij God toegewijd zijn en in het bestaan van de ziel en zijn schepper geloven. Om hun standpunt kracht bij te zetten, ontvangen zij thuis regelmatig in het oranje gestoken monniken, die zichzelf tot God, de Almachtige hebben uitgeroepen.' 

Daarna hield hij even op en met een lachje omdat hij er zelf niets van geloofde, vertelde hij de anderen dat zo'n bedelmonnik de week daarvoor ook zijn ouderlijk huis had bezocht, waarbij deze zo'n indrukwekkend verhaal ten beste had gegeven dat zijn ouders helemaal in zijn ban waren gekomen en hém notabene als aalmoes aan die monnik hadden geschonken. 'Tenslotte ben ik geen ding, zoals een tafel of stoel, noch een dier, zoals een koe of een geit. Niet iets dat je zomaar aan de eerste de beste kunt wegschenken, wel? 

Wat betreft het mysterie waarachter het verschijnsel 'God' verborgen is. Dat is iets wat wij mensen niet kunnen bevatten en ook niet moeten proberen te bevatten. Tot vandaag de dag is er niemand die een betrouwbaar bewijs van Gods bestaan kan geven.' 

De jongens uit Madras hoorden het verhaal van de jongeman geduldig en een beetje verbaasd aan en zeiden toen: 'Beste vriend, we zijn blij dat je je na Baba's darshan zo vredig hebt gevoeld. Je hebt hem ook geaccepteerd als Mahatma (Mahan + Atma), dat wil zeggen een grote ziel, terwijl je in vroegere discussies over dit onderwerp, dat soort mensen steeds als hypocrieten bestempelde en over ziel en schepper sprak als iets waar je nooit uit zou kunnen komen; je noemde dat een doolhof. We hopen dat je nu na Baba's darshan je mening over werkelijk grote mensen hebt herzien. Vroeg of laat zal ook jij merken dat er werkelijk een volmaakt wezen kan bestaan, een Poorna Purusha, dat wij Paramatma noemen. Het is zelfs heel goed mogelijk dat je ons allen wat betreft eerbied en verering voor Heer Sai in de komende dagen zult overtreffen, dat je zijn glorie gaat bezingen en zijn heilige voeten wilt aanraken. Dat zeggen we omdat we hebben meegemaakt dat er mensen zijn die hier als een brullende leeuw binnenkwamen en als een lam weggingen, nederig en tot inkeer gebracht.' 

De student uit Bangalore haastte zich om zijn standpunt over grote mannen te verduidelijken en zei: 'Ik hoop dat niemand van jullie het me kwalijk neemt, maar toen ik Sai Baba een grote ziel noemde, bedoelde ik alleen maar dat hij duidelijk boven de gewone man staat en in het bezit is van een aantal mystieke geestelijke vermogens. Het is dus logisch dat we vrome gevoelens krijgen als we hem zien en dat verheft ons boven onszelf. Maar die grootheid is ook voor ons te bereiken. Als we een godvruchtig leven leiden en ons op onze spirituele disciplines concentreren, kunnen we dat peil ook bereiken.' 

De jongens uit Madras waren daarmee echter niet tevreden. Zij beweerden met klem dat Sai Baba veel meer was. Dat in hem alle kennis en alle deugden zijn gebundeld. Met andere woorden dat Hij God Zelf was. 

Zo gingen de discussies over Bhagavan de hele dag door. De volgende dag gebeurde er iets. Baba riep de student uit Bangalore binnen voor een interview. Direct nadat hij de interviewkamer was binnengestapt, richtte Baba zich tot de jongeman en zei vermanend: 'Je komt uit een vroom gezin en toch spreek en denk je als een atheïst, als iemand die overal aan twijfelt. Je ouders zijn diepgelovige mensen en leiden een eenvoudig leven. Waarom kwets je ze daarmee toch zo?' 

Toen hij deze woorden van Baba hoorde, was hij met stomheid geslagen. Hij was er nu van overtuigd dat Baba alles wist van wat hij met zijn vrienden had besproken. Door die paar zinnen had Heer Sai laten blijken dat Hij wist wat er in het hoofd van de jongeman omging. Baba vervolgde: 'Goed, voorlopig ga je maar naar het buitenland. Als je terugkomt zal ik verder voor alles zorgen.' En daarmee was het interview afgelopen. 

