Dit is een e-boek geschikte download. Ga voor de online versie met de illustraties en links naar:
http://vahini.org/Prasnottara-vahini/index.html

 
PRASNOTTARA VAHINI [NEDERLANDS]
'Een Stroom van Vragen en Antwoorden' 
door
Bhagavân Sathya Sai Baba

 

 

Voorwoord: Het Antwoord

Hoofdstuk 1: Het Lichaam en de Indriya's (zinnen/zintuigen)

Hoofdstuk 2: De Veertien Loka's (de veertien sferen)

Hoofdstuk 3: De Vier Ashrama's (de vier etappes van het leven)

Hoofdstuk 4: Moksha en Karma (bevrijding en plicht)

Hoofdstuk 5: Vidya en Bhakti (kennis en  devotie)

Hoofdstuk 6: Obstakels op de weg naar Moksha (hindernissen op de weg naar bevrijding)

Hoofdstuk 7: De Panchakosha's (de vijf sluiers)

Hoofdstuk 8: Yoga en Moksha (eenwording en bevrijding)

Hoofdstuk 9: Jnana en Yoga (wijsheid en eenwording)

Hoofdstuk 10: Brahmavidya en vrouwen (kennis van het absolute en de vrouw)

Hoofdstuk 11: Ashrama's en Varna's (Levensfasen en de vier afdelingen van de samenleving verdeeld naar de natuurlijke funktieverrichting van haar leden)

Hoofdstuk 12: Shastra's en Sannyasa (de heilige Geschriften en onthechting)

Hoofdstuk 13: Het heilige Woord en het herhalen van Gods naam (mantra en japa)

Hoofdstuk 14: Tapas (vrijwillig aanvaarden van zekere beperkingen in materieel opzicht met het oog op geestelijke vooruitgang)

Hoofdstuk 15: Ashtanga Yoga (het achtvoudige pad van yoga)

Woordenlijst 

 

Voorwoord: Het Antwoord

Prasna betekent 'vraag', Uttara betekent 'antwoord' en Vahini is 'Stroom'. Dit boek is de stroom van vragen aan Bhagavân Sri Sathya Sai Baba en zijn antwoorden daarop. Bhagavân heeft verklaard dat van de taken die Hij op zich genomen heeft bij Zijn incarnatie de meest fundamentele is 'het verhelderen en zuiveren van de religieuze geschriften van de mensheid'.

Al de van Hem afkomstige Vahini's dragen hiertoe bij en bevorderen de spirituele verheffing van de mens. Deze Vahini is een van de eerste in de serie, omdat hierin de fundamentele begrippen en leringen van religie in hun algemeenheid worden belicht, in het bijzonder de technische termen en uitdrukkingen waarmee getracht wordt ze bevattelijk te maken. Tot nog toe was deze publicatie toegevoegd aan de Gîtâ Vahini als een appendix. Nu echter wordt hij uitgegeven als een afzonderlijke sleutelpublicatie, bruikbaar voor de lezers van alle Vahini's. De aloude Wijsheid (Sanatana Dharma), de Eeuwige Wet, is aan het nageslacht doorgegeven in woorden die verdraaiing, devaluatie en verarming hebben ondergaan in de loop der tijden en door controversiële visies van commentatoren. Varna, Ashrama, Yoga, Sanyasa, Yajna, Karma zijn door dialectici en beoefenaren uit verschillende scholen en richtingen behandeld in verwarrende en met elkaar tegenstrijdige versies. Bhagavân heeft aan deze verwarring een eind gemaakt. Zijn grote liefde en geduld geven ieder antwoord en zelfs iedere vraag een hartverwarmende inhoud, want in de rol van geïnterviewde heeft Hij alles volledig en duidelijk uiteengezet.

Prasanthi Nilayam, 14 januari 1984
Prof. Dr. N. Kasturi, Redacteur van Sanathana Sarathi

 

Hoofdstuk 1: Het Lichaam en de Indriya's (zinnen/zintuigen)

V. Waarom zegt men dat dit menselijk lichaam is samengesteld uit de Vijf Elementen, de Pancha Mahabhutaís?
A. Omdat het een product is van de Vijf Elementen. 

V. Wat zijn de Vijf Elementen precies?
A. Akasha, Vayu, Agni, Jalam en Prithvi, die we kennen als ether, lucht, vuur, water en aarde.

V. Waar komen ze vandaan?
A. Ieder volgend element komt uit het voorgaande voort.

V. Wat is de oorzaak van het eerste en dus van alle vijf?
A. Brahman, de Onveranderlijke, de Bron.

V. In welke relatie staan deze Vijf Elementen tot het menselijk lichaam?
A. Uit Brahman kwamen Yatna en Mahat (wilsbesluit/intentie en Kosmische Intelligentie), uit deze werd Akasha geboren; uit Akasha Vayu; uit Vayu Agni; uit Agni Jalam; uit Jalam Prithvi. Het menselijk lichaam is het resultaat van de combinatie en onderlinge werking van deze vijf.

V. In welke vorm bestaan deze elementen in het lichaam?
A. Ieder element is op zijn beurt overgegaan in een vijfvoudige vorm en is constituerend (vormend) deel geworden van het lichaam ( of zijn plaats ingenomen in het lichaam).

V. Waarin is het eerste element ether (Akasha) overgegaan?
A. In het weten, de waarnemer (Jnata), denkende geest (Manas), hoger bewustzijn (Buddhi), ik-bewustzijn (Ahamkaram) , en de geestelijke eigenschappen Panchakaram.

V. We spreken over ìin het lichaamî, hoe moet dit gezien worden?
A. Dat zijn de inwendige organen. We kennen ze als innerlijke zintuigen.

V. Wat zijn de vijf vormen van het volgende element Vayu (lucht)?
A. Adem (Prana), zelf (Apana), levenskracht (Vyana), omhooggerichte levensdrang (Udana) en gelijkheid (Samana).

V. En hoe worden ze in het lichaam genoemd?
A. De Pancha Pranaís, de vijf vitale levensstromen.

V. En waar gaat het element vuur (Agni) in over?
A. Uit dat element werden de zintuigen gevormd: het oor, de huid, het oog, de tong, de neus.

V. Hoe worden ze als groep gemarkeerd?
A. Jnanindryaís, de organen van perceptie.

V. Vertelt U mij, wat zijn de Jalapanchakaís, de vijf die uit het waterelement werden gevormd?
A. Sabda (geluid), Sparsa (gevoel), Rupa (vorm), Rasa (smaak), Gandha (reuk).

V. Hebben die ook een speciale naam?
A. Ze zijn bekend als Pancha Tanmatraís, de vijf ijle elementen.

V. Van de vijf blijft tenslotte het element aarde (prithvi) over. Hoe manifesteert dat zich in het lichaam?
A. Als het stemorgaan, armen, benen, organen van voortplanting en van uitscheiding.

V. En ze worden genoemd?
A. Karmindriyaís, de organen van handeling.

V. In tegenstelling tot de opvatting dat het menselijk lichaam op deze manier door de elementen is samengesteld tot èèn grote eenheid, stellen de Vedantisten dat er sprake is van meerdere kleine eenheden. Is dat zo?
A. Het zijn niet ìmeerdereî, maar drie. Sommigen spreken van vier.

V. Welke zijn die? Hoe worden ze genoemd? De derde en de vierde?
A. Sthula Deha (het grofstoffelijke lichaam), Sukshma Deha (het fijnstoffelijke astrale lichaam) en Karana Deha (het oorzakelijke causale lichaam). Sommigen beweren dat er ook nog een vierde is: Maha Karana Deha (het supercausale lichaam).

V. Wat verstaat men onder Sthula Deha, het grofstoffelijke lichaam?
A. Dat is het lichaam dat is opgebouwd uit de 25 basis-elementen die ik eerder noemde.

V. Wat is dan het fijnstoffelijke lichaam (Sukshma Deha)?
A. De vijf Jnanendriyaís, de vijf Tan-Matraís, de vijf Pranaís, de Manas en de Buddhi. Deze 17 categorieën vormen het fijnstoffelijke/astrale lichaam.

V. Heeft Sukshma Deha ook nog een andere naam?
A. Ja, het wordt ook genoemd Taijasa.

V. Onderscheidt het zich als een bepaalde bewustzijnstoestand (Avastha) waar het mee correspondeert?
A. Ja, de droomtoestand.

V. Wilt U zeggen dat het grofstoffelijke lichaam (Sthula Deha) niet met een bepaalde bewustzijnstoestand correspondeert?
A. Natuurlijk, ook dit lichaam heeft zijn bijbehorende toestand, namelijk de waaktoestand, de Jagrat.

V. Wat is het oorzakelijke (causale) lichaam, Karana Deha?
A. Daar is het bewustzijn (Chittam) verbonden met de Kenner, het Ken-principe, de Jnata.

V. Wat is de naam?
A. Bewustzijn (Prajna).

V. En de toestand/staat hiervan?
A. De toestand van Sushupti, diepe slaap.

V. Wilt U me ook vertellen wat wordt bedoeld met het Super-Causale lichaam, het vierde?
A. Het Zuiver Bewustzijn onvermengd met enig grondprincipe de Tatwaís of basisprincipes, de Eeuwige Getuige, de Zelf-Verlichtende. Deze wordt genoemd de Maha Karana Deha.

V. Heeft het een naam evenals de overige?
A. Het wordt het begin der schepping genoemd, Hiranyagarbha.

V. En de toestand waarmee het correspondeert?
A. Het is toestandloos, het transcendeert alle bewustzijnstoestanden, het gaat alle bewustzijnstoestanden te boven en wordt daarom genoemd Akshara Purusha.

V. Om op het grofstoffelijke lichaam terug te komen. Welke zijn de specifieke elementen die bij de Vijf Elementen horen die tezamen dit lichaam hebben gevormd?
A. Van het element Aarde (Prithvi)  zijn dit: beenderen, huid, vlees, aderen en haar.

V. Van het element Water (Jalam)?
A. Bloed, urine, speeksel, slijm, hersenen.

V. Van het element Vuur (Agni)?
A. Honger, dorst, slaap, inertie (traagheid), vriendschap.

V. Het element Vayu (lucht) produceert?
A. Activiteit, beweging, snelheid, schaamte, vrees.

V. Evenzo zal het element Akasha (ether)  in het lichaam bepaalde stemmingen veroorzaken?
A. Ja, begeerte, woede, hebzucht, trots en afgunst.

V. De mens heeft vele slechte gewoonten of kent veel ontberingen, nietwaar? Heeft de wijze waarop hij is samengesteld hier iets mee te maken?
A. Je schijnt enige twijfels te hebben. De oorzaak van alle worsteling en pijn van de mens ligt in deze groep van grove eigenschappen. De ontberingen/negatieve eigenschappen zijn niet zo talrijk als het schijnt. Ze kunnen in vier typen worden onderscheiden, Vasana's genaamd.

V. Welke zijn deze vier Vasana's?
A. Ze betreffen het lichaam, de geest, rijkdom en geslacht. Er zijn er nog meer, maar alle zijn uiteindelijk terug te voeren op deze vier.

V. De mens stapt in zijn trots blindelings door dit leven. Is het egoïsme dat hem hiertoe aanzet? Zou je egoïsme naar soorten kunnen onderscheiden?
A. Er zijn vier typen: trots met betrekking tot afkomst, trots op rijkdom, trots op jeugd en trots op kennis. Alle andere vormen zijn afleidingen hiervan.

 

Hoofdstuk 2: De Veertien Loka's (de veertien sferen)

V. Ik heb horen zeggen dat de Loka's alle te vinden zijn in het menselijk lichaam. Sommigen die de Sastra's bestudeerd hebben beweren dit: is het juist? Wat zijn deze Loka's? Waar bevinden ze zich?
A. Ja, het zijn: aarde, Bhurloka in de voeten;  wereld tussen hemel en aarde Bhuvarloka in de genitaliën, hemelse wereld en wereld van het licht Svarloka in de navel; hemelse wereld Maharloka in het hart. Fijnstoffelijke hemelse wereld Janaloka in de keel, wereld van de geestelijke kracht Tapoloka in het centrum tussen de wenkbrauwen; wereld van de waarheid Satyaloka in de kruin. Dit zijn de hogere loka's, alle gelegen in het menselijk lichaam. Er zijn ook lagere loka's.

V. Wat zijn de lagere loka's? Waar zijn die gesitueerd?
A. Atalam in de voetzolen, Vitalam in de nagels, Suthalam in de hielen, Talatalam in de heup, Rasatalam in de knieën, Mahatalam in de dijen en Patalam in de anus.

V. Als alle loka's zich in het lichaam bevinden, waarvan de vijf elementen de componenten vormen, waar zijn dan de Sapta Samudra's, de zeven legendarische zeeën? Bevinden zij zich ook in het lichaam of in de geest?
A. Als het lichaam het verblijf is van alle loka's, hoe kunnen de zeven zeeën dan een afzonderlijk bestaan hebben? Ook zij zijn "in" het lichaam. Lavana of zee van zout (urine), Cane of zee van sappen (transpiratie), Sura of zee van wijn (zinnen), Sarpi of zee van ghee (zaad), Dadhi of  zee van botermelk (slijm), Saliva of zee van melk (speeksel) en de zee van zuiver water (tranen).

V. U sprak van verschillende typen van Agni of vuur; Welke zijn die? Hoe worden ze genoemd?
A. Ze worden Panchagni genoemd, want het zijn er vijf:
- Kala-agni, het vuur van de tijd;
- Kshudha-agni, het vuur  van de honger;
- Sita-agni, het koude vuur;
- Kopa-agni, het vuur van de toorn, en
- Jnana-agni, het vuur van de kennis.

V. Waar zijn deze gesitueerd?
A. In de voeten, de navel, de maag, het oog en het hart.

V. Naast deze genoemde typen schijnt er ook een grote verscheidenheid te zijn aan Nada of geluid. Ik heb er enkele mensen over horen praten.
A. Ja, dat is zo.

V. Zijn ze ook in het lichaam? Hoeveel typen onderscheidt men? En hoe luiden hun namen?
A. Er zijn tien typen Nada's of geluid, die door de oren gehoord kunnen worden:
1) De zachte uitspraak van een woord (laladighosha),
2) De luide trillingen van een woord (bherinada),
3) Het geluid van een bel (chanenada),
4) Het geluid van een blaasschelp (mrudanganada),
5) Het geluid van een luit (ghantanada),
6) Het geluid van cimbalen (kalanada),
7) De tonen van een fluit (kinkininada),
8) Het geluid van een drum (venunada),
9) Het geluid van een dubbele drum (bhramaranada),
10) Het geluid van de donder bij onweer (pranavanada).

V. Als de gehele schepping is ondergebracht in deze samenstelling van de vijf elementen, het lichaam, wat zijn dan Anda-anda, Pinda-anda en Brahma-anda?
A. Anda-anda betekent de gehele schepping, onderhevig aan evolutie en involutie; de beweeglijke en de onbeweeglijke Natuur, zoals deze dikwijls wordt genoemd. Pinda-anda is de naam voor het Innerlijk Principe van deze dualiteit, de ziener en het geziene, de verrichter van de daad en de daad, enz. Het is de dualiteit die verantwoordelijk is voor  geboorte na geboorte, overeenkomstig het karma van de geboorte (janma). Brahma-anda is de verzameling van Mahabhutha's of de innerlijke krachten van de vijf elementen (mahabhutha's):
* Atma gerelateerd aan Akasha (ether),
* Het individuele Zelf (Jivatma), verbonden met Vayu (lucht),
* Het inwonende Zelf (Pratyagatma), oprijzend uit Agni (vuur),
* De scheppende God (Chaitanya Brahma) geassocieerd met het element Jala (water) en het hoogste Zelf (Paramatma),  verbonden met het element Dharani (aarde). Zij vallen alle onder het begrip of worden alle gedekt door het concept Brahma-anda. Deze kracht maakt dat de elementen geactiveerd worden; Daarachter ligt Avyakta-Brahma, het onkenbare Absolute.

V. Swami! Ik begrijp dit nogal complexe onderwerp nog niet helemaal. Legt U het alstublieft uit door middel van een simpele illustratie.
A. Wel, Anda-anda is het gekleurde (zwarte) netvlies van het oog; Pinda-anda is de pupil (cirkel) daarin; Brahma-anda is het licht dat erdoor valt. De schittering van dat licht is Brahma.

Hoofdstuk 3: De Vier Ashrama's (de vier etappes van het leven)

V. Welke is in dit geordend systeem, het menselijk lichaam, de beste Dharma die we kunnen volgen? Welke Ashram is voor deze Dharma het meest geschikt? Hoeveel Ashrama's zijn er totaal?
A. Er zijn vier Ashrama's; als je ze kent, kun je zelf uitmaken in welke fase je verkeert en welke de daarbij behorende Ashram is, door je eigen verworvenheden, vorderingen en bekwaamheden aan een onderzoek te onderwerpen. De vier Ashrama's zijn Brahmacharya, Grihastha, Vanaprastha en Sannyasa.

V. Verschillende mensen geven verschillende verklaringen aan het woord Brahmacharya en de daarbij behorende fase. Ik zou gaarne de werkelijke betekenis van deze fase van U vernemen.

A. Goed. Er wordt beweerd dat een ieder die geen Grihastha geworden is, Brahmacharya genoemd mag worden. Dit is helemaal niet juist. Slechts zij, die hun geest afhouden van de bedrieglijkheden van deze wereld, die met hun gedachten voortdurend bij God vertoeven, die zich niet bezighouden met lichtzinnige of louter op vermaak gerichte activiteiten, die streven naar juist handelen, die niet uit hun evenwicht raken door vreugde of verdriet, die hun geest, intelligentie en zelfbewustzijn onder controle hebben door onophoudelijke contemplatie op de Brahmatatva. Slechts zij verdienen de naam Brahmachari

V. Wat betekent Grihastha precies?
A. Getrouwd zijn en met vrouw en kinderen een gezin vormen is nog geen Grihastha Ashrama zoals de meeste mensen denken. Zonder de plichten te verzaken die samenhangen met iemands kaste en status, zal de persoon iedereen met dezelfde achting moeten behandelen, zowel bloedverwanten als anderen. Hij moet zich bewust zijn van de rechten en plichten van jong en oud. Hij moet medeleven betonen en hulpvaardigheid. Hij moet met liefdevolle vriendelijkheid allen die van hem afhankelijk zijn nehandelen. Hij moet wijzer worden bij iedere nieuwe ervaring. Hij moet zich op de hoogte stellen van de Sastra's, Dharma onderhouden en Adharma vermijden. Hij  moet met gevoel voor verantwoordelijkheid voor zijn vrouw en kinderen zorgen en hen beschermen. Hij moet de acht vormen van egoïsme uitroeien, n.l. de trots ten aanzien van familie, rijkdom, karakter, persoonlijke (lichamelijke) schoonheid, jeugd, geleerdheid, geboorteplaats en zelfs ten aanzien van bereikte resultaten door sober en gedisciplineerd leven. Zich bewust zijn van de vier doelen: Dharma, Artha, Kama en Moksha, zonder trots op materieel bezit, zelfs al zou hij er in ruime mate over beschikken. Hij zelf moet het vertrouwen van zijn vrouw verdienen en wederzijds een vrouw hebben, die zijn vertrouwen waard is, zodat ze elkaar begrijpen en het volle vertrouwen in elkaar hebben. Aan deze eigenschappen herkent men de Grihastha.

