De veda's
zijn de oudste religieuze
geschriften van de mensheid en
zij zijn ontstaan in India. Zij
zijn rechtstreeks door God
geopenbaard aan de oude wijzen
in een tijd die ver vóór de tijd
ligt waarin de huidige
godsdiensten en de daarbij
behorende geschriften
ontstonden. Zij bevatten
Sanathana Dharma, de tijdloze
geestelijke wet, die leert dat
het de eeuwige plicht is van
ieder levend wezen om God te
dienen. De veda's
behoren daarom toe aan de gehele
mensheid in alle tijden en niet
aan een of andere speciale
godsdienst.
Om de tanende
kennis van deze veda's
weer te doen toenemen, besloot
Sai Baba de pundits
(schriftgeleerden) van India
naar zich toe te trekken. Zij
waren namelijk in de praktijk
degenen die dharma moesten
uitdragen en daarom was het
nodig dat Baba de geest van
deze pundits zou vullen met
een sterk geloof in de heilige
geschriften.
In verband hiermee kondigde
hij in 1962 aan dat er tijdens
het Dasara-feest van dat jaar
een vuurofferceremonie zou
worden uitgevoerd. Voor dit
offerritueel nodigde hij zo'n
honderd pundits en andere
vedische geleerden uit het
hele land uit. Gedurende zeven
dagen werden er tijdens het
ochtendritueel offeranden in
het vuur geworpen onder het
reciteren van teksten uit de veda's
en gedurende de avonden werd
door de grootste vedische
geleerden gesproken over de
filosofie van de veda's
en de diepere betekenis van de
rituelen. Op de laatste dag
werden tenslotte in een grote
ceremonie alle in de veda's
voorgeschreven zaken geofferd,
met tot slot negen edelstenen,
die Baba op dat moment
materialiseerde. In een van
zijn toespraken benadrukte hij
hoe belangrijk het is dat de
rituelen strikt volgens de
vedische richtlijnen worden
uitgevoerd. Sommige mensen
beschouwen het als verspilling
om ghi (geklaarde
boter) te offeren in het vuur.
Zij realiseren zich niet dat
de voldoening van het
uitvoeren van een dergelijk
ritueel niet in geld is uit te
drukken. De veda's
verklaren dat het uitvoeren
ervan het welzijn en de vrede
in de wereld zullen
bevorderen. Het offeren van
ghi in het vuur is een
symbool. Het staat voor het
offeren van het ego aan God.
De pundits waren zeer onder de
indruk van de wijze waarop het
offerritueel werd uitgevoerd
en zij die zelf vaak al
tientallen jaren toespraken
hielden aangaande de veda's,
stonden versteld van de
diepzinnige uitleg die Sai
Baba gaf van bepaalde
onderwerpen.
Toen zi j huiswaarts keerden,
waren zij ervan doordrongen
dat de woorden die Baba had
gesproken, juist waren: 'Laat
je niet misleiden. Ik ben
niet degene die deze
offerande uitvoert. Ik ben
degene die de offergaven in
ontvangst neemt en de
beloning toekent.'
Velen waren namelijk naar de
ashram gekomen met het idee
dat Sai Baba slechts een
goochelaar of iets dergelijks
was. Bij hun vertrek waren zij
ervan overtuigd dat hij een
Avatar was.
Zes weken
later, op Sai Baba's
verjaardag, werd de Academie
voor Vedische en Sanskriet
Studie opgericht (1962). Baba
had besloten tot de oprichting
van deze academie omdat hij
vond dat er meer vedische
geleerden moesten komen om
dharma te verbreiden. De
opleiding startte dat jaar met
twintig studenten en Baba
besteedde veel aandacht aan
hen, aan hun gezondheid,
discipline en karakter, want
zij moesten de steunpilaren
worden van dharma; zij zouden
de leiders van het land moeten
worden. Zijn aandacht voor
deze studenten hield ook in
dat hij speciaal voor hen een
aantal toneelstukken schreef,
gebaseerd op de levens van
allerlei personen uit de
heilige geschriften. Toen het
moment was gekomen waarop de
studenten deze stukken zouden
gaan opvoeren, verdeelde Baba
zelf de rollen, begeleidde de
repetities en ontwierp de
kostuums. Hij liet allen de
volledige tekst leren, dus ook
de gedeelten die zij niet zelf
hoefden te spreken, en hij
repeteerde met alle deelnemers
de vele liederen die hij had
gecomponeerd. Op deze manier
namen allen de waardevolle
leringen volledig in zich op.
Aanvankelijk floreerde deze
academie, maar in later jaren
bleken er steeds minder
jongeren bereid zich uit eigen
vrije wil te verdiepen in de
heilige geschriften. Dit
leidde ertoe dat de academie
tenslotte moest worden
gesloten.
De neergang in
moraal wordt veroorzaakt door
verwaarlozing van de
discipline die in de veda's
wordt voorgeschreven. Het is
daarom belangrijk dat jongens
worden ingewijd met het
upanayanam-ritueel, een
inwijding in het geestelijke
leven die volgens de
geschriften moet worden gedaan
door het aanleren van de
gayatri-mantra vóór zij
verlangen ontwikkelen naar
zintuiglijk plezier.
Een mantra is een
heilig woord of een combinatie
van heilige woorden in het
Sanskriet, die een geestelijk
heilzame trilling bezit en die
kracht krijgt door veelvuldig
herhalen. Letterlijk betekent
mantra: dat wat je kan redden
wanneer je erop mediteert.