De jongeman verliet de kamer in een staat van opperste verwarring en dacht na over hetgeen de Heer tegen hem had gezegd. Ten eerste had deze hem zijn godloochening voorgehouden, en daarin had Hij volkomen gelijk. Maar daarna had Hij gezegd dat hij naar het buitenland zou gaan. Dat is toch onmogelijk? dacht hij. Er is niets wat in die richting wijst. Daarmee is Hij er dus absoluut naast. 

Na zo enige dagen in de verheven sfeer van Prasanthi Nilayam te hebben doorgebracht, vertrok het groepje studenten weer naar huis. De student uit Bangalore bleef nog enige dagen in Madras en keerde, toen de datum van de uitslag van zijn examens naderde, naar Bangalore terug. Toen hij naar de universiteit ging om de uitslag te horen, werd hij bij de rector magnificus geroepen, die hem met de resultaten feliciteerde. Hij had de hoogst mogelijke cijfers behaald. Daarna vroeg hij de jongeman of deze zijn universiteit een dienst wilde bewijzen voordat hij zijn bul in ontvangst zou nemen. De jongeman sprak in alle ootmoed: 'Als ik mijn Alma Mater ergens mee van dienst kan zijn, zal ik dat graag doen.' Daarop zei de rector magnificus: 'De Universiteit van Californië in de Verenigde Staten heeft een debat georganiseerd over het vraagstuk of de Veda's uit de oertijd stammen of dat deze eeuwigheidswaarde moeten worden toegekend. Alle studenten die nog niet gepromoveerd zijn, kunnen aan deze discussie deelnemen. In de tijd dat je hier colleges liep, hebben we je verschillende keren horen spreken en we zijn van mening, gezien ook de spirituele achtergrond van je familie en je grote kennis van de Veda's, dat jij de juiste persoon bent om onze universiteit te vertegenwoordigen. De staat zal al je kosten betalen.' 

Met een beetje vreemd gevoel over het feit dat hij zo volkomen onverwacht naar het buitenland zou gaan, keerde de jongeman naar huis terug. En meteen schoot hem te binnen wat Bhagavân hem gezegd had: 'Je gaat nu eerst naar het buitenland en wij spreken elkaar weer als je terug bent.' Deze woorden bleven maar in hem doorklinken. Heer Sai schijnt de Alwetende te zijn, want hoe kon hij de gebeurtenissen in mijn leven anders voorspellen voordat iemand daar enig idee van had? Zouden mijn vrienden dan toch gelijk hebben? Zou Baba dan misschien toch God kunnen zijn? Ergens in zijn achterhoofd bleef de twijfel knagen en hij zei daarom bij zichzelf: 'Als Baba werkelijk God is, moet het Hem niet de minste moeite kosten mij te laten winnen. Als Alomtegenwoordige God is Hij dan immers ook in mijzelf aanwezig. Als Hij mij tijdens het debat de juiste argumenten ingeeft en mij in staat stelt als winnaar uit de bus te komen, zal ik Hem als God aanvaarden. Dit is een goede gelegenheid om Hem op de proef te stellen.' 

De jongeman kwam op de vastgestelde tijd in Californië aan. Het dispuut zou drie dagen duren. Aan de ene zijde was de groep mededingers die vasthield aan de mening dat de Veda's een oorsprong hadden en dat deze vier Veda's aan het eind van het Dwapara-tijdperk door Srî Vyâsa waren opgetekend. Men noemt ze immers 'Adigranth' (iets wat een begin heeft), maar alles wat een begin heeft, heeft ook een einde en daarom kunnen ze onmogelijk 'Anadi', dat wil zeggen 'zonder begin' worden genoemd. Zij zijn dus niet eeuwig. De tegenpartij beweerde dat de Veda's uit één bron stamden, dat zij wel eeuwig zijn en dat zij sinds mensenheugenis een eeuwige, ononderbroken stroom van culturele en geestelijke vergezichten bieden. Deze groep meende dat Maharshi Vyâsa de Veda's niet zelf geschreven had, maar dat hij Gods woorden alleen verzameld en op schrift had gesteld. Zij bestonden al lang voor Vyâsa, maar lagen her en der verspreid. Er waren toen al meerdere wijzen, asceten en leraren1) die vedische gezangen uit het hoofd reciteerden, maar deze waren niet behoorlijk gerangschikt en in hun onderlinge samenhang naar voren gebracht. Maharshi Vyâsa deelde de Veda's op de juiste wijze in. Dat moest ook wel, want aan het eind van het Dwapara-tijdperk ging de wijsheid van de mens teloor omdat overal het kwaad de kop opstak. Met het ingaan van het Kali-tijdperk kreeg het materialisme de overhand, hartstochten liepen hoog op en het mensdom raakte vervuld van hebzucht. De hoofddeugden waarheid (sathya), rechtschapenheid (dharma), vrede (shanti), liefde (prema) en geweldloosheid2) (ahimsa) waren nergens meer te vinden. Meditatie, bestudering van de heilige geschriften en andere geestelijke oefeningen raakten steeds meer in onbruik. 