V. En wat houdt Vanaprastha in?
A. In dat stadium beseft de mens dat alle dualiteit vals is en zonder grond. Hij geeft alle verlangens op; verbreekt alle bindingen met de wereld. Hij heeft een afkeer van vertoeven op drukke plaatsen. Hij verlangt vurig naar het uiteindelijk succes door Mantra japa en hij leidt daarom een sober leven, eet ongekookt voedsel, merendeels vruchten en groenten met mate. Hij zoekt het gezelschap van wijzen en Maharishi's; luistert naar hun onderricht en gaat onwankelbaar voort op het pad van Godrealisatie. De Vanaprastha heeft toestemming nodig van zijn vrouw als hij in eenzaamheid verder wil gaan met zijn Sadhana en ook moet hij voldoende voorzorgsmaatregelen treffen met betrekking tot het onderhoud van zijn kinderen. Als evenwel zijn vrouw hem wenst te vergezellen, moet hij haar meenemen op zijn spirituele reis. Ze moeten dan voortaan als broer en zus leven en niet als man en vrouw. Als deze nieuwe relatie bestendigd wordt, kan het leven thuis zelf worden getransformeerd in Vanaprastha. Anderzijds, als dezelfde levenswijze van voorheen wordt voortgezet, zal het leven in het woud niet leiden tot Vanaprastha. De Vanaprastha moet niet in de omgeving van getrouwde mensen blijven wonen. Hij moet de geboden in acht nemen die voor ieder seizoen van het jaar zijn voorgeschreven. Hij moet regen, zon en kou trotseren gedurende de seizoenen. Hij moet waakzaam blijven om niet door wereldse geneugten te worden aangetrokken tengevolge van onstandvastigheid van de geest. Hij moet slechts in de contemplatie op God en op Zijn Glorie vreugde vinden.

V. Wat betekent Sannyasa?
A. Sannyasa staat boven alle neigingen van sensueel genot of vreugde ontleend aan welk object dan ook en gaat ze alle te boven. Voor de Sannyasi is de contemplatie over God het allerbelangrijkste in zijn leven, een essentiële noodzakelijkheid altijd en overal en onlosmakelijk met het pure bestaan zelf verbonden. Alleen deze contemplatie verschaft hem vreugde. Hij weet dat rijkdom en bloedverwantschap, genegenheid en gehechtheid slechts tijdelijk zijn en tenslotte zullen afnemen en verdwijnen. Hij gooit de uiterlijke tekenen van zelfs kaste-status en samskara's (indrukken en/of neigingen) als Upanayanam (traditionele ceremoniële rituelen) overboord. Hij draagt het okerkleurige kleed van de bedelmonnik. Hij woont niet in drukbevolkte gebieden. Hij leeft van het beetje voedsel dat hij krijgt; hij is niet verstoord, als hij ergens geen voedsel krijgt. Hij eet niet tweemaal op dezelfde plaats en slaapt niet twee achtereenvolgende dagen op dezelfde plaats. Hij tracht zelfs de verleiding te weerstaan om te slapen en te eten. Hij trekt zich weinig aan van de wisselvalligheden van de seizoenen; hij is immer vol vreugde en geluk in de nabijheid van de Heer die hij bij zijn Dhyana (meditatie) aanroept.

V. Tegenwoordig zijn er velen die in het oker-kleurige kleed rondlopen en doorgaan voor Sannyasi. Leven ze allen volgens de discipline die U net noemde?
A. Natuurlijk zijn er genoeg Sannyasi's die inderdaad volgens deze regels leven. Maar het zijn lang niet allemaal.

V. Er zijn velen die hoewel ze Sannyasi zijn Ashrama's stichten en zichzelf bezighouden met wereldse zaken en aards bezit en die alles ervoor over hebben om wereldse pracht en praal en macht te verwerven. Wat kunt U over hen zeggen?
A. Voor echte Sannyasa en voor het afstand nemen van alle mentale onrust, vormen instituten als de door jou genoemde Ashrama's een groot handicap. Voor degenen die alle doelgericht handelen moeten opgeven, is het instandhouden en tot vloei brengen van de Ashram een obstakel op het pad. Ik hoef je niet te vertellen hoe zulke Sannyasi's genoemd worden. Ik kan alleen maar zeggen dat ze de naam Sannyasi niet verdienen.

V. Swami, in welk opzicht kan de groei van de Ashrama's, die mensen als wij helpen de wegen tot bevrijding te leren kennen, een handicap zijn? En hoe kunnen Ashrama's zonder geld gerund worden? Is het verkeerd vrijwillig aangeboden hulp te accepteren?
A. Mijn beste vriend! Het is diefstal als het slot gebroken is en kostbaarheden zijn meegenomen, of als ze zijn weggehaald door een opening die in de muur gemaakt is. Het is diefstal, als iemand je op klaarlichte dag door zoete woordjes overhaalt hem met je kostbaarheden te laten gaan. Als een Sannyasi zijn blik op rijkdom vestigt, zal dit, wat ook zijn motief moge zijn, schadelijk zijn voor zijn spirituele vooruitgang. Hij moet al deze taken aan een betrouwbare devoot overdragen en verder zelf een niet belanghebbende getuige zijn. Zijn taak is om mensen die op zoek zijn naar Asraya (bijstand) te verzekeren van spirituele hulp en niet om de Ashram vooruit te helpen en tot bloei te brengen. De vlammen van het verlangen de Ashram te laten bloeien zullen overgaan in het vreugdevuur van zichzelf zoekend egoïsme en alle prijzenswaardige eigenschappen van de Sannyasi verbranden, in het bijzonder zijn Atmananda (vrede en vreugde). Het vuur zal niet alleen de Sannyasi verteren maar ook allen die afhankelijk zijn van zijn leiding. Het gevoel van "Ik" en "Mijn" is een sterk destructie veroorzakende vonk. De mensen moeten een Guru (geestelijk leraar) zoeken die hier vrij van is. Maar als de Ashram nummer èèn wordt, zal de zogenaamde "Guru" zichzelf aan de mensen moeten binden! Het zou anders moeten zijn. Hij moet niet afhankelijk zijn van de wereld; hij behoort volkomen vrij te zijn. Dat is het kenmerk van de Sannyasi.

Hoofdstuk 4: Moksha en Karma (bevrijding en plicht)

V. Men spreekt  ook van Avadhuta's. Wie worden zo genoemd?
A. Evenals de Vanaprastha's en de Sanyasi's moeten ook zij vrij zijn van alle binding en gevoelens van vijandschap. Ze worden niet beroerd door hetgeen er om hen heen gebeurt. Of ze in het woud zijn of in een stad, het interesseert ze niet in het minst. Ze hebben geen relatie met anderen. Zij bekommeren zich niet om verleden, heden of toekomst. Ze lopen over doornen en stenen, stil, in zichzelf glimlachend, steeds vol vreugde, steeds alert, zonder te zoeken naar comfort of beschutting, zonder te zoeken naar een plek om zich ter ruste te leggen, zonder voedsel tot zich te nemen; want Ananda is hun Ahara (voedsel). Er zijn zelfs vandaag de dag Avadhuta's in de Himalaya's, in stille grotten, teruggetrokken in hun eigen innerlijke Atmananda. Niet iedereen kan ze zien. Je moet geluk hebben wil je in hun aanwezigheid vertoeven. Maar er zijn velen die zich voordoen als Avadhuta's en die naam voor zich opeisen. De echte onder hen zullen zich niet in gezelschap begeven, noch in publiek verschijnen. Zelfs als ze per ongeluk onder mensen komen, zullen ze zich stilletjes uit de voeten maken zonder de aandacht op zich te vestigen. Als je een Avadhuta zich vrij ziet bewegen in gezelschap en zich ziet inlaten met menselijke beslommeringen, dan kun je aannemen dat het een Yamaduta is (monster).

V. Hoe lang is men gebonden aan de Deha-dharma, de verplichtingen met betrekking tot het lichaam?
A. Zolang men de Jivatma nog niet kent. Wanneer die ontdekt is en bekend dan is het niet meer nodig.

V. Wanneer is men zich van deze Jivatma zelf bewust?
A. Als de stroom de zee bereikt. Als de stroom van Jivi de bron bereikt van waaruit hij kwam, de zee van Paramatma.

V. Wat is Moksha?
A. Moksha is bevrijding van alles dat bindt. Dat wil zeggen, de verwezenlijking van de eeuwig bestaande, eeuwig standvastige, eeuwig zuivere Atma-tatwa; het kwijt raken van de eeuwig veranderende, immer onwerkelijke, onzuivere Deha(lichaam)-tatwa.

V. Die staat wordt niet door allen bereikt, Swami?
A. Waarom denk je dat? Een ieder die zich inzet kan die bereiken. Zij die zich inzetten zijn bezig met de realisatie. Iedereen die ziek is heeft recht op medicijn; je kunt niet zeggen dat slechts enkelen dat recht hebben. Maar als het geneesmiddel kostbaar is, zullen slechts degenen die het zich kunnen veroorloven er baat bij hebben. Gods Genade is moeilijk te verkrijgen; de prijs die je ervoor betaalt is hoog. Betaal de prijs, dat wil zeggen verdien deze door Sadhana en de Genade van God zal je genezen van deze Bhavaroga (de ziekte van wereldsgerichtheid). 

V. Welke mensen hebben het meest behoefte aan deze Sadhana?
A. Allen die ernaar smachten om gered te worden uit de stroom van "geboorte en dood" die hun voortstuwt.

V. Baba! Wat is de oorzaak van 's mensen geboorte?
A. De werking van Karma.

V. Hoeveel soorten Karma kunnen we onderscheiden?
A. Drie! Slecht Karma, Goed Karma en een vorm daar tussen in; er zijn mensen die nog een vierde vorm onderscheiden, het Karma van de Jnani (wijze), dat goed noch slecht is.

V. Wat is slecht Karma?
A.  Het wordt Dushkarma genoemd. Alle handelingen verricht zonder liefde tot God of waarbij men in zonde vervalt; alle activiteiten die verricht zijn onder de invloed van de zes vijanden, Kama (lust), Krodha (boosheid), Lobha (hebzucht), Moha (begoocheling veroorzaakt door onjuiste identificatie, verdwaasdheid/bevlieging), Mada (trots) en Matsarya (afgunst/jaloersheid). Alle daden die het dierlijke in de mens wakker roepen; alle daden die geen blijk geven dat hij Viveka (onderscheidingsvermogen), Vichakshana (scherpzinnigheid) en Vairagya (onthechting) bezit. Alle daden die verstoken zijn van Daya (barmhartigheid) Dharma (gerechtigheid), Satya (waarheid), Shanti (vrede) en Prema (liefde), dat is allemaal Dushkarma.

V. En de Satkarma's?
A. Alle activiteiten verricht uit liefde tot God en die niet zondig zijn; alle handelingen verricht met of vanuit Satya, Dharma, Shanti en Prema. Dat zijn Satkarma's. 

V. Wat zijn de Misrakarma's?
A. Ze vormen een interessante groep. Ofschoon de handelingen goed zijn, ofschoon ze schijnbaar worden ingegeven door de liefde tot de Heer en afkeer van zonde, brengen ze impulsen naar boven die geheel het tegendeel vormen. Mensen openen bijvoorbeeld rust-oorden en waterdistributie centra, maar ze betalen de werknemers niet goed. Hun oogmerk is alleen maar een goede naam te vestigen. Zij geven de armen als aalmoes slechts onbruikbare kleren en waardeloos geld. Alles wat ze doen is gericht op publiciteit.

V. U sprak ook over Jnanakarma, Swami?
A. Ja, Jnanakarma is de uitdrukking die wordt gebruikt voor alle activiteiten die erop gericht zijn om  uit de heilige boeken en van leraren de weg te leren die voert uit de beperking van de dualiteit en boven de begoocheling van de wereld uit te stijgen en waarbij tegelijk vertrouwen wordt ontwikkeld in de waarden van Satya, Dharma, Shanti en Prema. Jnanakarma omvat alle activiteiten die leiden tot versmelting van het individu in het Universele Absolute.

Hoofdstuk 5: Vidya en Bhakti (kennis en  toewijding/devotie)

V. Swami, ik heb dikwijls mensen het woord Amanaska horen gebruiken. Wat betekent dat?
A. Deze gehele schepping zal, wanneer de realisatie bereikt is en ze gezien wordt als door de Eeuwige Ziener, de Getuige, eenvoudigweg verdwijnen als sneeuw voor de zon. Dat stadium is bekend als Amanaska (in een staat van opperste verrukking zijn als men zich realiseert dat de gehele schepping is geschapen door het Zelf, vrij van alle mentale activiteit).

V. Wat gebeurt met de kennis?
A. Zelfs die verdwijnt!

V. Waar bevindt deze Getuige waar U over spreekt zich in de droomtoestand?
A. In de Jivi; hij is niet alleen waarnemer, maar hij vormt en creëert ook alles wat hij ziet.

V. En tijdens diepe slaap?
A. Dan is hij in de Volle (de Onveranderlijke) Werkelijkheid.

V. En in de vierde toestand, de toestand voorbij diepe slaap, de turya?
A. Dan is hij overgegaan in de Ishwara-sthana, het onveranderlijke Wezen.

V. Wat betekent Paramartha?
A. Parama Artha wil zeggen: deze wereld overstijgend, deze wereld die door lichaam en zintuigen begrensd is.

V. Men spreekt ook van Parama-pada. Wat is dat? 
A. Zonder Nama-Rupa (naam-vorm) en zonder Kriya-Rupa (handeling-vorm).

V. Swami, hoe is Gods plaats ten opzichte van het universum, transcendent of immanent?
A. Hij is in ieder atoom van het universum en tegelijkertijd gaat Hij het universum te boven; er is dus geen plekje buiten Hem; Ieder bestaan is in Hem; iedere Naam is Zijn Naam; geen Naam is voor Hem vreemd.

V. Hoe moeten we deze Godheid, die het gehele universum vervult, aanroepen? 
A. Hij heeft verschillende namen:
Paramapada
(Hij die onbegrenst open is), Paramartha,
A-sarira (de lichaamloze),
Paripoorna (de allervolste),
A-vaabg-manogocharam (de noch-door-woord-noch-door-gedachte grijpbare). Hij heeft vele namen.

V. Is deze Sat, dit wezen, Sanatana (eeuwig) of Nutana (vergankelijk)? 
A. Sanatana natuurlijk, niet Nutana.

V. Welke is de allerhoogste Purusharta
A. Wel, Moksha natuurlijk. 

V. Over Vidya gesproken, Swami, ik heb mensen horen praten over vier Vidya's. Wat zijn die? 
A. Het zijn: Anvikshaki, Trayi, Varta en Dandaniti.

V. Dit zijn allemaal nieuwe begrippen voor mij. Wat is Anvikshaki precies? 
A. De Vidya die de mens in staat stelt onderscheid te maken tussen Atma en Anatma.

V. En Trayi
A. Dat is de Vidya die het de mens mogelijk maakt Swarga of de hemel te bereiken door de passende rituelen en Karma.

V. Waarop heeft Varta betrekking? 
A. Landbouw en andere handelingen die op productie gericht zijn.

V. En Dandaniti
A. De regeerders en beschermers van de gemeenschap oefenen hun werkzaamheden uit in overeenstemming met deze vidya; Dandaniti is van essentieel belang voor het verwerven en genieten van welvaart en rijke oogsten. 

V. Welke van deze Vidya's storten de mens in de cyclus van geboorte en dood? 
A. Allemaal, uitgezonderd de eerste, Anvikshaki.

V. Beheersing van de geest wordt als essentieel beschouwd voor uiteindelijk succes op het spirituele pad. Maar wat zijn de deugden die we moeten cultiveren om de geest te zuiveren van alle kwaad? 
A. Er zijn vier hoofddeugden: Maitri, Karuna, Mudita en Upeksha.

V. Ik moet U weer vragen, Swami, om een nadere uiteenzetting. 
A. Kameraadschap, gezelschap van de onaanzienlijken en de goeden, liefde voor de naam en de vorm van de Heer, deze deugden vallen onder Maitri.
Karuna is de barmhartigheid die men betoont aan lijdenden.

V. Wat is de deugd Mudita?
A. Mudita is het gevoel van vreugde dat men ondervindt als men mensen ontmoet die liefdadigheid beoefenen, die zich dienstbaar maken voor hun naasten, die in nood verkerenden helpen, enz.

V. En Upeksha
A. Dit is het gevoel van niet betrokken zijn ten opzichte van de ontspoorden, noch gevoelens van liefde noch van haat ten opzichte van hen.

V. Er zijn ook vier vormen van Bhakti. Welke zijn die Swami? 
A. Beste man, al de verschillende vormen kunnen in vier categorieën worden ondergebracht: de Arta, Artharti, de Jijnasu en de Jnani. De Arta is de persoon die wordt gekweld door angst en ellende.

V. En Artharti
A. Dat zijn zij die Arta of rijkdom verlangen of spirituele kracht en die om dat te bereiken God vereren en aanroepen.

V. Verder noemde U de Jijnasu. Wie zijn die? 
A. Zij die onverstoorbaar en standvastig zoeken naar bevrijding en op zoek zijn naar het Absolute.

V. En de Jnani
A. Hij die bevrijd is van het duale bewustzijn, de Dwandwabhava die zijn identiteit heeft leren kennen met de basis-realiteit van het universum. 

V. Noemt U ons enkele namen, Swami, van mensen die bekend geworden zijn door deze vormen van Bhakti. Dan zal dit alles ons duidelijk worden. 
A. O, er zijn talrijke namen. 
Van de Artabhakta's kan ik noemen: Draupadî, Prahlâda [zie hieronder], Sakkubai;
Van de Artharti's: 
Dhruva [zie plaatje hieronder],
Arjuna (Derde zoon van Pandu en Kuntî. Hij is beroemd als Krishna's lieve vriend en hij hoorde van Krishna de Bhagavad Gîtâ) en anderen;
Van de Jijnasu's: 
Uddhava (een vertrouwelijke vriend van S'rî Krishna in Vrindâvana), 
Radha (jeugdvriendinnetje van Krishna, koeherderinnetje uit Vrindâvana. Staat voor de zuivere liefde van en voor Krishna); 
Van de Jnani's: 
Suka (Sukadeva Gosvâmî, hoogst verheven zoon van Vyâsadeva (zie BV-35)), 
Sanaka (een van de vier ascetische zonen van Brahmâ, die de kind-vorm behielden; Kumara's: Sanaka (heeft de leiding) Sanâtana, Sanandana en Sanat-kumâra); en anderen.