Mantra's zijn afkomstig uit de
veda's en de
belangrijkste mantra is de
gayatri. Hierin wordt niet
gevraagd om gezondheid en
rijkdom, geluk of overwinning,
maar om het ontwaken van het
hoger bewustzijn. Deze mantra
is de sleutel tot spirituele
vooruitgang en luidt als
volgt:
Om
bhur bhuva svaha
Tat savitur varenyam
Bhargo devasya dhimahi
Dhiyo yo nah prachodayat (11).
De 'Gâyatrî'
gezongen door Swami
Afhankelijk van de kaste moet
de inwijding plaatsvinden vóór
het achtste, elfde of twaalfde
levensjaar. In die tijd leidde
dit ritueel een kwijnend
bestaan en dat was te wijten
aan de ouders, die niet meer
de moeite namen hun kinderen
te laten inwijden. Daarom
kondigde Sai Baba aan dat dit
ritueel voortaan jaarlijks zou
worden uitgevoerd onder zijn
leiding. De eerste keer, dat
was in 1963, kwamen er slechts
dertig jongens om te worden
ingewijd, maar in 1964 waren
het er al driehonderd en in
1965 meer dan 450. Onder hen
bevonden zich ook alle jonge
mannen uit de
Ratnakaram-familie, daartoe
aangezet door Easwaramma. Baba
maakte er ieder jaar een groot
feest van en hij voerde alle
rituelen nauwgezet uit
overeenkomstig de geschriften.
De eerste keer bleken er
zestien van de dertig jongens
nog geen gaatjes in hun oren
te hebben en dat ritueel
behoorde vooraf te gaan aan
het upanayanam-ritueel.
Daarom boorde hij persoonlijk
gaatjes in hun oren. De
priesters, die met veel ouders
waren meegekomen, wezen hem
erop dat de moeder achter de
jongen moest staan tijdens de
daaropvolgende ceremonie. Zij
moest namelijk op een gegeven
moment de eerste hand rijst
schenken aan de jongen.
'Ik zal hun moeder zijn,'
antwoordde Sai Baba. 'Sommige
jongens hebben geen moeder
meer. Als zij andere jongens
met hun moeder zien, zullen
zij huilen om hun eigen
rampspoed. Ik wil niet dat
er ook maar één jongen huilt
tijdens het ritueel waarin
hem de gayatri-mantra wordt
gegeven, die juist smart
wegneemt. Laten wij daarom
geen moeders bij de jongens
zetten. Ik zal de moeder
zijn. Ik zal hun handen
vullen met geschenken.'
Ook toen het aantal jongens in
de jaren daarna sterk toenam,
nam Baba er de tijd voor om
bij ieder afzonderlijk het
heilige koord om de hals te
hangen en de heilige mantra in
het oor te fluisteren. Daarna
deden de jongen en zijn ouders
pada-puja. Dit is het
aanraken van de voeten van de
goeroe als symbool van de
overgave van het ego aan de
Heer. Vervolgens hielden
enkele pundits een toespraak,
gevolgd door een toespraak van
Baba, en tot slot ontvingen
alle jongens en hun ouders
geschenken. Vaak benadrukte
Baba in zijn toespraak dat het
niet de bedoeling was dat
alleen de kinderen de gayatri
herhaalden, maar dat ook de
ouders dat moesten doen. De gayatri
zou hen allen beschermen op
hun verdere levenspad.
Dit was nog
niet alles wat Sai Baba wilde
verwezenlijken met betrekking
tot de veda's. Tijdens
een van zijn reizen in 1964
deelde hij de met hem
meereizende pundits en andere
geleerden mee dat hij had
besloten tot de oprichting van
een Academie van Vedische
Geleerden, bedoeld voor heel
India. Deze academie werd
officieel opgericht tijdens de
vuurofferceremonie van Dasara
1965. Tijdens een van zijn
toespraken zei Baba: 'De
veda's zijn de wortels van
dharma. (..) Zij veranderen
alle handelen in aanbidding
van de Allerhoogste en
redden de mens van eindeloze
verlangens en onverklaarbare
smart.' De tweehonderd
aanwezige pundits kregen ieder
een district toegewezen als
werkterrein en het Centrale
Comité van pundits zou
toezicht houden op het
programma en de voortgang. De
pundits moesten toespraken
gaan houden voor de grote
massa en zij moesten zelf het
goede voorbeeld geven door te
leven overeenkomstig de
leringen. Het Centrale Comité
organiseerde ook seminars voor
de pundits waarop onderwerpen
werden aangedragen waarover
zij zouden kunnen spreken en
waarop methodes werden
aangeleerd om de stof te
presenteren. Dat moest
namelijk op eenvoudige wijze,
in de taal van het volk, en de
inhoud moest nuttig zijn voor
het dagelijks leven. Het
enthousiasme was groot en in
de jaren daarna waren er
steeds meer deelstaten die een
eigen afdeling oprichtten. De
pundits gingen over het
algemeen niet alleen op pad.
Meestal werden zij vergezeld
door musici, zangers, dichters
en verhalenvertellers. Wanneer
zo'n groepje gedurende drie of
vier dagen een bepaalde plaats
bezocht, slaagden zij er
onveranderlijk in om de mensen
met muziek, zang en toespraken
weer bewust te maken van hun
spirituele erfenis. Voorheen
was het aantal
belangstellenden bij een
lezing van een pundit op de
vingers van één hand te
tellen, maar nu kwamen er in
de steden tienduizenden naar
de bijeenkomsten en in de
dorpen kwam vrijwel iedereen.