Maharshi Vyâsa [zie SB, C1 : 5 & C1 : 16] voorzag wat er ging gebeuren en deed twee dingen die van grote betekenis waren. Hij verdeelde de inhoud van de gehele Veda in vier delen en noemde deze de vier Veda's. Vervolgens onderwees hij zijn vier voornaamste leerlingen elk in een Veda en vertrouwde ze de verantwoordelijkheid toe deze in stand te houden. Deze vier leerlingen waren Vaishampayana, Peela, Sumantanand en Jaimini

Deze vier delen zijn indrukwekkend, vooral ook als je ziet hoe deze per onderwerp gerangschikt zijn. In het boek dat bekend staat als de Rk(Rig)-veda werden de lofzangen verzameld die betrekking hadden op de Schepper en de lagere goden en godinnen. De overige gezangen staan beschreven in de Sâma-veda (liederen ter begeleiding van offers). In de Yajur-veda (mantra's in de maancultuur) werden in versvorm rituelen beschreven, onder andere die betrekking hadden op offers3). Het deel dat Atharva-veda werd genoemd bevat mantra's (of mystieke hymnen) met betrekking tot de vedische mythologie en aanwijzingen voor menselijk gedrag in verschillende situaties. Een expert in een of meerdere van de vier Veda's werd respectievelijk Vedi, Dwivedi, Trivedi en Chaturvedi genoemd. En het was Heer Nârâyana (Vishnu) Zelf die in de gedaante van Vyâsa op aarde kwam om deze dienst aan de mensheid te bewijzen. 

Zo ging het debat drie opeenvolgende dagen door, waarbij argumenten en tegenargumenten elkaar afwisselden. Uitsluitend door zijn intelligentie, zijn kennis en zijn logische gedachtengang kreeg de jongeman uit Bangalore de overhand. De partij die hij vertegenwoordigde won het debat en hij kreeg verschillende extra prijzen voor zijn persoonlijk optreden. 

Op de vierde dag kwam de hele groep samen en werd de geluidsband van het debat afgedraaid. De argumenten die door de student uit Bangalore naar voren werden gebracht, waren verbazingwekkend; zijn logica en zijn aanhalingen om die argumenten kracht bij te zetten, indrukwekkend. 'Hoe is 't mogelijk', dacht de jongeman bij zichzelf. 'Zo zou ik mijn stellingen nooit hebben kunnen beargumenteren. In dat soort situaties vergeet je meestal alles wat in je geheugen staat opgeslagen en word je nerveus. Maar bij mij is daar geen spoor van te merken. Baba moet me vast en zeker vanaf een afstand hebben geleid. Iemand die mij niet alleen inspireert, maar me ook nog in zijn spreekbuis verandert, kan niet anders dan de almachtige Schepper zelf zijn. Staat er niet in de Purâna's dat God de volgende attributen worden toegeschreven: 

'utapattim pralayam chaiva 
bhootanam gatimagatim
vetti vidyam avidyashcha
saha vachye bhagavaniti'

'Hij die alles weet over leven en dood van alle schepselen, Die de goede en slechte daden in een volgend bestaan kan overzien en ook de onwetendheid kent die ons in de afgrond stort, Hij die het levenspatroon van ieder individu vastlegt, Hij wordt gekend als de hoogste Heer.' 

Welnu, als God niet alomtegenwoordig, almachtig en alwetend is, kan Hij Zijn schepping niet naar behoren laten functioneren. Omdat Hij alomtegenwoordig is, kent Hij de ingeprente gedragspatronen die een ieder meebrengt uit vorige levens. Door Zijn almacht bepaalt Hij het eindresultaat van alle in het leven verrichte handelingen en beloont dan met de hemel of straft met de hel. 