Hoofdstuk 6: Obstakels op de weg naar Moksha (hindernissen op de weg naar bevrijding) 

V. Zelfs degenen die langs het spirituele pad op weg zijn naar het einddoel, Moksha, hebben naar het schijnt grote problemen te overwinnen, Swami.
A. Ja, problemen met betrekking tot verleden, heden en toekomst.

V. Wat zijn de obstakels met betrekking tot het verleden?
A. Het zich herinneren van en denken aan het verleden en er emotioneel door beroerd worden.

V. En de obstakels van het heden?
A. Dat werkt op vier manieren:
Vishaya-ashakti: meer aandacht voor tekstkritiek dan voor de geest van de leringen.
Prajnamandyam: afgestomptheid van het intellect waardoor we niet in staat zijn de woorden van ouderen en wijzen te vatten.
Kutarka: oneerlijkheid.
Viparya-yaduragraha: het eigen standpunt als correct blijven beschouwen en verdedigen, door een hoge mate van eigendunk.

V. Welk obstakel bestaat er ten aanzien van de toekomst?
A. De toekomst creëert obstakels door de neiging zich tevoren zorgen te maken over problemen, waarmee men nog niet geconfronteerd is. 

V. Men spreekt over vier typen van levende wezens. Welke zijn die?
A. Andaja, Swedaja, Udbyja en Jarayuja.

V. Wat betekenen deze woorden?
A. Andaja betekent uit het ei geboren (vogels), 
Swedaja: uit zweet geboren (luizen enz.),
Udbyja: uit de aarde geboren (mieren, planten en bomen) en met
Jarayuja worden de zoogdieren aangeduid (de mens, vee enz.).

V. Swami, zijn er onder de gelovigen en godzoekers duidelijk typen te onderscheiden? 
A. Natuurlijk! Ook hier kunnen we vier typen onderscheiden.

V. Hoe worden ze genoemd?
A. Dwija's (de twee-maal-geborenen),
Muni's (de asceten),
Alpabhudhi's (de tragen-van-geest) en de
Viditatma's (kenners van het atma).

V. Waarom worden ze zo genoemd? Wat is het speciale kenmerk van ieder type?
A. De Dwija's zien God in het vuur van hun eredienst. In die overtuiging aanbidden zij Hem.

V. De Muni's?
A. Die vereren God in hun hart.

V. En de Alpabhudhi's?  
A. Zij hebben hulpmiddelen nodig zoals beelden, platen of welke andere zichtbare voorstelling van Zijn schoonheid en glorie. Op die manier aanbidden zij.  

V. Wat zijn Viditatma's?
A. Zij weten dat God immanent in het universum aanwezig is en zien slechts Hem in alles om hen heen.

V. Als ik U vragen mag, welke van hen zijn de grootsten? 
A. Ieder is groot in het stadium dat hij heeft bereikt; maar uiteraard hebben zij die de Heer overal en onafgebroken ervaren het hoogste stadium bereikt.

V. Swami, welke zijn de karaktereigenschappen die we moeten trachten te onderdrukken of anders gezegd, wat zijn de obstakels op het pad van de zoeker naar bevrijding van de cyclus van geboorte en dood? 
A. Het zijn deze zes, de Ari-Shadvarga: Kama (lust), Krodha (boosheid), Lobha (hebzucht), Moha (begoocheling veroorzaakt door onjuiste identificatie, verdwaasdheid/bevlieging), Mada (trots) en Matsarya (afgunst/jaloersheid); deze moeten vermeden worden.

V. Wat betekent Kama precies? 
A. Begeerte naar rijkdom, voorspoed, eer, status, roem, kinderen; waarom zouden we ze allemaal noemen. Kortom gehechtheid aan alles van deze zintuigelijke wereld, deze irreële, tijdelijke, onzuivere wereld.

V. Krodha?
A. De drift om anderen kwaad te doen en hen te gronde te richten. 

V. En Lobha
A. De hebzucht die maakt dat geen mens zelfs maar het geringste deel mag gebruiken van wat men bezit of heeft verdiend en dat zelfs in tijd van nood de bezittingen die men vergaard heeft niet mogen verminderen door gebruik.

V. Wat is de betekenis van Moha?
A. Gehechtheid, waardoor sommige mensen je nader aan het hart zijn dan andere en het verlangen hen meer dan anderen ter wille te zijn en je tot het uiterste voor hen in te zetten.

V. Mada?
A. Mada is de branie-achtige trots die zich ontwikkelt als men zich met anderen vergelijkt en vindt dat men meer kennis, kracht, rijkdom of faam heeft dan anderen. Zelfs als dit niet zo is, bewerkstelligt Mada dat mensen zich gedragen zonder eerbied tegenover ouderen en alleen maar verlangen naar hun eigen comfort en zekerheid. Mada is een extreme vorm van egoïsme.

V. Als laatste noemde U Matsarya, Wat is dat Swami?
A. Afgunst, sommige mensen kunnen niet verdragen dat anderen even gelukkig zijn als zijzelf. Zij vinden dat onprettig. Dit is het gevolg van de werking van Matsarya.

V. Er zijn ook nog andere eigenschappen zoals Dambha en Darpa. Hoe werken die?
A. Dambha, arrogantie, doet mensen Yaga en Yajna bedrijven: liefdadigheid in de vorm van het schenken van grote sommen gelds, teneinde meer aanzien te verwerven in de maatschappij. Darpa is de trots die de mens achtervolgt die rijk en gelukkig is. 

V. Wat is Irshya
A. Wrok, de verwensing dat anderen de pijn, de ellende en de problemen krijgen, waar men mee worstelt.

V. Het is dus iets anders dan Asuya?  
A. Ja, Asuya is het constant denken aan mogelijkheden om anderen kwaad te doen, het bereid zijn zich iedere moeite te getroosten die aan dit verlangen anderen kwaad te doen, tegemoet komt. Deze neigingen worden allemaal de innerlijke vijanden genoemd.
Zolang de mens gevangen zit in het net van begoocheling, uitgespannen door deze vijanden, zal het verlangen naar bevrijding (moksha) niet bij hem opkomen.

Hoofdstuk 7: De Panchakosha's (de vijf sluiers)

V. Hoe kan deze begoocheling verdwijnen?
A. Wel, door Viveka en Vijana (onderscheidingsvermogen en wijsheid).

V. De Jivi (individuele ziel) gereflecteerd in de Buddhi (intellect) en de Kootastha (neutrale toeschouwer), is hier sprake van enige wederzijdse  beïnvloeding?
A. Ofschoon er niet bij alle verschijnselen sprake is van onderlinge  beïnvloeding van de een boven de andere, bestaat deze superimpositie (oplegging/belasting) toch!

V. Hoe zit dat?
A. De Kootastha is een neutrale toeschouwer, niet gebonden, standvastig, onberoerd, eeuwig-vrij. Alleen tengevolge van de superimpositie lijkt hij verschillend. Dat is het gevolg van hun co-existentie.

V. Sommige ouderen zeggen dat "Tat en Twam" hetzelfde zijn, identiek; hoe zit dat in elkaar? Wat is de betekenis daarvan?
A. Neem een pot, een huis en een foto. Ze zijn verschillend, niet? Ze zijn niet identiek. Maar de Akasa (ether) die alles doordringt is dezelfde in alles. Wanneer de Upadhi, de conditie of beperking, verwijderd is, zal de Akasa in de pot (ghata), het huis (mata) en de foto (pita) volledig opgaan in de Akasa die ongeconditioneerd is, onbegrensd. Ook het licht is zo. Het licht binnenin en het licht buiten vloeien in elkaar over.  

V. Wel, Swami, U zei dat het menselijk wezen in dit lichaam, dat uit de vijf elementen is opgebouwd, het Atma moet realiseren dat zich in de Panchakosha bevindt. Wat betekent Panchakosha precies?
A. Kosha betekent schild (sluier), een overtrek, een omhulsel. Een zwaard wordt in een schede bewaard. Geld doet men in een schatkist of kosha. Je moet je realiseren dat het object dat in dit vijfvoudig omhulsel is ondergebracht, het werkelijke "Ik" is. Om zijn eigen realiteit te zien, moet de mens de vijf omhulsels, de Panchakosha's, verwijderen. 

V. Welke zijn deze vijf, Swami?
A. De Annamaya-, de Pranamaya-, de Manomaya-, de Vijnanamaya-, en de Anandamayakosha. 

V. Wat betekent Annamaya?  
A. Dit lichaam groeide in de schoot van de moeder met behulp van de Anna of het voedsel dat door de moeder werd opgenomen. Ook na de geboorte is het gegroeid en wordt het in stand gehouden door voedsel alleen. Na de dood wordt het een deel van de aarde, die weer het voedsel voortbrengt. Daarom wordt het Annamaya genoemd.

V. Hoe werkt Annamayakosha?
A. Het is de Sthula deha, het grofstoffelijke lichaam, dat onderhevig is aan vreugde en verdriet.

V. Is er nog een andere naam voor?
A. Ja, het wordt ook wel "Bhogayatanam" genoemd.

V. Pranamayakosha, Swami, wat is dat?
A. Het gebied van de vijf zinnen, de vijf Prana's, zij vormen dit schild (sluier).  

V. Swami, er zijn niet alleen Prana's maar ook Upa-prana's? 
A. Dat is zo. Het zijn: Naga, Kurma, Gridhra, Devadatta en Dhananjaya

V. Hoe is de werking van elk van ze?  
A. Naga veroorzaakt oprisping, Kurma veroorzaakt knipperen met de ogen, Gridhra is verantwoordelijk voor het niezen, Devadatta voor het geeuwen, Dhananjaya vult het lichaam en regelt het dik worden. Zelfs na de dood hebben ze invloed op het lichaam en veroorzaken ze veranderingen erin.

V. Wat betekent Manomayakosha
A. Het omhulsel van de vijf Jnanindriya's en de geest, waarvan zij het instrument geworden zijn. Het ligt binnen de Pranamayakosha

V. U spreekt dikwijls over de geest, Swami. Kunt U uitleggen wat precies onder geest wordt verstaan? 
A. Datgene dat je het gevoel geeft dat je het lichaam bent en dat maakt dat je alles dat met het lichaam verband houdt als "mijn" ervaart; datgene dat door de zinnen naar de objecten toestroomt teneinde vreugde te ervaren. Hij is erg wispelturig en onstabiel, steeds fladderend van het ene object naar het andere.

V. Swami, hoe kan de mens inzien dat hij niet Annamayakosha is, maar veel meer dan dat en overeenkomstig die werkelijkheid leven?
A. Er is geen lichaam voor de geboorte of na de dood. Het wordt slechts gezien gedurende de tussenliggende tijdsspanne. Het lichaam heeft een een begin en een eind, het kent groei en verval. Zulke dingen zijn "producten", "gevolgen" en gevolgen zijn geconditioneerd. Daarom is ook het lichaam een begrensd, geconditioneerd ding. De wijze zegt: "Ik besta altijd, ik ben niet materieel. Ik heb oorzaak noch gevolg, ik sta los van dit grofstoffelijke lichaam. Daarom kan ik niet dit Annamayakosha zijn.  Ik ben de kenner van de Annamayakosha; Ik ben de "getuige". Wanneer de mens doordrongen is van deze kennis, kent hij de waarheid. Hij moet tot het inzicht komen dat hij meer is dan het Annamayakosha (sluier).

V. Hoe moet de mens het inzicht ontwikkelen dat hij veel meer is dan Pranamayakosha?
A. 's Nachts, als hij slaapt, zijn de Prana's, de vitale stromen, in beweging. Maar hij is zich niet bewust van wat er zich in en rondom hem afspeelt. Hij vecht niet als er vijanden komen tijdens zijn slaap. Hij is inert en passief als een blok hout. Maar "Mijn natuur is niet deze inertie. Ik ben de eeuwigbewuste getuige. Ik sta los van al de omhulsels". Op deze wijze moet de mens oordelen, overdenken en tot kennis komen. 

Hoofdstuk 8: Yoga en Moksha (eenwording en bevrijding)

V. Swami, wij begaan veel zonden en anderzijds verrichten wij met dit lichaam en deze denkende geest veel verdienstelijke daden. Ze brengen leed of vreugde teweeg. Welnu, is dit 'Ik' waarover U spreekt (als de wijze in het vorige hoofdstuk) de doener(bedrijver), degene die vreugde of verdriet ervaart?
A. Geen sprake van; de doener is hij die de handeling verricht. Handeling leidt tot verandering, nietwaar? Daardoor komt het ons voor alsof de persoon verandert, maar het 'Ik' is onveranderlijk. Het is constant en wordt dus in het geheel niet beïnvloed. 'Doen' is een eigenschap van het innerlijk instrument (Antah-karana). Het 'Ik' neemt dus de gedaante aan van de doener van de daad en van degene die de vruchten plukt van de daad.

V. Als dit zo is, hoe kunnen we dan iets te weten komen over de toegang tot deze wereld en hoe je van deze wereld in de volgende komt?
A. Het is de Antah-karana, de Lingadeha die na deze wereld terecht komt in de volgende, die geboorte na geboorte beleeft, overeenkomstig de verworven verdiensten. Het is de beperkte Lingadeha die de in- en uitgangen beheerst. Jij bent zoals het uitspansel alomtegenwoordig en onaangetast; jij hebt geen aankomst in deze wereld noch vertrek naar een andere. Dat is niet overeenkomstig jouw natuur.

V. Wat is de manier om bevrijding (Moksha) te bereiken?
A. Intelligentie (Vijnana).

V. Er zijn wijzen die zeggen dat eenwording (Yoga) het middel is. Is dat juist?
A. Dat is ook waar. Er kunnen twee wegen naar dezelfde plaats leiden, nietwaar?

V. Welke weg is beter?,
A. Beide zijn goed en belangrijk. Beide voeren je naar hetzelfde doel, maar je kunt niet beide wegen tegelijk bewandelen. Mensen kunnen de weg kiezen, die overeenstemt met hun innerlijke drijfveren en de sadhana doen van dat pad. Beide bevrijden de sadhaka van de aardse gebondenheid. 

V. Swami, bereikt men kennis (Jnana) door yoga of is het andersom?
A. Yoga leidt tot Jnana en Jnana schenkt de mens gemakkelijk bevrijding (Moksha). Dat is de juiste weg. 

V. Wat is het resultaat van Yoga? Hoe werkt het, hoe geeft het je voordeel? 
A. Yoga is als vuur, vandaar het gebruik van het woord "yogagni". Alle zonden worden verteerd in het vuur van Yoga, waardoor de Antah-karana wordt gezuiverd. Wanneer dat gebeurt, is Jnana er. De schittering van Jnana verdrijft de duisternis van onwetendheid en begoocheling; dat is bevrijding Moksha.  

V. Heeft Yoga zo'n grote potentie (kracht)?
A. Nou en of! Hoe wijs of geleerd iemand ook is, hoezeer hij zijn binding aan de wereld probeert los te laten (hoe groot zijn onthechting), hoe groot zijn wijsheid ook moge zijn, als hij zijn zinnen niet beteugelt, zal hij Moksha (bevrijding) niet kunnen bereiken. Zonder Yoga zal zo iemand zich niet kunnen bevrijden van zonde. Zijn Antah-karana zal niet zuiver/puur worden voordat hij zich uit de zonde heeft losgeworsteld, zich van zonde heeft gezuiverd. Zonder een zuivere, pure Antah-karana kan Jnana (wijsheid) niet bereikt worden en zonder Jnana zal men niet tot Moksha kunnen komen. Dus helemaal aan de basis staat Yoga

V. Dit is vrij moeilijk te volgen, Swami. Kunt U het met een voorbeeld verduidelijken, zodat ook eenvoudige mensen het kunnen begrijpen?
A. Kan iemand een lamp aansteken als er een storm raast? Zo kan ook, zolang de zinnelijke begeerten nog sterk voortrazen, de Jnana-lamp niet branden. Zelfs als hij aangestoken is, zal hij weer gauw doven. 

V. Welke voordelen verschaft Yoga?
A. Yoga vernietigt alle impulsen en driften die gericht zijn op de zinnelijke wereld en brengt de denkende geest tot kalmte en rust.

Hoofdstuk 9: Jnana en Yoga (wijsheid en eenwording)

V. U hebt ons verteld dat Jnana essentieel/noodzakelijk is. Wat is de functie van Jnana precies?
A. Door Jnana word je je bewust van het ware Zelf (Atmasvarupa), dus van je eigen realiteit. 

V. En Yoga? Wat gebeurt er als iemand geen Yoga beoefent/doet? 
A. Dan is hij als een lamme.

V. En als hij geen Jnana beoefent/heeft? 
A. Dan is hij als een blinde.

V. Men beweert dat Yoga alle onvolkomenheden corrigeert. Hoe werkt dat?
A. Kun je rijst eten als die niet boven een vuur is gekookt? Door Yoga en andere disciplines wordt het bewustzijn (Chitta)  zacht. Dat wordt Tapas genoemd - hitte. Het wordt heet (Tapta). Bovendien zijn Yoga en Jnana als de olie en de vlam. De olie is Yoga en Jnana is de vlam die licht geeft. 

V. Swami, neemt U mij niet kwalijk dat ik dit vraag. Er zijn tegenwoordig zovelen die de Vedanta onderrichten. Hebben al deze mensen de waarheid gerealiseerd; hebben zij deze realiteit zelf ervaren? 
A. Hoe zal ik het zeggen. Je kunt het zelf beoordelen. Zie of ze zuiver zijn van hart, zuiver van gedachten en van geest; zie of ze kennis hebben van het alomvattende en innerlijk uitstralende hoogste Zelf (Paramatma). Slechts zij mogen de Vedanta onderrichten, want alleen zij kunnen de Vedanta innerlijk ervaren.

V. Kunnen de leringen van degenen die deze kwaliteiten niet bezitten dan tenminste van enig nut zijn?
A. De mooiste beschrijvingen van de verschillende lekkernijen en heerlijke gerechten zullen de honger niet stillen van iemand die hongerig is. De Vedanta, die het bij woorden laat, is daarmee vergelijkbaar. Wil je overtuigd raken/de vruchten plukken, dan zul je het zelf moeten ervaren. Evenzo heeft luisteren zonder het verlangen om te leren totaal geen nut. De lessen van degene die nog gebonden is aan de objecten van de zinnen zijn slechts een vorm van napraterij. Degenen die komen luisteren zonder de intentie om te leren zijn slechts betrokken bij uiterlijk vertoon. 