Enkele
hoofdstukken eerder werd
gesproken over in trance raken
en over verschijnen in andere
lichamen om mensen te helpen.
Maar soms verscheen Sai Baba
ook in zijn eigen gedaante op
een plaats die ver verwijderd
was van de plek waar hij zich
officieel bevond, zoals blijkt
uit de volgende voorbeelden.
Het eerste
geval heeft betrekking op Sri
Laksh Kumar, een academicus
die later onderwijsinspecteur
werd in de deelstaat Arunachal
Pradesh. Op een dag ontving
hij per post een pakje met
daarin drie boeken die hij
nooit had besteld, namelijk
een boek over het leven van
Sathya Sai Baba, een dun
uitgaafje met een van zijn
lezingen, en een bundel
citaten uit zijn toespraken.
Hij had reeds eerder iets over
Sai Baba gehoord en hij had
ook een artikel over hem in
een tijdschrift gelezen, maar
hij vond het allemaal niet
echt interessant. Hij zette de
boeken daarom ongelezen in
zijn kast.
Nu had hij de gewoonte
ontwikkeld om rond middernacht
op te staan en dan een paar
uur te gaan zitten lezen voor
hij weer ging slapen. Toen hij
op een keer tijdens het lezen
zijn ogen even sloot om
geconcentreerd na te denken en
ze daarop weer opende, zag hij
iemand zitten in de stoel
naast zich. Hij was niet eens
echt verbaasd, maar hij wilde
wel weten wie die man was.
Voor hij dat kon vragen, sprak
de man: 'Wees niet bang
voor mij,' en dat
herhaalde hij nog tweemaal. En
hij vervolgde: 'Ik heb je
een paar boeken gestuurd.'
Nu herkende hij Baba van de
foto's die hij gezien had en
hij antwoordde: 'Ja, ik heb
een paar boeken ontvangen...'
Baba viel hem in de rede met
de woorden: 'Lees ze!'
'Ze zijn niet van belang. Het
is rommel. Ze zijn voor mij
niet interessant.'
Vriendelijk drong Baba aan: 'Toch
zal iets erin wel de moeite
waard zijn. Lees ze in ieder
geval één keer.'
Omdat hij zich realiseerde dat
het eigenlijk verkeerd was om
deze boeken zonder ze eerst
gelezen te hebben als 'rommel'
te bestempelen tegenover
degene die ze hem had
toegezonden, zei hij: 'Ik zal
ze lezen,' en hij stond op om
ze te gaan halen. Toen hij
terugkwam in de kamer was Sai
Baba verdwenen.
Toen hij tien
dagen later weer midden in de
nacht zat te lezen en even
zijn ogen sloot om na te
denken, verscheen Baba weer.
Hij zat in dezelfde stoel als
de vorige keer en zei: 'Ik
weet dat je die boeken
gelezen hebt.'
'Ja, ik heb de boeken
gelezen.'
'Ik weet vrijwel zeker dat
je ze boeiend vond. Ik wist
dat je ze interessant zou
vinden.' Een feit was
dat hij de boeken inderdaad
met grote belangstelling had
gelezen. Bij lezing was hem
namelijk gebleken dat in deze
boeken alle grote waarheden
uit de heilige gesehriften en
uit de Oosterse en Westerse
filosofie uiterst helder en
duidelijk werden uiteengezet.
Toen zei Baba: 'Waarom gaje
ze niet vertalen?'
'Dat zou heel moeilijk zijn.'
'Ja, het zal moeilijk zijn,
maar ik weet zeker dat je
het zult doen. '
Laksh Kumar stond op en ging
naar de andere kamer om de
boeken en een stapeltje papier
te halen en toen hij terugkwam
was Baba wederom verdwenen.
Toen realiseerde hij zich dat
hij vergeten was hem te vragen
in welke taal hij die boeken
moest vertalen - in het Hindi
of het Adi? Het leek hem zeer
waarschijnlijk dat Sai Baba
Adi had bedoeld, de
streektaal, en dus begon hij
te vertalen in het Adi.
Toen hij twee weken later zat
te zwoegen op de vertaling van
een bepaald woord verscheen
Baba weer. Het was omstreeks
middernacht. Vanuit de
inmiddels bekende stoel zei
hij: 'Je bent begonnen met
vertalen?'
Hij keek op en zei: 'Het lukt
niet. Ik ben niet tevreden.
Het is erg moeilijk '
'Je kunt het heel goed.
Waarom zou je ermee stoppen.
Natuurlijk is alles wat de
moeite van het doen waard
is, moeilijk. Je kunt het;
je hebt het al gedaan. '
Baba verdween en Laksh Kumar
ging met nieuwe moed aan de
slag. Hij voltooide de
vertalingen en ontdekte
tezelfdertijd dat hij
innerlijk veranderd was. Hij
werd niet meer zo snel kwaad
en stond veel sneller klaar om
anderen te helpen.
Ook in het
tweede voorbeeld was Baba in
zijn eigen gedaante op twee
plaatsen tegelijk.
Op zondag 13 december 1964
beyond Sai Baba zich als gast
in het paleis van de raja van
Venkatagiri. Hij was daar
reeds enkele dagen eerder
aangekomen in verband met een
druk programma vol toespraken.