Nu kwamen er bij de jongeman ook herinneringen aan het heilige ogenblik van Baba's darshan naar boven. Toen ik bij Baba in de interviewkamer was, ervoer ik Zijn alwetendheid. En er is geen enkele reden te bedenken waarom ik me niet aan Hem zou overgeven. De allereerste blik die ik op Baba wierp, gaf mijn smachtend hart een onbeschrijflijke vrede. Ik voelde mij wezenlijk volkomen en tevreden. Ik heb mijn vrienden belachelijk gemaakt omdat zij Zijn voeten aanraakten, maar nu zou ik hetzelfde willen doen, omdat ik er zeker van ben dat dan heel mijn zondenlast uit vorige levens zal worden weggewassen. 

Bij zijn terugkomst ging hij regelrecht naar Puttaparthi, in de hoop Baba te kunnen spreken. Terwijl hij inwendig Baba's glorie bezong, legde hij zichzelf als een bloem aan Zijn voeten neer. De Heer zegende hem en vertelde hem iets over zijn toekomst: 'Ik heb ervoor gezorgd dat je in een gegoed en vroom milieu werd geboren. Stel dus geen belang in wereldse zaken. Je zult een spirituele weg moeten gaan bewandelen. Ga nu naar huis om je ouders te zien en kom dan terug.' 

De student ging met Baba's zegen naar huis. Zijn ouders waren blij verrast toen zij merkten dat hun zoon godsdienstig was gaan denken. Het hele gezin verhuisde nu weer naar Janakpur, gelegen in hun geboorteland Nepal. De jongeman bleef bij zijn ouders wonen en leidde een gedisciplineerd leven. Na een jaar ging hij voor het door de Heer beloofde onderhoud terug naar Puttaparthi. Gedurende dit onderhoud onderwees de Heer hem tot in details de beginselen van de beheersing der ademhaling4) en zei tenslotte: 'Ga niet meer naar huis terug, want je werkelijke huis is daar waar je mediteert. Ga naar het Chaparan-woud en doe daar je meditaties. Ik ben je moeder, vader en leraar. Probeer me te herkennen, want ik ben de sanyasin die jou als aalmoes van je ouders heeft gekregen. Door mij heb je in Californië dat debat gewonnen. Sinds de dag dat ik jou als aalmoes heb aanvaard, ben ik elk moment met je geweest en dat zal voortaan ook zo blijven.' 

Toen hij dit hoorde, kende de vreugde van de jongeman geen grenzen, want nu kon hij in de Heer zijn werkelijke vader, moeder en leraar zien. Tenslotte zei Bhagavân Baba nog dat hij in het Champaran-woud zelfverwerkelijking zou bereiken. 

Een ogenblik drong zich de angst voor het onbekende aan hem op. Hij dacht aan de verschillende hindernissen die hij in het bos kon verwachten. Hoe moet ik ascese beoefenen? Hoe moet ik aan voedsel komen?. Al dit soort vragen vlogen door zijn hoofd. Maar het volgende ogenblik herkreeg hij zijn vertrouwen en zei bij zichzelf: 'Wat stom van me om aan zulke onbenulligheden te denken. Als mijn Heer Sai me een internationaal debat zo ver weg in Californië kan laten winnen, moet Hij toch ook voor mijn dagelijks onderhoud in het woud kunnen zorgen? En dat zal Hij zeker doen!' Toen hij het Champaran-woud bereikte, had hij het geluk om een oude gerealiseerde Mahatma te ontmoeten, Swami Vamadeva. Deze swamiji onderwees hem in alles wat nodig was. De jongeman concentreerde zich op zijn spirituele disciplines en verbleef daar zes jaar, waarin hij zichzelf strenge ascese oplegde. Hij beoefende de beheersing van zijn ademhaling, zoals Baba hem dat had geïnstrueerd en na verloop van tijd kon hij zijn adem meer dan een uur inhouden. Gaandeweg kreeg hij de beheersing over zijn zintuigen en ontwikkelde hij een vorm van gelijkmoedigheid die zo kenmerkend is voor een ware asceet. Hieruit blijkt wel dat als Heer Sai iemand onder Zijn hoede neemt, Hij deze helpt om werkelijk mens te worden en wel op zo'n wijze dat deze, naarmate hij vordert op het pad van de spirituele discipline, het doel van zijn leven - opgaan in God - kan bereiken. Nadat hij zijn ascese in het Champaran-woud had voltooid, ging de jongeman in 1983 met tien andere toegewijden naar Brindavan, Bhagavân Baba's verblijf in Whitefield. Wat daarna volgde is al eerder in dit boekje beschreven.

 

Inhoud
Woordenlijst