V. Baba, U leert dat zuiverheid van hart en geest en kennis van het immanente en transcendente Paramatma essentieel zijn. Welk nut heeft dan Sadhana, verricht door het lichaam dat is samengesteld uit de vijf elementen? Is het niet voldoende als men zich de Jnana eigen maakt van de ware vorm van het Goddelijke (Svasvarupa) (eigen vorm)?
A. Mijn beste man, kun je zeggen dat de boot overbodig is, simpel omdat het roer van essentieel belang is? Hoe kun je de rivier oversteken met alleen maar het roer? Geloof dat de Heer je het lichaam geschonken heeft als een boot om de zee van Samsara over te steken en dat Chitta hierin het meest essentiële onderdeel vormt. Dat is de eerste stap in Vedanta. Svasvarupa-jnana is werkelijk het roer, maar dat alleen is nog niet voldoende. Ook moeten fysieke gewoonten en disciplines eigen gemaakt worden. Voor het bereiken van de eeuwige hemelse vrede/fase is een gedisciplineerd lichaam belangrijk. 

V. Ik word gekweld door nog een andere vraag, Swami. Als we spreken over disciplines op het fysieke vlak, mag ik dan weten of kennis van het Absolute (Brahmavidya) enig onderscheid maakt tussen man en vrouw?
A. Wel, mijn jongen, deze boot kent zo'n onderscheid niet. Brahmavidya en Chittashuddhi - zuivering van de geest - hebben met sexe totaal niets te maken. Iedereen die ziek is heeft recht op het medicijn dat genezing geeft, nietwaar? Zo hebben ook allen die lijden aan de ziekte genaamd Bhava - de cyclus van geboorte en dood / gevangen zitten in de ketens van geboorte en dood - recht op Brahmavidya, het specifieke geneesmiddel. Misschien vindt niet iedereen de toegang tot dit wondermiddel, maar je kunt niet stellen dat sommigen er geen recht op hebben. 

V. Waarom, Swami, ontzeggen sommige geleerden in de vedische wetenschap vrouwen het recht Brahmavidya te leren en te beoefenen? De boten zijn kennelijk niet van dezelfde soort. 
A. Mijn kind, zoals ik zei, hebben man en vrouw hetzelfde recht op het middel, maar beiden moeten een leefregel volgen waardoor het middel op het systeem gaat inwerken. Brahmabhava - de contemplatie over onze wezenlijke natuur - is het middel; daarnaast moet de discipline van wijsheid (Jnana) en onthechting (Vairagya) streng worden nageleefd. Het is mogelijk dat vrouwen niet in staat zijn om deze disciplinaire levenswijze even streng na te leven als mannen, omdat ze zwakker zijn. Misschien is dat de reden waarom deze mensen vrouwen het recht willen ontzeggen van dit middel gebruik te maken. Maar allen, zowel mannen als vrouwen, die de regels en voorschriften kunnen naleven, hebben hetzelfde recht op de zegeningen van Brahmavidya. Dat is Mijn laatste woord. 

Hoofdstuk 10: Brahmavidya en vrouwen (kennis van het absolute en de vrouw)

V. U sprak over strikte leefregels. Ook mannen moeten die volgen, nietwaar?
A. Natuurlijk. Ook zij zijn van vlees en bloed; ook zij worden geplaagd door ziekte. Ieder mens die onderhevig is aan de cyclus van geboorte en dood heeft dit geneesmiddel nodig. Al wie naar deze regels wil leven, zich aan dit zelf-onderzoek onderwerpt, zal ook de discipline moeten volgen. Man of vrouw, wie de discipline ook veronachtzaamt, zal niet van de ziekte genezen. Mannen moeten niet denken dat zij ervan zijn vrijgesteld. Ook zij moeten strikt en consequent de discipline volgen. Zelfs als ze een inwijding/initiatie in het spirituele vlak/pad van Brahma-realisatie (Brahmopadesha) hebben gehad, zullen zij zichzelf niet kunnen bevrijden als zij deugden als eerlijkheid (Sama) en zelfbeheersing (Dama) niet bezitten. Dit geldt zowel voor mannen als vrouwen.

V. Maar Swami, waarom zeggen dan veel geleerden die de Shastra's (Geschriften) bestudeerd hebben, dat vrouwen Brahmavidya niet mogen beoefenen? Wat is de reden? 
A. Er is helemaal geen reden om te stellen dat vrouwen geen recht hebben op Brahmavidya. Vishnumurty onderrichtte Bhudevi in de glorie van de Gîtâ; Parameshvara onderrichtte Parvati in de Brahmatattva met behulp van de Guru-Gîtâ. Dat wordt in de Guru-Gîtâ bedoeld met 'Parvati uvâca' ('Parvati zei'). Wat betekenen deze woorden?
Bovendien werd Parvati door Ishvara ingewijd in de Yogashastra en de Mantrashastra. De Brihadaranyaka Upanishad vermeldt dat Yajnavalkya aan Maitreyi deze zelfde Brahmavidya onderwees. Dit feit is algemeen bekend. Nu kun je zelf oordelen en je eigen conclusies trekken of vrouwen het recht op Brahmavidya hebben of niet. 

V. Er zijn ook mensen, Swami, die vinden dat brahmacharya en sannyasa niet voor vrouwen bestemd zijn. Is dit zo? Verbieden de Veda's dit? 
A. De Veda's bestaan uit twee delen: Karmakanda en Jnanakanda. De Karmakanda is voor beginners, voor de minder-ontwikkelden en de Jnanakanda voor de meer gevorderden, de ontwikkelden. Er is geen verwijzing naar man of vrouw in dit verband. De beginners zijn werelds, hoe zouden ze de onsterfelijke boodschap van de Jnanakanda betreffende het Atma kunnen begrijpen? In de Brihadaranyaka worden Gargi en Maitreyi, die schitteren in de spirituele pracht van brahmacharya en sannyasa, aangehaald. Ook in de Mahâbhârata hebben we Subha Yogini en anderen, allen voorbeelden van ideale, zeer deugdzame vrouwen.

V. Kunnen vrouwen met een huishouden ook tot brahmajnana komen?  
A. Waarom niet? Madalasa en anderen waren in staat in het grihastha(gehuwd)-stadium, temidden van hun gezin, brahmajnana te realiseren. Je zult er wel over gelezen hebben in de Yogavasishtha en de Purâna's, hoe ze het hoogste geluk bereiken - brahmajnana zelf. En wordt verder ook niet in de Upanishads verklaard dat Katyayini, Sarangi, Sulabha, Viswaveda en anderen, meesters waren in de brahmajnana.

V. Swami, zijn er vrouwen die brahmajnana hebben gerealiseerd in het grihastha-, of in het sannyasa-, vanaprastha- of brahmacharya-levensstadium? 
A. Denk niet dat er geen vrouwen zijn die brahmajnana in één van deze stadia gerealiseerd hebben. Chudala bereikte dit in het grihastha-, Sulabhayogini in het sannyasa-, Maitreyi in het vanaprastha-,  en Gargi verkreeg deze realisatie in het brahmacharya-levensstadium. Er waren ook andere grote vrouwen van Bharat [India] die deze hoogte bereikt hebben. Ook vandaag de dag zijn er velen die tot deze categorie vrouwen gerekend kunnen worden. Ik heb deze vier namen zomaar genoemd, omdat je nu met die vraag kwam, dus verlies geen moment je enthousiasme; daar is helemaal geen reden voor.

V. Als er zoveel voorbeelden zijn van vrouwen die brahmajnana realiseerden, hoe komt het dan dat zovelen tegen dit recht voor vrouwen zijn? Waarom legt men die beperkingen op aan de vrouw? 
A. Het is pure dwaasheid vrouwen het recht te ontzeggen brahmajnana te realiseren. In wereldse zaken is het echter noodzakelijk dat zij enkele beperkingen in acht nemen. Deze zijn slechts in het belang van dharma en voor lokakalyana - algemeen welzijn - gesteld. Terwille van goede moraal en zeden en in het belang van een gezonde maatschappij moeten vrouwen er zich aan houden. Ze zijn te zwak om bepaalde standaarden van leefregels en discipline te onderhouden; ze kennen enkele natuurlijke belemmeringen. Dat is de reden voor deze beperkingen. Dit heeft niets te maken met enige fundamentele minderwaardigheid. Zelfs pandits en kenners van de Shastra's bereiken hun jnana door eerbiedig huldebetoon aan het vrouwelijk godsaspect, Sarasvati
De beschermgodinnen van kennis (vidya), van rijkdom (artha) en van wijsheid (jnana) zijn alle drie vrouwelijk, namelijk Sarasvati, Lakshmi en Parvati. Zelfs in alledaagse correspondentie wordt de vrouw aangeduid met: "Aan ......, die Lakshmi gelijk is" enz. 
Je spreekt steeds van Mata-Pita, Govri-Shankara, Lakshmi-Nârâyana, Sîtâ-Râma, Râdhâ-Krishna enzovoort. De naam van de vrouw komt eerst en dan die van de man. Hieraan al kun je zien hoeveel eerbied hier aan de vrouw wordt betoond.

V. Veroordeelt U het onderscheid tussen man en vrouw als illusoire kennis (mithyajnana) of waardeert U het als kennis van het Zelf (Atmajnana)? 
A. Beste man, voor het Atma bestaat dit onderscheid niet; het is eeuwig bewust, zuiver, zelf-schitterend. Daarom kan het alleen mithyajnana zijn en nooit Atmajnana. Het is een onderscheid gebaseerd op upadhi, het masker, de beperking. Atma is mannelijk noch vrouwelijk, noch onzijdig; het is de vorm die beperking en begoocheling met zich meebrengt en deze draagt die namen. 

Hoofdstuk 11: Ashrama's en Varna's (Levensfasen en de vier afdelingen van de samenleving verdeeld naar de natuurlijke funktieverrichting van haar leden)

V. Swami, welke van de vier ashrama's, namelijk brahmacharya, grihastha, vanaprastha en sannyasa is van wezenlijk belang?
A. Zoals alle levende wezens afhankelijk zijn van de levenschenkende adem (pranavayu), zo zijn de overige ashrama's afhankelijk van grihastha. Deze verschaft namelijk voedsel en drank aan de andere en onderhoudt ze; hij bevordert de studie van de Veda's; hij is de hoeder van de Schriften. Daarom is de grihastha-ashrama de belangrijkste. In de Shruti's, de Narada Parivrajakopanishad en in de Manudharma-Shastra's wordt verklaard dat een grihastha die strikt zijn ashramadharma naleeft de grootste achting verdient.

V. Maar Swami, er zijn mensen die beweren dat de sannyasin superieur is aan de grihastha. In hoeverre is dat waar?
A. Tot welke ashrama een mens op een bepaald moment ook behoort, als hij het dharma naleeft dat is neergelegd voor dat stadium en deze vastberaden in praktijk brengt en als hij met grote standvastigheid naar bevrijding verlangt, dan verkrijgt hij die ook, daar bestaat geen twijfel over. Om kennis van het Zelf (Atmajnana) te verdienen, hoeft men geen voorkeur voor de ene of de andere ashrama te hebben. Alle zijn in staat Atmajnana te waarborgen. De ene is niet superieur of inferieur aan de andere. Alleen karakter en gedrag zou men als superieur of inferieur kunnen bestempelen.

V. Swami, men zegt ook dat grihastha-ashrama bindt, terwijl brahmacharya en sannyasa vrij maken. Hoe kon deze mening ontstaan?
A. Ik ben het daar niet mee eens. Natuurlijk komt hij, die op een eerlijke manier geld verdient, voorkomend is tegenover zijn medemens en deze dient en vreugde schenkt, tot bevrijding, precies zoals zij die geschoold zijn in de Shastra's of in de basisfilosofie van de geest. Niemand kan de oceaan van geboorte en dood oversteken alleen omdat hij sannyasin of brahmacharin is. Hoge afstamming, verworvenheden uit ascese, monnikenstatus, grote geleerdheid, niets zal op zichzelf helpen. Nodig is ook de trouwe ononderbroken beoefening van de studie van de Schriften (svadharma), als de Veda's of de Bhagavad-Gîtâ en een gedisciplineerd spiritueel leven met het herhalen van Gods naam (japa) en meditatie (dhyana). 

V. Swami, welke deugden zullen mensen in elk van deze vier ashrama's moeten ontwikkelen teneinde te worden gered?
A. Er zijn tien deugden die samen de fundamentele dharma van de aspirant uitmaken, namelijk:
barmhartigheid (daya), niet stelen (asteya),
intellect (dhi), kennis (vidya),
waarheid (sathya), controle over de zintuigen (indryanigraha),
reinheid (soucha), verdraagzaamheid (kshama),
morele moed (dhriti) en beheersing van woede (akrodha).
Deze tien eigenschappen moeten door iedereen worden ontwikkeld, ongeacht zijn ashrama. Ze zijn voldoende om je redding te brengen, waar je je ook bevindt en als iemand ze niet heeft ontwikkeld, is zijn leven verspild, welk ook zijn ashrama mag zijn. De dagelijkse routine van zijn leven is van essentiële  betekenis en moet een weerspiegeling zijn van de tien genoemde deugden. Het is juist dit wat Heer Krishna ten antwoord gaf aan Arjuna, in antwoord op diens vraag.

V. Swami, U zei dat deze zelfde vraag over het belang van nityakarma met inachtneming van de tien voorwaarden ook door Arjuna werd gesteld. Wat was Krishna's antwoord?
A. Krishna zei: 'De hoogste staat van bevrijding die verkregen wordt door sankyayogi's, de meesters in jnanayoga, wordt eveneens bereikt door de meesters in nishkamakarmayoga. Beide geven hetzelfde resultaat. Weet dat dit de waarheid is. Er bestaat hierin geen verschil tussen de grihastha en de sannyasin. Vereist is slechts onafgebroken oefening en oprecht blijven proberen. Hiervoor is nodig het afzien van verlangen, het opgeven van egoïsme en bezitsdrang, zelfs het opgeven van actief denken; nodig is eenpuntig gerichte contemplatie op de Brahmatattva (vorm(e)loos, God zonder vorm). Voor degene die dit bereikt heeft bestaat er geen leed, want er is geen spoor van onwetendheid. De wijze die deze hoogte bereikt heeft kan nimmer worden misleid door het onechte en het tijdelijke. Zelfs als men op het laatste moment van zijn leven deze jnana realiseert, is men verzekerd van de bevrijding van de cyclus van geboorte en dood.'

V. Waarom zijn deze kasten, deze varna's dan ingesteld?
A. Ze hebben betrekking op het fysieke aspect van de mens. Ze kunnen het spirituele aspect in het geheel niet aantasten. Ze wijzen op fysieke gesteldheid. Uiteraard staat 'fysiek' hier ook voor het intellect, de denkende geest, het bewustzijn (chitta), de psyche (antahkarana) enzovoort. Tenzij deze getraind en gereguleerd worden, kan Atmadharma niet begrepen worden. Afstamming (jati), gedachten (matta) en moreel gedrag (dharma) helpen alle mee bij het reguleren en sublimeren van de menselijke instincten en impulsen. Daarom hebben de wijzen ze altijd geaccepteerd en hoog gehouden.
Het Atma is Zijn, Bewustzijn, Gelukzaligheid (Sat-Chit-Ananda), dit is kort samengevat zijn natuur. Het kan slechts worden gerealiseerd door hart, geest en intellect van de mens te zuiveren. Mensen die deze zuiverheid bezitten kunnen bevrijding (moksha) bereiken, ongeacht hun kaste (varna) of ashrama; zo staat het in de Shastra's. Iemand die overdreven gehecht is aan de ene mens en tegenover anderen vervuld is van haat, zal zelfs in de eenzaamheid van de jungle alleen maar het kwade tegenkomen.
Zelfs de grihastha, die leeft temidden van zijn gezin, is een ware asceet (tapasvin) als hij de zinnen heeft overwonnen. Onderhevig aan karma dat niet is weggenomen, heeft hij er toch recht op een jnani te worden, want voor wie niet gehecht is, is de woning een hermitage. Dan zal zelfs door middel van kinderen, werk, rijkdom en rituelen (yajna), zoals offergave (yaga), bevrijding worden bereikt. Het enige wat nodig is voor bevrijding (moksha) is vrij zijn van de onzuiverheid van gehechtheid. Gehechtheid is de grootste hindernis.

Hoofdstuk 12: Shastra's en Sannyasa (de heilige Geschriften en onthechting)

V. Swami, U zei dat men bepaalde dingen moet doen en weer andere moet laten. Hoe kunnen we weten wat we wel en niet moeten doen? Wat is hierin gezaghebbend?
A. De Shastra's zijn hierin gezaghebbend. De Manusmriti zelf stelt bijvoorbeeld dat varna's en asrama's alleen voor fysieke zuivering bedoeld zijn en dat ze het al of niet bereiken van het allerhoogste niet beïnvloeden.

V. Als dit zo is, waarom zouden we ons dan zorgen maken over varna en asrama en waarom al die regels en voorschriften?
A. Wel, die zijn nodig totdat je vrij bent van gehechtheid (raga). Tot dat moment en om deze reden moeten de voorschriften, beperkingen en regels tot op de letter worden nageleefd. Het medicijn moet worden ingenomen zolang de ziekte voortduurt. Iedere ziekte heeft een speciaal geneesmiddel,  niet waar? En een bepaald dieet en bepaalde leefregels. Nadat men van de ziekte genezen is, kan men met de anderen aan het feest deelnemen. Als men dit niet accepteert, als gezonden en zieken aan hetzelfde feest willen deelnemen, dan zal dit rampzalige gevolgen hebben. De varna's en asrama's zijn als medicijn, voorgeschreven aan hen die lijden aan deze bhavaroga - de ziekten van wereldse gezindheid en wereldse gehechtheid. Gehechtheid (raga) is de ziekte (roga) en deze kan slechts door strikte naleving van regels verdwijnen. Tenzij je geneest, kun je geen bevrijding verkrijgen. Dit is de ware betekenis van Vedanta; degene die dit weet, ongeacht zijn asrama, verkrijgt bevrijding uit de kringloop van geboorte en dood (mukti).

V. Swami, zijn er grote zielen geweest die moksha bereikt hebben, terwijl ze in grihastha-asrama verbleven, het stadium als gezinshoofd?
A. Janaka, Ashvapati, Dilipa zijn voorbeelden van mensen die tijdens grihastha tot moksha kwamen. 