Je kunt wel stellen dat de
devotees hem geen moment uit
het oog verloren in al die
dagen. Maar Baba had besloten
een bezoek te brengen aan de
familie Rao in Manjeri. Zij
waren volgelingen van Sai Baba
van Shirdi, maar zij hadden in
hun puja-kamer
(gebedsruimte) ook een foto
van diens huidige belichaming.
Dit bezoek gold in eerste
instantie Sailaja, het
achtjarige dochtertje van de
familie. Een jaar eerder had
Baba haar genezen van een
hardnekkige vorm van eczeem
aan haar voet nadat zij hem
dit zittend voor zijn foto had
gevraagd.
Daarom klopte Sai Baba op
diezelfde zondag 's morgens om
acht uur aan bij de familie
Ram Mohan Rao in Manjeri. Dit
stadje lag hemelsbreed bijna
duizend kilometer van
Venkatagiri en naar menselijke
maatstaven kon Baba dus
onmogelijk even daarheen
gegaan zijn vanuit
Venkatagiri. Het dienstmeisje,
dat opendeed, ging de Rao's
vertellen dat er een sadhu
(iemand die door de
bevolking als heilige wordt
beschouwd) voor de deur stond.
Zij kwamen daarop zelf naar de
voordeur en waren zeer verrast
om Sai Baba te zien, raakten
zijn voeten aan en nodigden
hem uit om binnen te komen.
Toen zij langs de puja-kamer
liepen, zei Baba dat hij daar
graag wilde gaan zitten.
Toen zij eenmaal zaten, zei
hij met een blik op hun
dochtertje: 'Ik ben vandaag
naar jullie toegekomen omdat
ik erg ingenomen ben met de
toewijding van Sailaja.'
Daarna vroeg
hij aan Rao: 'Wil je de
devotees die in de omgeving
wonen, roepen. Dan zullen
wij gezamenlijk bhajans
zingen en zal ik hen
toespreken.'
Toen de buren hoorden dat Sai
Baba er was, kwamen zij
onmiddellijk en zij zongen
enige tijd bhajans. Daarna
sprak Baba met ieder
afzonderlijk en hij deed dat
in hun moedertaal. Met Rao
sprak hij in het Tamil, met
zijn vrouw in het Kannada en
met Sailaja en de anderen in
het gemengde dialect van
Tamil-Malayalam, de taal van
die streek van Kerala. Sailaja
vroeg hem om een bhajanboek en
Baba antwoordde: 'Palghat
Menon heeft vierhonderd
bhajanboeken, gedrukt in het
Malayalam, meegebracht naar
Prasanthi Nilayam. Ik zal je
er een van geven.'
Vervolgens maakte hij de
gebruikelijke draaiende
handbeweging en overhandigde
haar een exemplaar van het
boek, dat nog niet in die
streek was verspreid. Tegen
haar ouders zei hij dat Menon
binnenkort nog twee exemplaren
van dit boek voor hen zou
meebrengen. Hij
materialiseerde voor hen een japamala
(bidsnoer) van heel kleine
schelpen, die hij om de foto
van zichzelf hing. Een van de
aanwezigen bij het bhajan
zingen was de weduwe van
Madhavan Nair, de oprichter
van het bekende Malayalam
dagblad Mathrubhoomi.
Zij klaagde tegen Baba over
haar suikerziekte: 'Ik krijg
zakken vol rijst van mijn
velden, maar ik kan er geen
korrel van eten.'
Hij legde haar uit dat deze
ziekte het gevolg was van haar
karma uit het verleden. Om
haar toestand tijdelijk te
verbeteren, materialiseerde
hij voor haar een medicijn.
Daartoe vroeg hij Rao om een
leeg glas. Zodra hij het van
hem aanpakte, was het gevuld
met een roze vloeistof. Hij
overhandigde haar het glas met
de woorden: 'Neem hier
gedurende drie dagen
driemaal per dag wat van in.
Daarna zul je net zoveel
rijst kunnen eten als je
wilt.' Onder de
bezoekers bevond zich ook een
cynicus, die absoluut niet
geloofde in Sai Baba.
Schertsend vroeg Baba aan Rao
om een schaar, overhandigde
die aan de cynicus en vroeg
hem: 'Wil je een enkele haar
van mijn hoofd afknippen.'
De man probeerde te voldoen
aan Baba's verzoek, maar
slaagde er niet in ook maar
een haar af te knippen. Daarop
liet Baba een grotere schaar
brengen, maar ook toen lukte
het hem niet. Daarna boog de
man het hoofd en vertrok
zonder een woord te zeggen.
Na een kleinigheid te hebben
gegeten, zei Baba omstreeks
elf uur: 'Nu moet ik gaan,
want er wachten veel mensen
vol verlangen op mijn komst in
Kalahasti.' Niemand van de
aanwezigen wist overigens dat
Kalahasti in de omgeving van
Venkatagiri lag.
'Ik verlaat nu het huis, maar
ik wil jullie verzoeken mij
niet te volgen.' Vanuit het
huis zagen zij hem weglopen en
opeens was hij verdwenen, een
feit waarover nog lang werd
nagepraat.
Dit is nog niet het einde van
het verhaal. Op 24 december -
de dag waarop Baba van
Venkatagiri terugkeerde naar
Brindavan gingen de Rao's 's
middags op bezoek bij
vrienden. Zij voelden zich
namelijk wat eenzaam aangezien
Sailaja bij haar grootvader in
Mangalore was. Toen zij om
ongeveer half zeven
terugkwamen, zagen zij vanuit
de verte reeds dat er licht
brandde in hun huis.