V. Swami, is het noodzakelijk dat we strikt het door de shruti aangegeven pad volgen dat de mens gebiedt allereerst het bramacharya-stadium door te maken, vervolgens dat van grihastha om daarna in het vanaprastha alle beperkingen en regels in acht te nemen en tenslotte in sannyasa het leven van totale verzaking te leiden? Of is het mogelijk de andere stadia over te slaan en meteen naar sannyasa te gaan?
A. Ja, dat is mogelijk. Zodra je in staat bent afstand te nemen van objecten en de wereld om je heen, kun je het sannyasa-stadium ingaan. Als zo'n kans niet wordt aangegrepen, zal de mens gedoemd zijn te vallen. In welk stadium (asrama) jij je ook bevindt, als je totaal  afstand doet van de wereld, kun je vanaf datzelfde moment het stadium van sannyasa betreden. Het is geen ijzeren wet die zegt dat je de eerste drie asrama's moet doormaken. Ook dit wordt door de shruti gesteld. Dat dit mogelijk is komt doordat zo'n gezuiverde ziel de training die in andere stadia zou worden ondergaan, de loutering, reeds heeft doorgemaakt in de smeltkroes van vorige levens. Zijn destructieve neigingen zijn met wortel en tak uitgeroeid en de positieve, opbouwende eigenschappen zijn tot ontwikkeling gekomen in de vorige geboorten.

V. Hoe kunnen we te weten komen of zo'n transformatie reeds in een vorig leven verdiend is? Zijn er tekens waaraan we kunnen merken dat een bepaald stadium (asrama) kan worden overgeslagen? Als er zulke tekens zijn, wilt U die dan aangeven?
A. Het feit dat iemand zich niet aangetrokken voelt door de drie asrama's, er niet aan gehecht is, is een duidelijk teken. Als onthechting zich in het voorgaande leven heeft ontwikkeld, zal er geen behoefte aan de andere asrama's bestaan. Zodra het inzicht is doorgebroken dat alleen het Atma wezenlijk is, zullen de eerste drie levensstadia geen aantrekking meer op de mens uitoefenen. Als onthechting is bereikt, kan men het wereldse leven opgeven, ook al moeten stadia worden overgeslagen. Dit wordt door de shruti bevestigd. Degene die iemand in sannyasa inwijdt, zal echter terdege moeten nagaan of deze vrij is van zinnelijke gevoelens en bindingen. Tot sannyasa kunnen alleen zij worden toegelaten, bij wie de geest tot rust gekomen is, die de impulsen (vritti's)  beheerst. Slechts van zulke mensen kan gezegd worden dat zij vrij zijn van gehechtheid. Betrokkene zal ook bij zichzelf moeten nagaan of zijn innerlijk bewustzijn vrij is van de volgende eigenschappen (guna's): indolentie (tamas) , activiteit (rajas) of zelfs zuiverheid (sattva). Als dit niet zo is, zal hij niet alleen de gelofte van sannyasa breken en zich zo buiten de gemeenschap stellen, maar hij kan zelfs onder de last bezwijken en een rampzalig einde vinden.

V. Is er maar èèn sannyasa of zijn er verschillende typen?
A. Er zijn drie typen: deha-sannyasa, mano-sannyasa en atma-sannyasa.

V. Wat betekent de eerste? 
A. Deha-sannyasa is een verschijningsvorm die het uiterlijk betreft. De mens in dit stadium draagt de okerkleurige mantel, ontvangt de naam, vertoont zich in de voorgeschreven vorm, maar leeft niet in het bewustzijn van het
Atma. Hij zwerft rond temidden van verlangens en klemt zich nog vast aan uiterlijke zaken. Hij is in alle opzichten als een gewoon mens.

V. En mano-sannyasa?
A. In mano-sannyasa worden alle verlangens en wensen opgegeven; de mens in deze levensfase heeft het denkvermogen geheel onder controle; hij wordt niet beheerst door impulsen en opwinding; hij is steeds kalm en beheerst.

V. Atma-sannyasa noemde U als derde. 
A. In dit stadium doorbreekt de mens steeds alle gedachten die geen betrekking hebben op het Atma, want hij is voortdurend verzonken in contemplatie over de ware Werkelijkheid: 'Ik ben Brahman' ('Aham Brahmasmi'). Hij is standvastig in het bewustzijn dat hij het Atma is. Zijn gelukzaligheid (ananda) is ononderbroken (akhanda). Dit wordt amrita-sannyasa genoemd. De diepste duisternis kan slechts verdreven worden door het licht dat komt van het schitterende zonnelichaam; evenzo kan zonder de schittering van atma-sannyasa onwetendheid niet worden opgeheven, kunnen de sluiers die het hart omgeven en verborgen houden niet vernietigd worden en kan het Atma niet in zijn eigen glorie schijnen.

V. Hoe kan men deze stadia bereiken? Wat zijn de tekenen dat ze bereikt zijn? 
A. Deha-sannyasa wordt bereikt door onderscheid te maken tussen het eeuwige en het tijdelijke, het altijddurende en het voorbijgaande. Mano-sannyasa wordt bereikt door de grilligheid van spraak, zinnen en geest te overwinnen. Atma-sannyasa wordt bereikt door zichzelf te vullen met de principes van de vedantische gedachte. Wanneer deze educatieve invloeden sterk worden en je goed gevestigd bent in deze deugden en vormen, dan kun je tot bevrijding komen door de gecombineerde effecten van deze stadia.

V. Wie van hen smaken het werkelijke geluk hun leven op een waardevolle wijze te leiden?
A. Wel, hij die als de bij in stilte en in grote gelukzaligheid de honing in de bloem opzuigt, die ingespannen ononderbroken de nectar van atmische vreugde proeft, die deze wereld afdoet als slechts een toneel, een drishya; hij is inderdaad de gelukkigste; zijn leven is het meest waardevol.

V. Swami, wat wordt door de ouderen bedoeld als ze het hebben over het bereiken van sathya, nitya, nirmala en shanti? Hoe moeten deze waarden: waarheidslievendheid, onvergankelijkheid, zuiverheid en gelijkmoedigheid wordt bereikt?
A. Zoals ik al zei: 'Hij die niet gehecht raakt aan het "toneel", maar zich in eigen atmische vreugde koestert, realiseert sathya, nitya, nirmala en shanti. Eèn ervan is zelfs al genoeg, want èèn omvat ze alle vier.'

Hoofdstuk 13: Het heilige Woord en het herhalen 
van Gods naam (mantra en japa)

V. Zijn er mantra's of vormen van het herhalen van Gods naam (japa) die ons de staat van vrede (shanti) kunnen schenken waarover U zojuist sprak? Als ze er zijn, welke is de belangrijkste?
A. Mantra en japa zijn voor alle typen mensen van wezenlijk belang. Wat is een mantra? 'Ma' betekent manana - meditatie - en 'tra' betekent redding; mantra betekent dus: datgene wat ons redding kan brengen als we erover mediteren. Mantra kan je vrijwaren van de verleidingen van dit wereldse leven, dat geteisterd wordt door dood, verdriet en pijn. Van alle mantra's is de pranava - OM (ook wel AUM) - de hoogste en de beste. Hij is het ware begin en einde en de ware bekroning van alle mantra's. 

V. Het is toch niet verkeerd als iedereen japa doet op de naam van de gekozen Godheid die men vereert (Ishtadevata)?
A. Je bedoelt, dat hoe primitief of dwaas iemand ook mag zijn, hij toch de Heer kan aanroepen. Wel, als de naam tegelijk met de pranava wordt gereciteerd, dan zal de uitwerking zegenrijk zijn. De wateren van de oceaan stijgen op door de inwerking van de zonnestralen en komen vervolgens weer als regen op de aarde neer, waardoor beekjes en rivieren gevormd worden die naar de oceaan terugstromen om er weer één mee te worden. Zo ook bereiken alle geluiden en mantra's die eens allemaal pranava waren, weer de pranava door japa en andere disciplines en rituelen. Ze gaan alle weer op in pranava, hun bron.  

V. Swami, sommige ouderen zeggen dat hoe meer lettergrepen (bija-akshara's) een mantra heeft, des te effectiever die mantra is. Zijn deze mantra's inderdaad te verkiezen boven andere die minder lettergrepen hebben?
A. Ik ben het niet eens met de mening dat als er minder bija-akshara's zijn, er minder kans is op concentratie tijdens meditatie (dhyana). Het zal de sadhaka's tot groter voordeel strekken als ze de recitatie van de vijflettergrepige (panchakshari) of achtlettergrepige (ashtakshari) laten voorafgaan door pranava. Als ze aldus enige vorderingen hebben gemaakt, kunnen ze zelfs de woorden achterwege laten en zich concentreren op de vorm die is opgeroepen door het geluid en de mantra transformeren in de Godheid (Devata) zelf. Daarom zegt de shruti: 'nishshabda brahman uchyate' - Brahman is stilte, afwezigheid van geluid.

V. Hoe kunnen we een geluidsvacuüm creëren? Hoe kan dat Brahman zijn?
A. De shruti's leren ons dat deze objectieve wereld (prakriti)  illusie (maya) is. Ze verklaren ook dat Hij die al deze maya onder controle heeft, Ishvara, de Heer is. Tracht daarom deze hele schepping onder controle te krijgen en word zo zelf Ishvara. Het stadium waarin, voor zover het jou betreft, de objectieve wereld tot niets wordt gereduceerd, is het stadium waarin je Brahman bereikt. Voordat dit gebeurd is zul je Brahman nimmer kunnen bereiken, dat is zeker. Zoals de slang zijn huid afdankt en een nieuwe krijgt, zo legt de sadhaka de oude huid af en trekt de nieuwe huid aan van de Godheid die hij identificeert met de mantra waarop hij is geconcentreerd.

V. Neemt U mij niet kwalijk Swami, maar ik begrijp dit alles niet zo goed. Kunt U wat meer voorbeelden geven?
A. Je weet wat een ei is, nietwaar? Als de vogel enige tijd op het ei gezeten heeft, komt het kuiken binnenin tot volledige ontwikkeling en als de schaal breekt komt het tevoorschijn en neemt zijn natuurlijke vorm aan.  Evenzo zal, wanneer de sadhaka met gezuiverd bewustzijn stilstaat bij de mantra en zijn bedoeling en zijn betekenis in zijn geest zonder onderbreking overdenkt, het inzicht ook gestaag groeien; de schaal van onwetendheid (ajnana) zal breken en de sadhaka schittert in de glans van de Goddelijkheid die hij in zijn bewustzijn gevormd heeft.

V. Men zegt dat alles ontstaan is uit pranava en dat alles tenslotte weer in pranava opgaat. Hoe kunnen dan juist de ouden die dit verkondigen, tevens verklaren dat sommigen deze mantra wel mogen gebruiken en anderen niet?
A. Wat is prakriti - de oermaterie - anders dan de vermenging van de vijf elementen? De pranava is juist het leven van alle elementen en als zodanig de levensadem van prakriti zelf.  Het bulderend geluid van water dat zich van een steile rots naar beneden stort, het geklots van golven die tegen een vooruitstekende landtong slaan - beide herhalen slechts de pranava.

Het geluid van in- en uitademen is zelf ook de pranava, nietwaar? Of ze het zelf weten of niet, het hijgen van de mannen die een draagkoets op hun schouders torsen, het kreunen van hen die zware gewichten tillen, de schaterlach van vrouwen die de was slaan op platte stenen in de rivier, in alles klinkt de pranava door.

Herhaal de mantra met volledige kennis van zijn innerlijke betekenis en je zult spoedig bevrijd zijn van de last van wereldse zorgen. De pranava van het ademhalingsproces bevrijdt je ook van verdriet. Het is dwaas te beweren dat sommigen het recht hebben de pranava te gebruiken en anderen niet. Alleen degene die niet ademt is er niet toe in staat, maar ieder die ademt, spreekt hem al uit en dus heeft het geen zin hem aan wie dan ook te ontzeggen.
Weet je welk antwoord Krishna gaf, toen Arjuna vroeg hoe we op het moment van onze dood aan de Heer kunnen denken? Hij zei dat men zich de pranava voor de geest moet halen; deze verschilt niet van Hem. Zo'n toegewijde (bhakta) zal, zo zei Hij, het hoogste doel bereiken. Iedereen heeft dus recht op deze grote mantra, de pranava.

V. Hoe kan het doel worden bereikt door meditatie (upasana) op pranava? Hoe kan de mens die mediteert getransformeerd worden tot het object van de meditatie? Maakt U alstublieft deze ongeëvenaarde mantra en de wijze waarop hij ons helpt duidelijker met een eenvoudig voorbeeld.
A. Heel goed, pranava is de boog; het Atma is de pijl; Parabrahman is het doel. Daarom moet de sadhaka, evenals de beoefenaar van de kunst van het boogschieten, vrij blijven van de beroeringen van de geest. Hij zal zijn aandacht eenpuntig op het doel moeten richten. Dan wordt de boogschutter vervuld van zijn doel, hij wordt het object waarop gemediteerd wordt. In de Kaivalya-Upanishad [zie Sutra-Vahini], de Mundaka-Upanishad en in verschillende delen van de shruti wordt de pranava op verschillende manieren verheerlijkt. Derhalve mag deze mantra, die de mens bevrijding schenkt, door iedereen worden gereciteerd en mag ieder erop mediteren. Iedereen mag de meditatie op OM (pranavopasana) beoefenen, laat over dit punt geen twijfel bestaan.

Hoofdstuk 14: Tapas (vrijwillig aanvaarden van zekere beperkingen in materieel opzicht met het oog op geestelijke vooruitgang)

V. Kan men het Atma realiseren en, zoals U zegt, met dit fysieke lichaam, samengesteld uit de vijf elementen, opgaan in de pranava? Kan het Atma gescheiden worden van het lichaam? Hoe vindt dit plaats? 
A. De mens kan door meditatie (dhyana) en andere disciplines en door het reciteren van de pranavamantra, het Atma ontdekken en het isoleren van het lichaam. Het is zoiets als boter winnen uit gestremde melk, olie uit sesamzaad, water uit de diepe ondergrond en vuur uit hout. 
Karnen, samenpersen, uitpersen, boren, ronddraaien, dit zijn de bewerkingen die vereist zijn, dat is alles. Wat plaats vindt is het scheiden van het Atma uit het lichaam, het verdwijnen van het geloof dat het lichaam het Atma of het Zelf is. 

V. Swami, vele ouderen en wijzen zeggen dat we het individuele Zelf (Jivatma) moeten visualiseren als het hoogste Zelf (Paramatma); dat we dat gevoel, die overtuiging moeten aankweken. Hoe is dat mogelijk?
A. Waarom denk je dat het moeilijk is? Is het niet gemakkelijker om waarheid te spreken dan onwaarheid? Je bestempelt nu onwaarheid als waarheid en dat is de bron van allerlei problemen. Accepteer de realiteit dat Jivatma en Paramatma identiek zijn, dan wordt alles eenvoudiger. Zie allereerst in dat het Atma, het Jivatma, onafhankelijk is van het lichaam. Dit kun je bijvoorbeeld door meditatie (dhyana) bereiken. Zoals geur te scheiden is van de bloem, suiker van het riet, goud van de rots, zo moet je het Atma scheiden van het fysieke lichaam. Dan kun je door middel van geestelijke verdieping (nididhyasana) en onder meer door eenpuntig gerichte reflectie en meditatie, je een beeld vorman van het Jivatma als èèn met het Paramatma. Dat is de vervulling van spirituele discipline (tapas), het uiteindelijke nirvana - bevrijding van het rad van wedergeboorte. 

V. Wat is tapas precies Swami?
A. Het betekent het einde van de activiteiten van de zinnen; men moet ze alle beheersen. Er moet geen spoor zijn van verlangen of begeerte. Om Brahman te bereiken is inspanning vereist, onophoudelijk verlangen naar dat doel. Het moet tot uitdrukking komen in matig eten en slapen. Er gaat worsteling mee gepaard om het uiteindelijke doel te bereiken. Zulke tapas noemt men sattvisch

V. Wat is dan rajasische tapas? 
A. Zij die alleen het lichaam onder ascetische tucht stellen, zonder tevens te leren daarbij de zinnen te beteugelen en de emoties te beheersen, doen slechts rajasische tapas. Ze bestuderen het wezen van het Zelf (Atmatattva) niet, noch mediteren zij erop. Ze leggen de nadruk op fysieke ascese.  

V. Er moet ook tamasische tapas zijn. 
A. Zo is het. Het gunstig stemmen van de Goden ter verkrijging van gunsten met behulp waarvan verlangens in de wereld kunnen worden bevredigd, noemt men tamasische tapas. Alleen die tapas is goed die tot doel heeft tot God te komen, de realisatie van Brahman, het bereiken van de hoogste wijsheid. Alleen die vorm van tapas wordt aanbevolen door de Shastra's. De rest brengt de mens op een dwaalspoor, leidt hem van het doel af. Slechts deze tapas verdient die naam. De andere zijn tamas, geen tapas. Tapas betekent hitte. De hitte verbrandt de zonde en reduceert alle karma tot as.

V. In de Shastra's lezen we dat de rishi's in hun ashrams beschikten over iets als de steen der wijzen (het chintamani-juweel), de wensvervullende boom (kalpavriksha), en de hemelse koe van overvloed (kamadhenu), die hen in staat stelden alles wat ze wensten te verkrijgen. Ik begrijp niet waarom ze dan tapas zouden doen. Kunt U mij dit uitleggen?  
A. Denk er goed over na. Je zult dan inzien dat chintamani geen juweel, kalpavriksha geen boom en kamadhenu geen koe is. Het zijn allemaal namen voor de vruchten van tapas. Het zijn krachten die de mens die tapas beoefent vanzelf toevallen. Al wat hij wenst, wordt gerealiseerd. Dit heet kalpavrikshasiddhi. Het beheersen van alle verlangens heet kamadhenusiddhi. Wat is chintamanisiddhi? Het is het stadium waarin je geen zorgen of mentale onrust (chinta) kent, het stadium waarin alle leed is uitgebannen. Wanneer er aan chinta een eind komt en de allerhoogste ananda (vreugde) is bereikt, spreekt men van chintamanisiddhi. Gedachten, woord en daad moeten vrij worden van chinta.  

V. Wat wordt bedoeld met mentale tapas? 
A. Wees gedisciplineerd in spreken, ontwikkel zuiverheid van gevoel, breng nederigheid in praktijk, laat je gedachten steeds vervuld zijn van het Brahmatattva. Dit zijn de kenmerken van mentale tapas.

V. En fysieke tapas? 
A. Ook die is op zijn manier goed. Eerbied voor ouders, geestelijke leiders, heiligen en wijzen en voor God, leidt tot zuiverheid. Geweldloosheid, medegevoel met alle wezens en oprechtheid dragen alle bij tot fysiek welzijn, gezondheid en heelheid. Door mentale tapas ontstaat zuiverheid van geest. Verbale controle op tapas leidt tot zuiverheid van spreken. Door deze drie worden de kostbare schatten kamadhenu, kalpavriksha en chintamani verkregen. Het zijn alle verworvenheden, geen koeien, bomen of juwelen.