Geschrokken controleerden zij
eerst de sloten van de deuren,
maar die waren intact. Er kon
dus geen dief binnen zijn.
Daarna gingen zij hun huis
binnen. Alles zag er gewoon
uit, alleen brandde overal het
licht. Toen zij de puja-kamer
binnengingen, ontdekten zij
dat Sai Baba daar was. Zij
waren enorm opgelucht en Baba
zei: 'Ik ben gekomen omdat
jullie je eenzaam en bedrukt
voelden. Laten wij bhajans
zingen. Als Sailaja
hier was geweest, zou zij
graag meegezongen hebben.'
Nadat zij een aantal bhajans
gezongen hadden, praatten zij
nog wat, nuttigden enig
voedsel en gingen daarna
slapen.
De volgende ochtend nam Baba
een bad, ontbeet samen met de
Rao's en praatte met hen over
spirituele zaken. Hij
materialiseerde een japamala
van rudraksha-pitten en hing
die om de hals van zijn
gastheer.
'Draag deze,' zei hij,
'tijdens je ochtend- en
avondgebed. Daarna moet je de
japamala over mijn foto
hangen.'
Op deze foto zou zich enige
tijd daarna een grote
hoeveelheid vibhuti
(heilige as) materialiseren,
maar dat wisten zij op dat
moment nog niet.
Toen de buren hoorden dat Baba
er weer was, kwamen zij snel
naar het huis van de Rao's om
bhajans te zingen. Totaal
waren er op een gegeven moment
meer dan honderd mensen
aanwezig. Een aantal van hen
kon zelfs het huis niet binnen
en moest buiten meezingen.
Later sprak Baba met de meeste
van de aanwezigen persoonlijk.
Om twaalf uur deed hij de
arati en deelde daarna prasad
uit. Aangezien Rao niet op
Baba's komst had gerekend, had
hij nauwelijks iets in huis
dat als prasad kon dienen. Hij
kwam niet verder dan een half
pond dadels, maar dat bleek in
Baba's handen ruimschoots
voldoende om alle aanwezigen
een royale hoeveelheid prasad
te geven. Toen de meeste
bezoekers weer waren
vertrokken, aten zij wat en
daarna trok Baba zich voor
enkele uren terug. Na de thee,
omstreeks vijf uur, zegende
hij de Rao's, verliet het huis
en verdween weer even
plotseling als de vorige keer.
Enkele jaren na deze
gebeurtenissen zouden de Rao's
voor de eerste keer naar de
ashram komen en zij zouden dan
hun zoon meebrengen, wiens
geboorte door Baba tijdens
zijn bezoek reeds was
voorspeld.
Sommige critici
zeggen dat Sai Baba kostbare
kleding draagt terwijl er
zoveel armoede in India is. Nu
krijgt hij zijn kafni's
meestal als geschenk van
toegewijde devotees, maar toch
heeft hij eens naar aanleiding
van dergelijke kritiek gezegd:
'Zou ik heiliger zijn in
vodden?' De wijze, zegt
Sai Baba, ziet hem niet als
iemand die de ene dag een gele
kafni draagt en de volgende
dag een rode, 's zomers katoen
en 's winters zijde. De wijze
dringt door tot de
onveranderlijke waarheid
achter Baba's naam en vorm en
hij ziet dat het lichaam een
'kledingstuk' is dat gedragen
wordt met een doel.
Toen Sai Baba op 23 november
1966, de dag van zijn
veertigste verjaardag, naar de
Poornachandra hal liep, droeg
hij over zijn kafni een
schitterende sjaal van
gouddraad waarin de woorden
'Sai Ram' 1008 maal waren
geweven. Hij was gemaakt door
een wever die deze heilige
naam voortdurend had herhaald
tijdens het weven en Baba
droeg hem omdat hij het
product was van zuivere
toewijding.
Net als andere jaren deelde
Baba prasad uit aan de
devotees en deze keer was dat
een laddu (snoepgoed
in de vorm van een balletje).
Er waren ongeveer
vijftienduizend devotees en
het uitdelen kostte hem enkele
uren. Alles verliep in
volkomen harmonie en er was
eigenlijk maar één klein
incident. Er was namelijk een
man die iedere keer op een
andere plaats ging staan om op
die manier nog een laddu te
krijgen uit Baba's handen. Op
een gegeven moment zei Baba
tegen hem, toen hij hem weer
een laddu overhandigde: 'Dit
is de vijfde die ik je geef.
Ik denk dat het zo wel
genoeg is!'
Sai Baba deelt
wel vaker dergelijke
speldenprikken uit om iemand
te corrigeren en hij doet dat
meestal op zo'n manier dat
alleen de persoon in kwestie
het hoort. Dat overkwam ook de
klarinet-virtuoos A.K.C.
Natarajan uit Tiruchy. Alleen
heeft hij dit verhaal later
zelf vol trots rondverteld!
Hij was pas verhuisd en Sai
Baba had hem beloofd een
bezoek te brengen aan zijn
nieuwe huis. Baba sprak met
hem af dat hij op 3 februari
1964 's avonds om acht uur zou
komen. Ruim voor achten die
avond arriveerde Baba's
gezelschap met enkele auto's
bij de Cauvery brug en daar
liet Baba de auto's twee uur
lang wachten. Op de vraag van
zijn medereizigers naar de
reden daarvan gaf hij geen
antwoord. Pas om enkele
minuten voor tienen gaf hij
opdracht om naar het huis van
Natarajan te rijden. Wat was
er nu gebeurd? Het nieuws van
zijn bezoek was uitgelekt en
er kwamen steeds meer mensen
naar het huis van Natarajan.
Deze was daar helemaal niet
blij mee. Die menigte voor de
deur bedierf het uitzicht op
het nieuwe huis. Toen kreeg
hij een idee. Hij zette een
groot bord in de tuin met
daarop de mededeling: 'Baba
komt na tien uur'. Dat hielp.
De meeste mensen besloten nog
enkele uren naar huis te gaan.
Natarajan wachtte vol spanning
op zijn gast. Het werd
halfnegen, negen uur,
halftien, maar Baba kwam nog
steeds niet opdagen. Langzaam
maar zeker stroomde de
mensenmenigte weer toe en om
precies tien uur arriveerde
Sai Baba. Zachtjes vroeg hij
aan Natarajan: 'Wie heeft
jou gevraagd om aan te
kondigen dat ik pas na
tienen zou komen?'
Achter het
kolossale beeld van
Gomateshvara in
Sravanabelagola (12) ligt het
dorpje Kothnaghatta. In 1968
kwamen er twee jongens uit dit
dorp naar Baba toe en deze
sprak enige tijd met hen.
Aangezien zij een lange reis
hadden moeten maken om bij hem
te komen, zei Baba tot slot: 'Ik
hen altijd in jullie dorp.
Jullie kunnen daar ook
darshan krijgen. Waarom
zouden jullie hierheen komen?'
Gelukkig, maar ook bedroefd
omdat zij niet langer konden
blijven, keerden zij na enkele
dagen terug naar hun dorp.
Daar vertelden zij de mensen
over Baba en samen met een
aantal anderen begonnen zij in
de dorpstempel de bhajans te
zingen die zij in Prasanthi
Nilayam hadden gehoord.
Nu bevond zich in deze tempel
een marmeren lingam, die een
dorpeling zo'n honderd jaar
geleden had meegebracht uit de
heilige stad Kashi. Hij had er
zelfs twee meegebracht en hij
had voor de ene een tempel
gebouwd in zijn eigen dorp en
voor de andere een tempel in
het naburige Kantharajapura.
Bovendien had hij onderkomens
laten bouwen voor pelgrims en
waterputten laten slaan. De
lingam in Kothnaghatta was
ongeveer dertig centimeter
hoog en hij werd dagelijks
door vele dorpelingen
aanbeden. Al heel snel nadat
zij begonnen waren met het
zingen van bhajans, viel het
de priester op dat de lingam
aan het veranderen was. Er
ontstonden binnenin nieuwe
lijnen en kleuren. Iedereen
was erg benieuwd wat er aan de
hand was en velen kwamen
iedere dag kijken. Binnen een
week kon men in de lingam de
duidelijke afbeeldingen van
Sathya Sai Baba en van zijn
vorige lichaam zien en dat is
nu nog steeds het geval!
Geregeld stuurt Baba bezoekers
naar Kothnaghatta om daar zijn
darshan te krijgen. De
dorpelingen zingen er
dagelijks bhajans en Baba's
verjaardag wordt er op grootse
wijze gevierd.
In verband met
het Mahashivaratri-feest (13) op 9 maart
1967 zou er een speciaal
nummer uitkomen van het
maandelijkse tijdschrift Sanathana
Sarathi. Toen Kasturi
aan Baba vroeg hoe het omslag
van dit nummer er moest gaan
uitzien, pakte deze pen en
papier en tekende vijf
driekwart cirkels met
daartussen bloemblaadjes.
Hierdoor ontstond een
binnencirkel waarin Baba's
foto kon worden afgedrukt. In
de vijf uitrondingen tekende
hij de symbolen van de vijf
oudste nog bestaande
godsdiensten van India: het
hindoeïsme, het boeddhisme,
het zoroastrisme (in India
bekend als het parsisme), de
islam en het christendom. Alle
andere religies van India zijn
òf tamelijk nieuw òf
voortgekomen uit dezelfde
stam. Ofschoon voor deze
speciale gelegenheid in de
binnencirkel dus Baba's foto
zou worden afgedrukt, tekende
hij in deze cirkel de
traditionele lamp die uitloopt
in een geopende lotus. De
lotus is het symbool van
onthechting, van het streven
van de mens naar verlichting.
De lotus staat met zijn
wortels in de modder, de
stengel is omgeven door water,
de bladeren drijven op het
water en de bloem rijst
enigszins boven het water uit.
De bloem komt nooit in
aanraking met het water en
vanaf haar plaats erboven
neemt zij de zonnestralen in
zich op en bloeit. De
geestelijke aspirant is ook
uit deze aarde geboren en
leeft omgeven door de wateren
des levens. Ook hij moet boven
het water uitrijzen om de
verlichtende zonnestralen in
zich te kunnen opnemen en zo
de lotus van zijn hart tot
bloei te kunnen brengen. De
lotus kan niet buiten het
water, want dan sterft hij,
maar als er water op de bloem
terechtkomt, dan druipt dat er
direct weer af. Zo is het ook
met de spirituele aspirant.