V. Zijn er mensen geweest die Brahmatattva en dharmatattva bereikt hebben dankzij hun succes in tapas? Wilt U zeggen wie het zijn? 

A. Kapila-mahamuni realiseerde Brahmatattva;
Jaimini-mahamuni bereikte dharmatattva
Nârada werd een Brahmarishi
Bhagiratha (zie Ramakatha Rasavahini 7a) bracht de heilige Ganges op aarde; 
Gouthama haalde de Godavari-rivier over om op aarde te komen;
Valmiki (zie Ramakatha Rasavahini 13a) realiseerde de kracht van de Râmamantra en was in staat de Ramayana te schrijven; 
Gargi (de huispriester van de Yadus) was gevestigd in brahmacharya en 
Sulabha in spirituele wijsheid, allen door tapas alleen. Maar waarom zou ik het ene na het andere voorbeeld aanhalen? Door tapas gaan zelfs Brahmâ en Rudra (= Shiva in zijn vernietigend aspect) samenwerken. 

V. Swami, is het noodzakelijk dat men in een hoge kaste geboren wordt om deze staat te bereiken? Of is sadhana voldoende?
A. Kaste zonder karakter is van geen enkele waarde, het is slechts een nietszeggend etiket. Sadhana zonder karakter als basis is als de reis van een blinde. Moraal, deugd, karakter, deze zijn van vitale betekenis. Met deze waarden als basis zal sadhana, als dit volgens de regels van het gekozen pad wordt uitgevoerd, zeker met succes worden bekroond. Maar je moet wel de volgende essentiële waarschuwing in acht nemen: er mag geen plaats zijn voor luiheid, alleen omdat geboorte in een kaste (jati) niet belangrijk is.  Normen van moraal (niti) groeien ook door jati en om ze aan te kweken is het bewustzijn van jati belangrijk en nuttig. Als men echter door de verdiensten, verzameld in vorige levens, de schat van deugdzaamheid bezit, hoeft men aan jati niet al teveel betekenis toe te kennen. Alleen zij die in vorige incarnaties yoga beoefend hebben en het proces niet konden afronden, zullen die voortreffelijke uitgangspositie hebben. Hoofdzaak is de niti te verwerven die voor de jati is voorgeschreven; ontwikkel de jati met niti en werk jezelf op tot een hoge graad van bekwaamheid en volheid, met een hoge morele standaard in je leven.
Voor een bepaald gedeelte van het pad van sadhana en spiritualiteit zullen zowel jati als niti helpen. De guna's zullen door deze beide veredeld worden.

V. Daarom zullen er mensen zijn die door verdiensten uit vorige levens Goddelijkheid bereikt hebben. Kunt U enkele voorbeelden noemen?
A. Beste man, probeer niet de bron van de rivier of de herkomst van een rishi te ontdekken. Ze zijn misscien helemaal niet indrukwekkend. Wees tevreden met wat ze je te bieden hebben. Hun ervaringen zijn het waardevolst. Laat je door hen inspireren tot soortgelijke inspanningen. Als je op zoek gaat naar het begin, verlies je de vitale kern uit het oog, maar omdat je de vraag hebt gesteld zal ik het je vertellen.
Vyâsa is geboren uit een vissersgeslacht, S'aunaka was uit het Sunaka-geslacht, Agastya werd geboren in een pot, Vishvamitra was een ksatriya, Sota was uit de vierde kaste. Het waren deugdzame en goede mensen die hun blik steeds gericht hielden op de morele normen van hun jati en niti, die alles verzaakten en trouw bleven aan hun ideaal, zich te bevrijden uit de cyclus van geboorte en dood en de illusie van fysieke waarden, zoals beheersing van de zinnen (sanjaya), zich voorstaan op waarheid (sathyakama) en vele andere. 
Mijn beste man, volledige inzet, onderscheidingsvermogen (viveka), spirituele discipline (tapas): deze kwalificeren de mens voor de hoogste staat. Zonder reinheid van de inwendige organen kan geen mens, hoe hoog zijn kaste ook is, het allerhoogste bereiken. Als inferieur koper aan goud wordt toegevoegd verliest de legering aan waarde. Zoals zuiver goud een mengsel wordt door het contact met koper, zo wordt aan het universele (virat-rupa), het inferieure ego toegevoegd aan deze eindeloze kringloop van geboorte en dood (samsara). De virat-rupa wordt getransformeerd in de Jivi
Wat moet er nu worden gedaan om het zuivere goud, het wezenlijke (tattva), terug te krijgen? Door spirituele discipline (tapas) en een juiste levenswijze (vrata), door het hoger bewustzijn (buddhi) te reinigen, moet de oorspronkelijke staat weer worden hersteld. Je wast je voeten nadat je door de modder gelopen hebt. Ook van de geest moet het slijk van gehechtheid aan objecten worden afgewassen. Alleen jnana kan de zaden van gehecht-zijn verbranden, zodat ze niet meer ontkiemen. Daarom zal de persoon die de schat van jnana bezit, gemakkelijk tot bevrijding komen.

Hoofdstuk 15: Ashtangayoga (het achtvoudige pad van yoga)

V. De ouderen zeggen dat yoga zeer belangrijk is om het geluk te smaken aan de cyclus van geboorte en dood te ontkomen. Over welke yoga spreken ze? 
A. In de Yogashastra staat dat bepaalde lichaamshoudingen (asana's) moeten worden beoefend om de steeds toenemende mentale onrust te doven en om de geest te reinigen. Verder ook om geloof en vertrouwen te versterken, om jnana te vestigen en om de kundalinishakti, die latent in de mens aanwezig is, te doen ontwaken.

V. Er wordt gezegd dat yoga uit een aantal onderdelen (anga's) bestaat. Hoeveel zijn er dat en hoe heten ze?
A. Er zijn er totaal acht, vandaar de naam ashtangayoga. Het zijn: onthechting/onthoudingen (yama), geestelijke discipline/inachtnemingen (niyama), lichaamshoudingen (asana), ademregulering (pranayama), naar binnen keren/verinnerlijking (prathyahara), concentratie (dharana), meditatie (dhyana) en in God verzonken zijn/absorptie (samadhi).

V. Moet je om bevrijding uit de kringloop van geboorte en dood (mukti) te bereiken alle acht tot in perfectie beoefenen of is één voldoende? 
A. Oh, mukti kan al bereikt worden als de eerste twee, yama en niyama, worden beheerst. Het universum wordt namelijk door die twee in stand gehouden, yama en niyama!

V. Als we over yoga spreken, wordt dan speciaal deze yoga bedoeld - ashtanga - of zijn er nog andere yoga's?  
A. Dit is niet de enige yoga, er zijn er in totaal vier.

V. Welke zijn dat?
A. Populair worden ze genoemd: mantrayoga, (bhaktiyoga),  rajayoga, layayoga en hathayoga.

V. Uit welke delen (anga's) bestaan deze vier op hun beurt?
A. Domme jongen! Voor al de miljoenen mensen zijn de twee ogen de instrumenten om te zien, nietwaar? Zo zijn voor alle yoga's ook yama en niyama de ogen. Zonder deze twee kan niets waargenomen worden. Zuiverheid van geest is van het grootste belang voor iedere yogi en om dat te bereiken zijn yama en niyama onontbeerlijk. 

V. Wat bedooelt U met yama en niyama? Zijn ze misschien ook weer onderverdeeld in anga's of hebben ze kenmerkende karakteristieken?
A. Natuurlijk, elk heeft er tien. Je kunt slechts tot bevrijding komen als je in alle gegrondvest bent.

V. Welke tien vallen onder yama?
A. Geweldloosheid (ahimsa), waarheid (sathya), niet stelen (asteya), eerste stadium van het levenspad (brahmacharya), barmhartigheid (daya), eerlijkheid (arjava), geduld (kshama), morele moed (dhriti), bescheidenheid (mitahara), reinheid (soucha); deze behoren alle tot yama.

V. En de tien waarin niyama verdeeld kan worden?
A. Ascese (tapas), tevredenheid (santosha), onderscheidingsvermogen (astikya-buddhi), naastenliefde (dana), aanbidding (Ishvara-puja), luisteren naar de voorschriften om het doel te bereiken (vedanta-vakya-shravana) , eenwording (laya), intelligentie (mati), reciteren (japa) en een juiste levenswijze (vrata); deze tien vormen niyama. Ze vormen het echte fundament van het hemelse gebouw - moksha. Alle yogi's moeten er volledig in gegrondvest zijn, zowel in yama als in niyama.

V. Yoga legt ook de nadruk op asana's, zei U. Wat betekent dat precies?
A. Deze zijn erg geschikt voor atmajnani's en yogi's.

V. Er zijn een groot aantal variëteiten in asana's, nietwaar?
A. Ja, het aantal asana's is ook talrijk, maar de belangrijkste zijn siddha-sana, baddhapadma-sana, sarvanga-sana. Verder zijn er nog asana's als mayura(peacock)- en pashimoth-asana.

V. Wat is het nut van deze asana's?
A. Ze geven kracht aan het lichaam en maken concentratie van de geest voor langere tijd mogelijk.

V. Swami, vertelt U ook iets over pranayama. Hoeveel soorten zijn er?
A. Er zijn vele vormen, maar in de wereld van vandaag zijn de meeste onmogelijk te beoefenen; alleen die vormen die dhyana (meditatie) bevorderen moeten worden beoefend. Deze worden laghu-pranayama of vereenvoudigde systemen van adembeheersing genoemd.

V. Vereenvoudigde systemen? Hoe werken ze?
A. Zoals metalen in de smeltkroes boven het vuur worden gezuiverd, zo worden de slakken van karma door pranayama verwijderd en de geest wordt gezuiverd. Dit en kayasudhi zijn het resultaat, lichaam en geest worden beide gezuiverd. Er zijn twee soorten pranayama, namelijk met en zonder mantra. Zonder mantra kan op zijn beste alleen het lichaam worden getransformeerd, maar met mantra gebeurt dit ook met de geest.

V. Swami, hoe moeten we pranayama beoefenen?
A. Twee seconden inademen (puraka), vier seconden uitademen (rechaka), acht seconden inhouden van de adem (kumbhaka). Pranayama moet drie maanden lang zorgvuldig worden beoefend. Later kan de duur van puraka, rechaka en kumbhaka worden verdubbeld.
Als zes maanden lang ononderbroken is geoefend, nemen de activiteiten van de zinnen af. Als pranayama met vertrouwen en gevoel wordt beoefend, zal de onrust van de geest overgaan in kalmte. Anders wordt het slechts lichamelijke oefening die alleen fysieke gezondheid schenkt. Zuiver voedsel, leven in eenzaamheid (brahmacharya), niet te veel praten, deze voorwaarden moeten strikt worden nageleefd.

V. U noemde vervolgens pratyahara. Uit welke onderdelen bestaat die?
A. Het zijn er drie: een vorm hebbend (sakara), zonder vorm (nirakara) en in het bewustzijn van het Zelf (Atmabhava), afhankelijk van het doel waarvoor men de zinnen onder controle en de geest in concentratie wil hebben. Als dat voor aanbidding van de vorm (saguna-upasana) is, dan hebben we te maken met sakara, indien het voor aanbidding van het vormloze (nirguna-upasana) is, is er sprake van nirakara en voor realisatie van het sathyam (waarheid)-jnanam(kennis)-anantam(eeuwig, oneindig) Paramatma is het Atmabhava.

V. En dharana, Swami, wat wordt daarmee bedoeld? Hoeveel soorten zijn er?
A. Mijn jongen, er is maar één dharana. Dat is de staat van de wijze, stevig gevestigd in het bewustzijn van zijn Godheid die vereerd wordt (Ishtadevata)  of Brahma-bewustzijn, zoals de aarde een berg torst.

V. De volgende is dhyana (meditatie), dacht ik. Heeft dat verschillende vormen?
A. Nee, nee. Ook dhyana is enkelvoudig. Als de aandacht één-puntig gericht is, zonder afwijking, is er sprake van dhyana, ongeacht of die op de vorm of op het vormloze gericht is.

V. Tenslotte: samadhi, wat houdt dat in?
A. Samadhi is het fixeren van de geest, vrij van alle impulsen en beroering, op de Heer of op de eigen realiteit. Het is de toestand waarin men zich in zijn eigen ware natuur bevindt. Samadhi is het vrij zijn van alle dualiteit; de geest zal onwrikbaar blijven bij ervaringen van dualiteit. Hij zal schijnen als een vlam in een windstille kamer. Hij is nishchala - onbewogen, onbeweeglijk.

V. Swami, hoe manifesteert zo'n geest zich? Kunt U dat aan de hand van voorbeelden verduidelijken?
A. Beste jongen, als je het draadje door een naald moet steken, moet je je op deze bezigheid concentreren en het eind van het draadje moet spits zijn en recht gehouden worden, nietwaar? Evenzo zal, om de genade van God te verwerven, hetgeen subtieler is dan het subtielste, de geest standvastig moeten zijn en ogen en zinnen zullen gericht moeten zijn op dat proces.

Woordenlijst

A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | N | O | P | R | S | T | U | V | X Y Z

A

Achintya-bhedabheda-vada: De leer van het onvoorstelbaar tegelijkertijd bestaan van eenheid en verscheidenheid in de Werkelijkheid, een van de stromingen van de Vedanta en de filosofische basis van de leer van Srî Chaitanya.
Advaita: Letterlijk: 'niet-twee', de monistische leer van Shankara, waarin gesteld wordt dat de ziel identiek is aan het Brahman, met dien verstande dat de ziel in onwetendheid gehuld is en zich daardoor niet meer Brahman weet. Kennis hierover is de monistische verlossingsidee. (De advaita-leer geeft geen antwoord op de vraag waarom het ene Brahman Zich in vele, in onwetendheid gehulde deeltjes zou willen verdelen.)
Agni: vuur
Ahara:
voedsel
Ahamkara:
ik-bewustzijn
Ahimsa:
geweldloosheid
Ajnana:
onwetendheid
Akasha:
ether
Akhanda: ononderbroken
Akshara-purusha: het onvergankelijke Zelf
Alpabuddhi's: de tragen-van-geest; zij hebben hulpmiddelen nodig bij het aanbidden zoals beelden, afbeeldingen of een andere zichtbare voorstelling van zijn schoonheid en glorie.
Amanaska: het stadium waarin de gehele schepping, wanneer de realisatie bereikt is en ze gezien wordt als door de Eeuwige Ziener, de Getuige, eenvoudigweg verdwijnt als sneeuw voor de zon
Ananda: Vreugde, extase, schoonheid
Anantam: eeuwig, eindeloos, oneindig
Andaja: uit het ei geboren, zoals vogels
Andanda: de gehele schepping, onderhevig aan evolutie en involutie, de beweeglijke en onbeweeglijke natuur; 'het gekleurde netvlies van het oog'
Anna: voedsel
Anvikshiki: de kennis (vidya) die de mens in staat stelt onderscheid te maken tussen Atma en Anatma
Apana: zelf
Aratri: Offer van lamplichtjes aan altaarbeelden
Arishadvarga: hindernissen op het pad naar bevrijding; in zessen:
Arjava: eerlijkheid
kama, krodha, lobha, moha, mada en matsarya
Arta: degene die wordt gekweld door de foltering van spirituele onvrede en in zijn ellende tot de Heer bidt
Artharthin: degene die rijkdom (artha) of spirituele kracht verlangen en om dat te verkrijgen God vereren en aanroepen
Asana's: lichaamshoudingen; Ze geven kracht aan het lichaam en maken concentratie van de geest voor langere tijd mogelijk
Asat: de tijdelijke vorm
Asharira: de Lichaamloze
Ashtakshari: recitatie van achtlettergrepige mantra
Âsrama: toevluchtsoord voor geestelijk zoekenden.
- Afdeling van het geestelijk leven. Vier soorten: brahmacari: vrijgezel, celibatair, continent student van bonafide geestelijk leraar. Grihastha: gehuwd, Vanaprastha: teruggetrokken, Sannyasa: - onthecht  (zie varnasrama). 
- Het doorlopen van deze stadia maakt het mogelijk om tot volkomen zelfrealisatie te komen voordat men het lichaam verlaat. Zodoende keert men dan niet terug naar de materiële wereld en is men bevrijd uit het rad van wedergeboorte.
- Afgelegen hut die tot meditatie-plek dient.
- Plaats of ruimte waar men gemeenschappelijk naar zelfverwerkelijking streeft, hermitage.
Astânga-yoga: [van asta: acht, en anga: deel] het achtvoudig pad van de yoga. Zelfrealisatie in acht opeenvolgende fasen: onthoudingen (yama), inachtnemingen (niyama), zithoudingen (âsana), adembeheersing (prânâyâma), verinnerlijking (pratyâhâra), concentratie (dhâranâ), meditatie (dhyâna), absorbtie, verzonkenheid (samâdhi). (zie ook: yoga)
Asteya: niet stelen, vrij van onrechtmatig toeëigenen
Astikya-buddhi: onderscheidingsvermogen 
Asuya: het constant denken aan mogelijkheden om anderen kwaad te doen; de bereidheid alles te doen om deze behoefte te bevredigen
Âtmâ: Het Goddelijk Zelf, de ziel. Zie ziel (het woord heeft nu eens betrekking op het lichaam, dan weer op de  en ook op de zinnen).geest
Âtmâ-bhava: in het bewustzijn van het Zelf
Âtmajnana: kennis van het Zelf
Âtmananda: innerlijke gelukzaligheid
Âtmasvarupa: Ware Zelf, je eigen realiteit
Âtma-tattva: eeuwig bestaande, eeuwig standvastige, eeuwig zuivere (deha-tattva)
AUM: zie omkara
Avadhuta:  iemand van volledige verzaking, iemand die zich niet bezorgd maakt om dingen van de wereld als kleding of zelfs maar schoon zijn
Avanmanogocharam: de-niet-door-woord-en-gedachte Grijpbare
Avasta: bepaalde bewustzijnstoestand
Avyaktabrahma: het onkenbare Absolute

B

Baddha: bound
Baddha-padmasana: Bound lotus pose.
Beschermgodinnen:
van kennis (vidya), van rijkdom (artha) en van wijsheid (jnana) zijn alle drie vrouwelijk, namelijk Sarasvati, Lakshmi en Parvati
Bhakti:
devotie, in vieren:
Arta, Artharthin, Jijnasu en Jnanin
Bhakti-rasâmrta-sindhu: ('De nektar-zee van zuivere liefde'): de gezaghebbende uitleg, het meesterwerk geschreven in de zestiende eeuw, van Srîla Rûpa Gosvâmî, waarin hij de wetenschap van de beoefening van de toegewijde dienst, de bhakti, in detail uiteenzet.
Bhakti-yoga: wetenschap van de bewustzijnsvereniging door toewijding tot de Hoogste Persoon van God, Heer Krishna en Zijn expansies (deelaspekten en volkomen deelaspekten).
- Wetenschap van de bewustzijnsvereniging door toewijding tot Hem (de Hoogste Persoon van God) die aanwezig is in het hart en in het hart van alle levende wezens (waardoor bhakti dus als naastenliefde, mededogen of karuna werkt ). Ook buddhi-yoga genaamd.
- De weg van het ontwikkelen van bhakti, liefde tot God, in zuivere vorm, dus zonder enige baatzuchtige bijbedoeling (karma) en zonder spekulatief getheoretiseer;
-De laatste yoga-fase volgens het onderricht van de Bhagavad Gita en bestaat uit zelf-overgave aan de Opperheer, Sri Krishna.
- Zich verbinden met de Heer door toegewijde dienst.
Bhava: de cyclus van geboorte en dood
Bhavaroga: wereldgerichtheid; de ziekten van wereldse gezindheid en wereldse gehechtheid.
Bherinada:
de luide trillingen van een woord
Brahmacârya: continentie, celibaat. 
-Eerste âsrama van het geestelijk leven
-Periode van celibatair leven, zelfbeheersing en studie onder toezicht van een bevoegde geestelijk leraar.
- Studenten-fase, eerste 20-25 levensjaren.
Brahman: de Onveranderlijke, de Bron; De alomtegenwoordige uitstraling die in zowel de materiële als in de geestelijke ruimte wordt gekend als licht; het geestelijke vrij van de invloed der geaardheden.
Brahmanda: de verzameling van de innerlijke krachten van de vijf elementen (mahabhuta's)
Brahmatattva: vorm(e)loos, God zonder vorm
Brahmavidya: kennis van het Absolute (zuivering van de geest)
Brahmopadesha: inwijding/initiatie in het spirituele vlak/pad van Brahma-realisatie
Bhramaranada: het geluid van een dubbele drum
Buddhi: hoger bewustzijn
Buddhi-yoga: verbondenheid met God door intelligentie. Naast karma-yoga als synoniem voor de
bhakti-yoga gebruikt.