Ook hij moet niet door het
leven geraakt en beïnvloed
worden. Hij moet wel in de
wereld leven, maar de wereld
moet niet in hem leven, want
gehechtheid brengt slechts
verdriet. 'Wees als de
lotus op het water: erop,
niet erin.'
In dit door
Baba getekende embleem kwamen
het universele karakter van
zijn leringen en de eenheid
van alle godsdiensten tot
uitdrukking. Het zou bekend
worden als het sarva
dharma-embleem, het alle
godsdiensten-embleem. Voor het
Westen gaf Baba later
toestemming om de Davidster,
het symbool van het jodendom,
toe te voegen. Voor India was
dat niet nodig, want daar
beschouwt men het kruis ook
als het symbool van de joodse
godsdienst.
In de negentiger jaren zou er
een nieuw embleem worden
ontworpen. Het zou - naast de
lotus - de fundamentele
waarden bevatten die aan alle
godsdiensten ten grondslag
liggen, namelijk sathya,
dharma, shanti,
prema en ahimsa
en die termen zouden in de
taal van het land worden
opgenomen. Voor Nederland zou
het er aldus gaan uitzien:
Oppervlakkig
gezien verschillen de meeste
godsdiensten aanzienlijk van
elkaar, maar dat is slechts
schijn. In essentie zijn zij
alle gelijk. Alle geloven
zoeken een en dezelfde God en
alle leren de mens dat hij
zijn medeschepselen moet
liefhebben en moet dienen. Zij
kunnen God aanroepen bij
verschillende namen, rituelen
kunnen verschillen, maar de
basis is en blijft dezelfde:
liefde van allen voor allen.
De vijf basiswaarden vormen de
essentie van alle
godsdiensten. Alle gedachten,
woorden en daden moeten
gebaseerd zijn op deze
waarden. Wanneer men deze
waarden aankweekt en in
praktijk brengt, zal men God,
de wereld en zichzelf dienen
en zo zal men het bewustzijn
verwerven dat alles één is,
alles God. Deze waarden staan
niet los van elkaar. Wanneer
men er één in praktijk brengt,
zal men de andere automatisch
verkrijgen. 'Waar liefde is
daar is vrede, waar vrede is
daar is juist gedrag, waar
juist gedrag is daar is
waarheid, waar waarheid is
daar is God, waar God is
daar is gelukzaligheid.'
'Wanneer je je houdt aan
deze vier principes ontstaat
geweldloosheid als het
natuurlijk gevolg.'
Aangezien Sai
Baba steeds vaker in Bombay
kwam, startte in november 1967
de bouw van een vaste
verblijfplaats voor hem in een
buitenwijk van deze stad, niet
zo ver van het internationale
vliegveld vandaan. Het moest
een fraai staaltje van
architectuur worden en het zou
Dharmakshetra
(verblijfplaats van
rechtschapenheid) gaan heten.
Bovendien zou het het
hoofdkwartier worden van de
Seva Organisatie van de
deelstaat Maharashtra. Seva
betekent 'onbaatzuchtige
dienstverlening'. Op 3
november verrichtte Baba in
het bijzijn van dertigduizend
belangstellenden de
voorgeschreven rituelen en
legde hij de eerste steen.
Onder deze eerste steen legde
hij een zilveren plaat met
mystieke symbolen, die hij op
dat moment materialiseerde.
Vervolgens hees hij de vlag en
onthulde hij een gedenkplaat.
Begin mei 1968 was het ronde,
witte gebouw in de vorm van
een lotus gereed. Het bevatte
enige kamers voor Baba, enkele
gastenverblijven, een keuken
en een gebedshal. Enkele jaren
later zouden er nog een
oogkliniek en een bibliotheek
komen, alsmede een
scholencomplex dat
voornamelijk bestemd zou zijn
om jonge drop-outs gratis een
beroep te laten leren. Ook zou
er een grote zuil uitlopend in
een lotus worden opgericht als
symbool van de eenheid van
alle godsdiensten.
De inwijding van het gebouw
zou plaatsvinden op 12 mei en
op 16 mei zou de Eerste Wereld
Conferentie van Sri Sathya Sai
Seva Organisations beginnen,
eveneens in Bombay. Voor deze
gelegenheid reisden vrijwel
alle bewoners van Prasanthi
Nilayam en vrijwel Baba's
voltallige familie per bus en
trein naar Bombay. In de dagen
na de opening van het
Dharmakshetra kwamen de
devotees uit alle delen van
het land en zelfs uit vele
andere landen in groten getale
naar de stad. Treinen en
bussen uit Madras, Trivandrum,
Bangalore, Nagpur, Delhi,
Lucknow en alle omliggende
dorpen arriveerden afgeladen
in de hoofdstad. Over zee en
door de lucht kwam men uit
Singapore, Djakarta, Manilla,
Koeweit, Dubai, Casablanca,
Mombasa, Nairobi, Kampala en
Malta, uit Hongkong, Teheran
en Tokio, uit Amerika, Peru en
Brazilië. Dit was de eerste
keer dat er een
wereldconferentie werd
gehouden van de devotees van
een Avatar in aanwezigheid en
onder leiding van de
betreffende Avatar. In de
toekomst zouden er nog vele
van dergelijke conferenties
volgen. In de dagen tussen de
opening en de conferentie
hield Sai Baba op verscheidene
plaatsen in de stad
toespraken, die werden bezocht
door honderdduizenden
belangstellenden. Tijdens de
vier dagen van de conferentie
spraken afgevaardigden uit
alle staten van India over de
activiteiten op het gebied van
bhajans, studiekringen, seva
en onderwijs in hun deelstaat
en er werden vele rapporten
gepresenteerd. Ook
afgevaardigden uit vele andere
landen voerden het woord en
zij allen spraken het
verlangen uit dat Baba hun
land zou bezoeken. Ook Baba
hield verscheidene toespraken
en tijdens een van die
toespraken vertelde hij iets
over zijn ware aard. Hij zei
onder andere:
'Waarlijk,
jullie kunnen de aard van
mijn Werkelijkheid niet
begrijpen, vandaag niet en
zelfs niet na duizend jaar
van aanhoudende boetedoening
of vurig onderzoek, zelfs al
zou de gehele mensheid aan
die poging deelnemen. Maar
spoedig zullen jullie
kennisnemen van de
gelukzaligheid die wordt
uitgestort door het
Goddelijk Principe dat dit
heilige lichaam en deze
heilige naam heeft
aangenomen. Het lot dat
jullie deze mogelijkheid zal
bieden, is jullie nog veel
beter gezind dan de
kluizenaars, monniken,
wijzen, heiligen en zelfs de
persoonlijkheden die
facetten van de goddelijke
glorie hebben belichaamd!