 

C

Chaitanya Brahma: de scheppende God
Chanenada: het geluid van een bel
Cintâmani: "toetssteen" met mystieke kracht, waarover gesproken wordt in de vedische geschriften
Caitanya-caritâmrta: het boek van Krishnadâsa Kavirâja Goswâmî over het leven en de leer van Heer Caitanya, de Heer der Vedische Reformatie. 'Het Nieuwe Testament' van de Caitanya-vaisnava, geschreven in de zestiende eeuw
Chinta: mentale onrust
Chitta: bewustzijn
Chittashuddhi: zuivering van de chitta (bewustzijn/geest)

D

Dama: zelfbeheersing
Dambha: trots; het leidt mensen naar yaga en yajna - het schenken van grote sommen geld als liefdadigheid om meer aanzien te verwerven
Dana: naastenliefde
Dandaniti: de kennis (vidya) die bestuurders en beschermers van de gemeenschap beoefenen en van essentieel belang voor het verwerven en genieten van welvaart en rijke oogsten
Darpa: Darpa:
trots die de mens achtervolgt die rijk en gelukkig is
Dayâ:
barmhartigheid, mededogen
Deha-dharma: verplichtingen betreffende het lichaam
Deha-tattva: eeuwig veranderende, immer onwerkelijke, onzuivere (atma-tattva)
Dharana: concentratie; een van de acht stappen van de yoga-discipline van Patanjali
Dharani: aarde
Dharma (sanâtana-): die religieuze plichtsbetrachting die een binding met Krishna en de eeuwige waarden sathya, dayâ, tapah, sauca oplevert: waarheidliefde, mededogen, soberheid en reinheid. 
- Religiositeit.
- Universele en absolute religie
- De natuurlijke aard. De eigen aard van iets.
- Andere naam voor de verschillende religieuze, maatschappelijke en "persoonlijke" plichten (swa-dharma's)  van de mens.
- Datgene wat in de Veda wordt voorgestaan; leven naar schriftuurlijk voorschrift [zie S.B. 6.1].
- In twee soorten: plichtmatig handelen in gehechtheid: pravriti dharma en plichtmatig handelen in onthechting, nivriti dharma (SB 4.4:20).
- Tegengestelde van adharma: goddeloosheid, plichtsverzaking, tegennatuurlijkheid, onrecht
Dhriti: morele moed
Dhyana: meditatie; als de aandacht één-puntig gericht is, zonder afwijking, is er sprake van dhyana, ongeacht of die op de vorm of op het vormloze gericht is.
Drishya: toneel
Dushkarma: alle handelingen verricht zonder liefde tot God, of waarbij men zondigt
Dvija's: tweemaal geborenen; zien God in het vuur van hun eredienst

E

Elementen: Elementen, de vijf: Akasha, Vayu, Agni, Jalam en Prithvi, die we kennen als ether, lucht, vuur, water en aarde.
Elementen: water, vuur, aarde, lucht en ether. In ruimere zin spreekt men ook wel van 16 elementen samen met het verstand en de 10 werkende en de waarnemende zinnen. Ook zijn er indelingen met 24 of 25 elementen: de grofstoffelijke elementen, de fijnstoffelijke elementen (de vijf objecten van de zinnen: geur, kleur, aanraking en geluid), de tien zinnen van waarnemen en handelen, geest, intelligentie, ego en bewustzijn met het element van de tijd als het vijfentwintigste element.
- S'rîla Prabhupâda, betekenis verklaring SB 10.13: 52: 'De vierentwintig elementen zijn de vijf werkende zinnen (pan'ca- karmendriya), de vijf zinnen voor het verkrijgen van kennis (pan'ca-jn'ânendriya), de vijf elementen van de grove materie (pan'ca-mahâbhûta), de vijf zinsobjecten (pan'ca-tanmâtra),de geest (manas), het valse ego (ahankâra), de mahat-tattva, en de materiële natuur (prakriti). Alle deze vierentwintig elementen zijn betrokken bij de manifestatie van deze materiële wereld'.

F

G

Gandha: reuk
Gayatri: mantra; universeel gebed, stammende uit de Rigveda [zie ook SB C5:7] en [Baba's Bhajans]:
om bhûr bhuvah svah,
tat savitur varenyam,
bhargo devasya dhîmahi,
dhyo yonah prachodayat:
De oorspronkelijke vorm van het lichaam,
de levenskracht en de allerhoogste verblijfplaats;
die levensbron zo hoogst uitnemend,
op die goddelijke luister mediteren wij -
moge dit licht ons intellect verlichten.
of:
'O, moeder die op alle drie nivo's, in alle drie werelden verblijft in alle drie hoedanigheden. Ik bid tot u, verlicht mijn geest. verjaag mijn onwetendheid zoals het stralende licht van de zon de duisternis verjaagt. Ik smeek u, maak mijn geest rustig, helder en verlicht'.
Geest: Fijnstoffelijk element, dikwijls 'de zesde zin' of 'het zesde zintuig' genoemd, in de betekenis dat hij de prikkels welke via de vijf zinnen binnenkomen ontleedt, toelaat of afstoot; ook wel 'elfde zin' genoemd, omdat zijn aktiviteit, welke bestaat uit denken, voelen en willen, de aktiviteit van de elf zinnen bekroont (zie
Zinnen)
Ghantanada: het geluid van een luit 
Ghata: kan
Grihastha: ashrama der gehuwden.
- Geestelijke afdeling betreffende het leven als huishouder overeenkomstig de schrift.
- Tweede orde of fase van het geestelijk leven; de periode van het gezins- en maatschappelijk leven overeenkomstig schriftuurlijke regels en bepalingen.
- Iemand die volgens de normen van deze ashrama leeft.
Guna' s: de geaardheden van de  materiële natuur: tamo, rajo en sattva: onwetendheid, hartstocht en goedheid; kenmerk (resp.): materie (traagheid), beweging, kennis.
Guru Gîtâ: (let. 'lied van de guru') Een heilige tekst bestaande uit mantra's die de aard van de guru beschrijven, de verhouding tussen de guru en discipel, en meditatie technieken op de guru. [Zie Sri Guru Gita]

H

Hatha-yoga:  het beoefenen van lichaamshoudingen (asana's) en ademhalingstechnieken (pranayama) ; de yoga van de lichaamskracht
Hiranyagarbha:
het begin der schepping
Hoofddeugden: in vieren: 
Maitri, Karuna, Mudita en Upeksha

I

Indriya's: zinnen, zintuigen
Irshya:
wrok; de wens dat anderen pijn, ellende en problemen krijgen, waaronder men zelf gebukt gaat
Ishwara: de Heer
Ishwara-puja: aanbidding
Ishwara-sthana: het onveranderlijke wezen

J

Jagrat: waaktoestand
Jala(m): water
Jalapanchaka's: de vijf uit water gevormde elementen: geluid (shabda), gevoel (sparsha), vorm (rupa), smaak (rasa) en reuk (gandha)
Janaka: een groot, zelfgerealiseerd vorst; schoonvader van Heer Râmacandra. Vader van Janakî (Sîtâ), wife of Râma (zie Râmayana). 
Janma: het karma van de geboorte
Japa: mantra-meditatie; bidden op de vedische manier: het herhalen van de namen van God.
Japa-mala: bidsnoer met 108 kralen plus èèn, waarop mantra's worden gechant (monotoon zingen). Materiaal: Tulsi of Nim.
Jarayuja: zoogdieren; de mens en het vee
Jati: kaste 
Jijnasu: degene die onverstoorbaar en standvastig zoekt naar bevrijding en op zoek is naar het Absolute
Jiva, Jivatma: De eeuwige, individuele, belichaamde ziel
Jivi: de individuele ziel
Jnana: Kennis, wijsheid; zowel speculatieve, empirische kennis als hogere, bovenzinnelijke kennis, die leidt tot het onderscheid van ziel en lichaam, van materie en geest
Jnanakarma: activiteiten erop gericht om uit de heilige boeken en van ouderen en leraren de weg te leren; activiteiten die leiden tot versmelting van het individu in het universele Absolute
Jnana-yoga: Geestelijke weg van kennisontwikkeling, als basis van bhakti-yoga; of de weg, onafhankelijk van bhakti-yoga, naar de ontbinding van het ego in het Brahman.
Jnanendrya's: de organen van perceptie: het oor, de huid, het oog, de tong en de neus
Jnanin: degene die bevrijd is van het dualistische bewustzijn, de dvandvabhava; die heeft leren inzien dat hij gelijk is aan de fundamentele Waarheid van het universum
Jnata: de waarnemer, het weten, de kenner, het ken-principe

K

Kalanada: het geluid van cimbalen
Kalpavriksha: wensvervullende boom
Kama: verlangen; gehechtheid aan alles in deze zintuiglijke (irreëele, tijdelijke, onzuivere) wereld
Kâmadhenu: de geestelijke koe die eindeloze hoeveelheden melk verschaft en die men in Goloka Vrindâvana aantreft. [zie ook SB Canto 9:15-24]
Kapila Muni: een incarnatie (avatâra) van Krishna, die in Satya-yuga verscheen als zoon van Devahuti en Kardama Muni (zie SB 3-22)  en de sânkya-filosofie uiteenzette; de analyse van geest en stof, als methode om toegewijde dienst tot de Heer te cultiveren.
Karanadeha: het oorzakelijk lichaam
Karma: in vieren: dushkarma, satkarma, mishrakarma en jnanakarma [het handelen (ook ritualistisch handelen) alsook het gevolg van het handelen; de wet van actie en reactie. In het Indisch denken wordt over het algemeen weinig onderscheid gemaakt tussen oorzaak en gevolg]
Karma-yoga: verbondenheid met God door onbaatzuchtig handelen, kenmerk van bhakti.
- Door uiteenlopende aktiviteiten zich naar vermogen inspannende, zÛ dat men vrijkomt uit de gebondenheid van de stof en het doen en laten gezuiverd wordt; inlossen van karma zodat men dichter bij Krishna komt te staan.
- Handelen in Krishna-bewustzijn; andere naam voor bhakti-yoga.
- Een van de eerste treden van de trap van het yoga-systeem. Door karma-yoga ontdoet de karma-yogî zich geleidelijk steeds meer van alle stoffelijke besmetting en leert hij zijn doen en laten te zuiveren.
- Aktiviteit in toegewijde dienst
- Baatzuchtige activiteit verricht in overeenstemming met de vedische voorschriften.
Karmendriya's: de organen van handeling: stemorgaan, armen, benen, organen van voortplanting en van uitscheiding
Karuna: de hoofddeugd barmhartigheid voor hen die lijden
Kaya-suddhi: zuivering/loutering van het lichaam
Kinkininada: de tonen van een fluit
Krishna: (Krsna) de Al-aantrekkelijke. Koeherder, veldheer, minnaar, vedisch vorst. Vishnu-avatâra. Wordt herkend als de purusha, de oorspronkelijke persoon van God waar Brahmâ, de Schepper uit voortkwam. Wordt gezien als de belangrijkste, meest volledige, de Hoogste Persoonlijkheid of nederdaling van God. Letterlijk: duister, vanwege zijn donkere blauw-grijze huid. Wordt ook Hrisikesha genoemd als Meester van de zintuigen, Govinda en Gopala als beschermer van de koeien, Vâsudeva als zoon van Vasudeva, Yogishvâra als Heer van de Yoga en Hari als de Heer.
- Krishna-bewustzijn (natuurlijk bewustzijn) is die staat van bewustzijn die resulteert uit toegewijde dienst aan Heer Krishna.
- De naam van een held en leraar in de oude vedische tijd voordat Hij bekend werd als de Vishnu-avatâra. [zie b.v. SB, Canto 6, hfdstuk 9, vers 44 & 45)
Krishna-bewustzijn: het kennen van Krishna of de omstandigheid dat men zich van Hem bewust is, Hem kent, op Hem mediteert, voor Hem arbeidt, Zijn roem verkondigt enz.
- Dat bewustzijn dat wordt bewerkstelligd door zich te houden aan de principes van de yoga (vidhi's) en het zingen van de heilige namen (japa).
- Dat bewustzijn wat wordt beijverd en uitgedragen door  ISCKON, de westerse tak van het vaishnavisme zoals gegrondvest door Srila Prabhupâda.
- Natuurbewustzijn. Het respekteren van Krishna als de Oorspronkelijke Persoon in zijn eerste manifestatie: het geheel van de materiele natuur.
- Bewustzijn van de ware tijd gevormd door het licht van de maan en de zon en de sterrenhemel. Krishna als de verpersoonlijking van de tijd en de orde der hemelbewegingen.
Kriyarupa: vorm van handeling (Paramapada)
Krodha: woede; drang om anderen kwaad te doen en hen te gronde te richten
Ksatriya's: bestuurders, officieren. (zie varna)
Kshama: geduld
Kumbhaka: inhouden van lucht
Kundalini-yoga: is een hogelijk spirituele benadering van hatha yoga. Het impliceert chanten, meditatie, en ademhalingstechnieken om de kundalini-energie op te wekken die zich aan de basis van de ruggegraad bevind.
Kutarka: oneerlijkheid
Kutastha: neutrale toeschouwer, niet gebonden, standvastig, onberoerd, eeuwig vrij

L

Laghu-pranayama: eenvoudig systeem van adembeheersing
Laladighosha:
de zachte uitspraak van een woord
Lakshmi: (bescherm)godin van de vreugde, rijkdom
Laya: eenwording
Laya-yoga: (laya=eenwording) wordt ook wel kundalini-yoga genoemd, omdat het ontwaken van de kundalini-energie en haar vereniging met een hoger bewustzijn het voornaamste doel is, welke kan worden gerealiseerd door diepe meditatie (dhyana)
Lobha: hebzucht
Loka's (hogere): sferen zich bevindende in het menselijk lichaam:
aarde (bhurloka) in de voeten;
wereld tussen hemel en aarde (bhuvarloka) in de genitaliën;
hemelse wereld en wereld van het licht (svarloka) in de navel;
hemelse wereld (maharloka) in het hart;
fijnstoffelijke hemelse wereld (janaloka) in de keel;
wereld van de geestelijke kracht (tapoloka) in het centrum tussen de wenkbrauwen;
wereld van de waarheid (sathyaloka) in de kruin. 
Loka's (lagere): sferen zich bevindende in het menselijk lichaam:
atalaloka in de voetzolen;
vitalaloka in de nagels;
sutalaloka in de hielen;
talatalaloka in de heup;
rasatalaloka in de knieën;
mahatalaloka in de dijen en
patalaloka in de anus.