Daar ik mij onder jullie
beweeg, net zoals jullie eet
en tot jullie spreek, worden
jullie misleid om te denken
dat ik slechts een gewoon
mens ben. Wees gewaarschuwd
voor deze vergissing. Ik
misleid jullie ook doordat
ik met jullie zing, met
jullie spreek en
activiteiten met jullie
onderneem. Maar op elk
moment kan mijn
goddelijkheid aan jullie
worden geopenbaard; jullie
moeten gereed zijn,
voorbereid op dat ogenblik.
Daar het goddelijke gehuld
is in het mens-zijn moet je
proberen maya (de
misleidende begoocheling) te
overwinnen die dit voor je
ogen verbergt. Dit is een
menselijke vorm waarin elke
Goddelijke Entiteit, elk
Goddelijk Principe, te weten
alle namen en vormen die de
mens aan God heeft
toegeschreven, manifest is.
Laat je niet door twijfel
afleiden. Als je op het
altaar van je hart maar een
vast geloof in mijn
goddelijkheid plaatst, zul
je al een visioen van mijn
Werkelijkheid kunnen
krijgen. Als je daarentegen
heen en weer zwaait als de
slinger van een klok, het
ene ogenblik devotie, het
andere ogenblik ongeloof,
dan zul je er nooit in
slagen de waarheid te
begrijpen en die vreugde te
verwerven. Jullie boffen
heel erg dat jullie de
mogelijkheid hebben om de
vreugde van het visioen van
de vorm die alle vormen van
alle goden is, nu, in dit
leven zelf, te ervaren.'
De kranten
wisten niet goed wat zij met
Sai Baba aan moesten. Sommige
journalisten gingen op zoek
naar schandaaltjes, anderen
probeerden zijn boodschap te
begrijpen. Op verzoek van de
kranten en tijdschriften
ontving Baba een dertigtal
journalisten en beantwoordde
hun vragen. Op zijn beurt
adviseerde hij hun, niet de
nadruk te leggen op alles wat
fout gaat in onze samenleving
en zich niet bezig te houden
met vleierij of stokerij, maar
te schrijven over voorbeelden
van dienstverlening en
opoffering.
Easwaramma had
het in deze dagen niet
gemakkelijk. Drommen mensen
benaderden haar met het
verzoek om iets te vertellen
over Baba's jeugd. Baba's
broer Seshama vertaalde de
vragen voor haar in het Telugu
en vervolgens de antwoorden
weer in het Engels. Het was
voor haar een hele opluchting
toen zij een paar dagen na het
einde van de conferentie
Bombay verlieten om nog enige
andere steden te bezoeken voor
zij terugkeerden naar
Puttaparthi. Naar aanleiding
van de smeekbeden van devotees
beloofde Baba ieder jaar naar
Bombay te komen voor de
viering van de herdenking van
de inwijding van het
Dharmakshetra.
De mensen zijn
samen op weg naar God en
alleen door samenwerking kan
men verder komen. Samenwerking
neemt daarom in Baba's
leringen een belangrijke
plaats in. Samenwerking in
groter verband is niet
mogelijk zonder discipline en
regels en daarom is een zekere
vorm van organisatie nodig.
Het was in deze jaren dat de
Sai-organisatie langzaam maar
zeker van de grond kwam. Het
begon halverwege de jaren
zestig met de oprichting van
de Sri Sathya Sai Central
Trust en de Sri Sathya Sai
Seva Organisations en werd
gevolgd door de
verzelfstandiging van de
ashram waarover verderop nog
iets zal worden verteld. In
die tijd werden ook de eerste
grote conferenties belegd
zoals de eerste All-India
Conference in 1967 en het jaar
daarop de Eerste Wereld
Conferentie waarover zojuist
geschreven is. In de volgende
decennia zouden er nog vele
stichtingen worden opgericht,
regels en voorschriften worden
opgesteld en grote
bijeenkomsten volgen.
Overigens wijst Baba er
nadrukkelijk op dat de
organisatie slechts middel is
en geen doel, namelijk het
middel om iedereen ervan
bewust te maken dat het
goddelijke in hem aanwezig is.