M

Mada: hoogmoed; branie-achtige trots die zich ontwikkelt bij vergelijking met anderen en vindt dat men meer kennis, kracht, rijkdom of faam heeft
Madhva: Zuidindisch theoloog en filosoof (1238-1317); een van de belangrijkste bhakti-leraren, verdediger van het pure dualisme, dvaita, waarin God, ziel en materie eeuwig en volledig van elkaar onderscheiden zijn.
Mahakaranadeha: het supercausale lichaam
Maha-mantra: Letterlijk: 'de grote mantra': De Hare Krishna-mantra:
hare krishna hare krishna, krishna krishna, hare hare/
hare râma hare râma, râma râma, hare hare,
bestaande uit de aanroepvorm van Râdhâ's Naam Harâ - Dievegge [van Krishna's hart] - en van Krishna's eigen Naam, die Alaantrekkelijke betekent, en Zijn Naam Râma, Vreugde.
Mahat: Kosmische Intelligentie
Maitri: de hoofddeugd kameraadschap, gezelschap van bescheiden en goede mensen, liefde voor de naam en de vorm van de Heer
Manas: denkende geest;  de geest of het denken dat bevrijd raakt met een man-tra. (manas trayate).
Mangala-arati: ceremonie voor zonsopgang om de Heer te begroeten, waarbij men Hem voedsel, lampjes, waaiers, bloemen en wierook offert.
Mantra: geest (manas)  bevrijdende woordklank of klankreeks (de heilige namen b.v.).
Mantra-yoga: door het herhalen van een mantra kan men in een staat van diepe concentratie (dharana) komen zodat de heilige vorm van de mantra manifest wordt
Mata: huis
Mati: intelligentie
Matsarya: afgunst; als anderen even gelukkig zijn als jezelf, men kan dit niet verdragen
Mishrakarma: handelingen gericht op publiciteit; een goede naam te vestigen
Mitahara: bescheidenheid
Mithyajnana: illusoire kennis
Moha: gehechtheid; de waan dat sommige mensen je nader aan het hart liggen dan anderen en men zich inspant om die ter wille te zijn
Moksha: bevrijding van alles wat bindt
Mrudanganada: het geluid van een blaasschelp
Mudita: de hoofddeugd van vreugde voelen als men mensen ontmoet die liefdadigheid beoefenen, die anderen dienen, die in nood verkerende helpen, enz.
Mukti: bevrijding uit de kringloop van geboorte en dood
Muni's: asceten; zij vereren God in hun hart

N

Nada: geluid; tien soorten die door het grofstoffelijk lichaam (Stuladeha) kunnen worden opgevangen:
de zachte uitspraak van een woord (laladighosha);
de luide trilling van een woord (bherinada);
het geluid van een bel (chanenada);
het geluid van een blaasschelp (mrudanganada);
het geluid van een luit (ghantanala);
het geluid van cimbalen (kalanada);
De tonen van een fluit ((kinkininada);
het geluid van een drum (venunada);
het geluid van een dubbele drum (bhramaranada);
het geluid van de donder bij onweer (pranavanada).
Namarupa: naam en vorm (Paramapada)
Nârada Muni: (zoon van Brahmâ) Een groot toegewijde van de Heer, die in de spirituele en materiële werelden kan reizen om de glorie van God te verkondigen (wordt ook gezien als een avatâra)
Nididhyasana: geestelijke verdieping
Nirakara: zonder vorm
Nirguna-upasana: aanbidding van het vormloze
Nirmala: zuiverheid
Nirvana: bevrijding van het rad van wedergeboorte
Nishchala: onbewogen, onbeweeglijk (gezegd van de geest)
Nishkamakarma: Renunciation of the fruit of action.
Niti: normen van moraal
Nitya: onvergankelijkheid
Niyama: geestelijke discipline/inachtnemingen
Nutana: vergankelijk

O

OM: mantra; pranava
Om(kâra): ookwel AUM, de pranava, de hoogste lettergreepcombinatie waarvan de letters voor de fundamentele drieëenheid staan van guna's, loka's, veda's, realisatienivo's, namen, e.a.
- Geluidstrilling welke de Absolute Waarheid, Srî Krishna, vertegenwoordigt; ze trilt mee in de Hare Krishna-mantra [Hare Krishna Hare Krishna, Krishna Krishna, Hare Hare; Hare Rama Hare Rama, Rama Rama, Hare Hare] waaraan ze ondergeschikt is.
- De heilige klank OM, waarmee vele vedische mantra's beginnen, en die de Allerhoogste Heer vertegenwoordigt. [zie B.G. 9: 17, 8: 13 en 17: 24 en S.B 9.14.46]

P

Panchagni: vijf vuren: 
het vuur van de tijd (kalagni) in de voeten;
het vuur van de honger (ksudhagni) in de navel;
het vuur van de koude (sitagni) in de maag;
het vuur van de toorn (kopagni) het oog;
het vuur van de kennis (jnanagni) in het hart;
Panchakara:
de geestelijke eigenschappen
Panchakosha's: vijf omhulsels (kosha is schild overtrek, omhulsel)
Annamaya: Het fysieke omhulsel moet gezuiverd worden door goed, schoon en zuiver voedsel.
Pranamaya: Het vitale omhulsel door een kalm en regelmatig ademhalen en door een gelijkmoedig temperament.
Manomaya: Het mentale omhulsel door heilige gedachten en gevoelens, niet aangetast door de gehechtheid aan de zintuigen en niet beïnvloed door vreugde en smart.
Vijnamaya: Het intellectuele omhulsel dient gezuiverd te worden door overpeinzing van de werkelijkheid.
Anandamaya: Het gelukzaligheidsomhulsel door je onder te dompelen in de verrukking van de Godrealisatie.
Panchakshari: recitatie van de vijflettergrepige mantra
Pancha mahabhuta's: de vijf elementen van het menselijk lichaam
Panchaprana's: de vijf vitale levensstromen: adem (prana), zelf (apana), levenskracht (vyana), omhooggerichte levensdrang (udana) en gelijkheid (samana)
Panchatanmatra's: de vijf ijle elementen (geluid, gevoel, vorm, smaak en reuk)
Paramapada: zonder naam en vorm (namarupa) en zonder vorm van handeling (kriyarupa); Hij die onbegrensd open is
Paramartha: deze wereld overstijgend, deze wereld die door lichaam en zintuigen begrensd is; het hoogste doel
Paramâtmâ: het hoogste Zelf; de Superziel. Volkomen expansie van Krishna (Bhagavân), die leeft in het hart van ieder wezen, in elk atoom van de stoffelijke schepping en zelfs tussen twee atomen in. Hij vertegenwoordigt het overal plaatselijk aanwezige aspekt van de Absolute Waarheid. 
Param Brahman: het allerhoogste Brahman; Krishna's onpersoonlijke sat-aspekt. Wordt onderscheiden in para en apara-brahman betrekking hebbend op resp. het ongeziene en geziene van de schepping.
Paripurna: de Onafhankelijke
Parvati: (bescherm)godin van de wijsheid
Pashimoth-asana: Seated forward bend.
Patanjali: Auteur van de yoga sutra's, die de basis vormen van het yoga systeem in de Indiase filosofie
Pindanda: de naam voor het innerlijk principe van de dualiteit, de ziener en het geziene, de verrichter van de daad en de daad zelf; 'de pupul'
Pita: foto
Prajna: bewustzijn
Prajnamandya: het intellect is zo afgestompt dat we niet in staat zijn de woorden van ouderen en wijzen te begrijpen
Prakriti: de objectieve wereld; de stoffelijke natuur met de levende wezens
Prana's: zinnen, adem
Pranâva: oerklank van God, identiteit van Krishna als bovenzinnelijke klank: AUM.
Pranavopasana: meditatie op OM of AUM
Pranavanada: het geluid van de donder bij onweer
Pranayama: ademregulering
Prasna: vraag
Prasnottara Vahini: Prasna: vraag, Uttara: antwoord, Vahini: stroom. 'Een Stroom van Vragen en Antwoorden'
Pratyagatma: het inwonende Zelf
Pratyahara: beteugeling van de geest; het terugtrekken van de zinnen uit de externe wereld en ze richten op een hoger bewustzijn
Prema: onbaatzuchtige liefde
Prithvi: aarde
Puraka: inademen van lucht
Purâna: vertelling; achttien zeer oude boeken over de geschiedenis van deze planeet en andere planeten. De vertellingen; achttien zeer oude boeken of bijbels, zes over Vishnu, zes over Shiva en zes over Brahmâ, die de (vedische) geschiedenissen van de relatie van de mensheid met de verschillende gedaanten van God en hun werelden bevatten. De Vishnu-purâna het Srîmad Bhâgavatam of ook wel de Bhagavata Purâna (of Krishna Bijbel) geldt als de belangrijkste. 
Purnam (om-): de volheid van Krishna: in zes kwaliteiten: rijkdom, schoonheid, roem, kracht, kennis en verzaking.
- Naar onderdelen het Volkomen geheel genoemd: de eenheid van Hem, de Heer; de ziel, de materie, de aktiviteit en de Tijd. (resp. Isvara, jiva, prakriti, karma en kâla).
Purushartha: het allerhoogste doel van de mens

R

Raga: gehechtheid
Raja-yoga: wordt ook wel het koninklijke pad van de yoga genoemd, waar de combinatie van het concentreren van gedachten tezamen met spirituele overdenking/weerspiegeling het terugtrekken van de zintuiglijke ervaringen, leidt tot een diepe meditatie (dhyana) en samadhi
Rajas, Rajo-guna: de geaardheid hartstocht
Ramâyana: (het pad van Râma
): het epos over de avatâra Srî Râma van de hand van Vâlmiki die jeugdig verbannen naar het bos met Sîtâ, Zijn echtgenote, de strijd opvat tegen Râvana, een demonisch heerser en zo Zijn koninkrijk verwerft. 
Rasa: smaak
Rechaka: uitademen van lucht 
Roga: ziekte
Rupa: vorm

S

Sadhaka: benaming voor allen die zich bezighouden met geestelijke discipline (sadhana) in de yoga.
Sadhana: geestelijke oefening, inspanning, plicht
Saguna-upasana: aanbidding van de vorm
Sakara: een vorm hebbend
Sama: eerlijkheid
Samadhi: is het fixeren van de geest, vrij van alle impulsen en beroering, op de Heer of op de eigen realiteit. Het is de toestand waarin men zich in zijn eigen ware natuur bevindt. Samadhi is het vrij zijn van alle dualiteit; de geest zal onwrikbaar blijven bij ervaringen van dualiteit. Hij zal schijnen als een vlam in een windstille kamer. Hij is nishchala - onbewogen, onbeweeglijk.
Samana: gelijkheid
Samsara: De zee van tijd en verandering; het aardse bestaan; zinnelijke verlangens; de eindeloze cirkel van geboorte en dood.
Sanatana: eeuwig
Sanatana Dharma: de aloude wijsheid, de eeuwige wet
Sanjaya: beheersing van de zinnen
Sankhya-yoga: Grondige bestudering van het geestelijk ego als verschillend van het stoffelijk lichaam. Hierdoor wordt het levend wezen tot bhakti-yoga gebracht, waarin het kan overgaan tot de geestelijke aktiviteiten, welke zijn eigenlijke aktiviteiten zijn.
Sannyasa: Het stadium van volledige onthechting. Dit is de laatste van de vier levensstadia. Degenen die de geestelijke weg gaan, of die zich hebben losgemaakt van de wereld.
Het zich onthechten van de vruchten van doen en laten bij het vervullen van de plicht.
- De wereldverzakende orde, ashrama, van de rondtrekkende predikers.
- Vierde en laatste orde of fase van het geestelijk leven; volkomen verzaking van gezins- en maatschappelijk leven teneinde tot volmaakte beheersing van geest en zinnen te komen en zich geheel te kunnen wijden aan het dienen van Krishna.
Sannyasa in drieën:
- deha-sannyasa:
verschijningsvorm die het uiterlijk betreft;
- mano-sannyasa: stadium waarin alle verlangens en wensen worden opgegeven;
- atma-sannyasa: stadium waarin men voortdurend verzonken is in contemplatie over de Werkelijkheid.
Santosha: tevredenheid
Saptah samudrah: zeven legendarische zeeën (loka's):
zee van zout (lavana) - urine;
zee van sappen (cane) - transpiratie;
zee van wijn (sura) - zinnen;
zee van ghee (sarpis) - zaad;
zee van botermelk (dadhi) - slijm; 
zee van melk (saliva) - speeksel;
zee van zuiver water  - tranen.
Sarasvati: (bescherm)godin van de kennis
Sarvanga-sana: shoulder stand involving the lifting of all limbs.
Sat: het ware, de ziel
Sathya: waarheid(lievendheid)
Sathyakama: zich voorstaan op waarheid 
Satkarma: handelingen verricht uit liefde voor God en die niet zondig zijn
Sauca (soucha): rijnheid
S'aunaka Rishi: het hoofd van de wijzen die aanwezig waren in Naimisâranya toen Sûta Gosvâmî het Srîmad Bhâgavatam  verhaalde.
Sattva, sattva guna: geaardheid goedheid
Shabda: geluid
S(h)akti: kracht, energie
Shanti: innerlijke vrede, gelijkmoedigheid
Shastra's: vedische geschriften, de geopenbaarde Schrift.
Siddha-asana: perfect sitting posture.
Siddhi's: geestelijke verworvenheden die een belemmering in de zelfrealisatie kunnen vormen: het vermogen zich met het kleinste (animâ), grootste (mahimâ), zwaarste (garimâ) en lichtste (laghimâ) te kunnen identificeren en op eigen wens handelend (Prâkâmaya) overal toegang toe hebbend (prâpti), de elementen beheersend (vashitva) alles kunnende overheersen (isatva). 
Smr(i)ti: geheugen. Vedische kennis heette vroeger voordat er werd geschreven smrti en sruti
 te zijn: dat wat gesproken - kennis rechtstreeks van Hem - en herinnerd wordt - beschrijvingen door verloste zielen. (zie ook Veda).
- Geschriften geboekstaafd door levende wezens onder bovenzinnelijke leiding, van even groot gewicht als de sruti.
- Geschriften die verdere uitleg geven over de vier oorspronkelijke Veda's en de Upanishads.
Sparsha: gevoel
Sruti: dat wat gehoord wordt; het gesproken woord; heeft betrekking op de mondelinge overlevering van vedische kennis
- Schriften welke rechtstreeks van God Zelf ontvangen zijn, de Veda's en Upanishads, anders dan het geval is met de smriti.
Stuladeha: het grofstoffelijk lichaam (het lichaam dat is opgebouwd uit de 25 basiselementen):
uit aarde (prithvi): beenderen, huid, vlees, aderen en haar;
uit water (jala): bloed, urine, speeksel, slijm en hersenen;
uit vuur (agni): honger, dorst, slaap, traagheid en vriendschap:
uit lucht (vayu): activiteit, beweging, snelheid, schaamte en vrees
uit ether (akasha): begeerte, woede, hebzucht, trots en afgunst.
Suksmadeha (taijasa): het fijnstoffelijk lichaam
Supercausale lichaam: het zuiver bewustzijn, onvermengd met enig grondprincipe (tattva); de eeuwige Getuige, de Zelf-verlichtende (Mahakaranadeha)
Susupti: toestand van diepe slaap
Svarga: de hemel
Sva-svarupa: de ware vorm van het Goddelijke (eigen vorm)
Svedaja: uit zweet geboren, zoals luizen enz.

T

Tapas: Het bewustzijn (chitta) wordt zacht; de beheersing en coˆrdinatie van de lichaamsfuncties, in ongehechtheid leven, zelfbeheersing; versobering; vrijwillig aanvaarden van zekere beperkingen in materieel opzicht met het oog op geestelijke vooruitgang [SB; C1:17-24]
Taijasa: het zijn, geassocieerd met de droom-staat samengesteld uit de geest, intellect, de vijf vitale luchtstromen, de vijf zintuigen van waarneming, en de vijf elementen; degene die de droom ervaart of het onderbewustzijn
Tamas, Tamo guna: geaardheid onwetendheid, ook wel met traagheid en duisternis aangeduid
Tapta: heet
Tat: Hij
Tattva: grondprincipe
Trayi: de kennis (vidya) die het de mens mogelijk maakt de hemel (svarga) te bereiken door de passende rituelen en door werk (karma)
Turya: de toestand voorbij diepe slaap
Twam: Jij

U

Udana: omhooggerichte levensdrang
Udbhijja:
uit de aarde geboren zoals mieren, planten en bomen
Upadhi:
het masker, de beperking
Upanishad's
: filosofisch gedeelte van de Veda's, honderd-acht in getal bedoeld om de persoonlijke aard van de Absolute Waarheid te begrijpen.
Upa-prana's: in vijven:
naga: oprisping
kurma: knipperen met de ogen
gridhra: verantwoordelijk vooor het niezen
devadatta: verantwoordelijk voor het geeuwen
dhananjaya: vult het lichaam en oorzaak van dik worden
Upasana: meditatie
Upeksha: de hoofddeugd van het gevoel hebben van niet betrokken zijn bij slechte mensen, geen gevoelens van liefde of haat ten opzichte van hen hebben
Uttara:
antwoord

V

Vahini: stroom
Vairagya: onthechting
Vanaprastha: de teruggetrokken levenshouding, doorgaans derde levensfase tussen de 40 en 60 jaar. Derde ashrama van het varnasrama-stelsel: het stelsel van klassen (roepingen van dienstbaarheid) en geestelijke afdelingen (vormen van civiele status). De term wordt veelal gereserveerd voor zuivere toegewijden (geïnitieerden) die niet meer in de tempel leven en hun nageslacht al verwekt hebben of daar niet meer op uit zijn. Levensfase van bezinning en voorbereiding op de onthechte staat (zie sannyasa)
- Periode van zuivering, bedevaarten, studie, inkeer en overdracht van de kennis en macht naar de volgende generatie.
- Het zich losmaken van het gezinsleven.
- Iemand die volgens de regels van deze ashrama leeft.
Varna: elk van de vier afdelingen van de samenleving verdeeld naar de natuurlijke funktieverrichting van haar leden.
- Beroepsoriëntaties, beroepen, roepingen.
- Kleur
In vieren:
- Brahmana's: brahmanen, geestelijken en intellectuelen.
- Ksatriya's: bestuurders, officieren.
- Vaisya's: handelaren, en boeren.
- Sudra's: arbeiders en handwerkslieden
Eerbiedigen van dit systeem geeft harmonie en evenwicht in de samenleving. Als kastenstelsel is het echter onderworpen door Heer Caitanya die de liefde voor Krishna voorop stelde (zie ook B.G. 4:13)
Varnashrama Dharma: Het klassieke Vedische maatschappelijk stelsel, verdeeld in vier geledingen: brahmanen (priesters, leraren), kshatriya's (beschermers en bestuurders), vaisya's (boeren, handelaren) en shudra's (dienaars en arbeiders); en in vier levensfasen: brahmacharya (celibatair discipelschap), grihastha (huwelijks- en werkend leven),  vanaprastha (terugtrekking uit het maatschappelijk leven en voorbereiding op) sannyasa (algehele wereldverzaking).
Varta: het onderricht in landbouw en andere activiteiten die op produktie gericht zijn
Vasana's: ontberingen in vieren: ze betreffen het lichaam, de geest, rijkdom en geslacht.
Vayu: lucht
Veda: letterlijk 'weten'; over het algemeen de vier Veda's - de Rig, Sâma, Yayur en Atharva. Bij uitbreiding worden ook geschriften als het Mahâbhârata en de Purâna's tot de Veda's gerekend (de vijfde Veda)
Veda's: De oudste heilige Geschriften van de Hindoes. Zij bevatten de Sanathana Dharma, de tijdloze geestelijke wet, die leert dat de eeuwige plicht van ieder levend wezen is, om God te dienen.
De Veda's omvatten de vier Veda's (de Rk, Yajus, Sâma en Atharva) en de honderdacht Upanishads, die het filosofische gedeelte behelzen, en de aanvulling daarop: de achttien Purâna's met het Srîmad Bhâgavatam als de Bhagavata Purâna, het Mahâbhârata (waarvan de Bhagavad Gîtâ deel uitmaakt), de Vedânta-sûtra. De avatâra Vyâsadeva stelde hierin vijfduizend jaar geleden de hele geestelijke kennis te boek, welke oorspronkelijk door Krishna Zelf overgeleverd langs de mondelinge weg. (Tot de Vedische Schriften behoren verder alle paramparâ-('de een na de ander' - geestelijke erfopvolging) geschriften, zoals het Ramâyana, de Bhakti-rasâmrta-sindhu,  de Caitanya-caritâmrita enz.).
- Oorspronkelijk door Vyâsa in vieren gedeelde geestelijke erfgoed van de vedische cultuur:
- Rk of Rigveda: 1028 verzen over offers brengen aan goden en de schepping van de mens uit de Purusha;
- Sâma: liederen ter begeleiding van de offers;
- Yajus: mantra's in de maancultuur, en de
- Atharva-veda: mystieke hymnen.
Latere literatuur, de Purâna's (Gîtâ, Bhâgavatam, Mahâbhârat wordt tot de vijfde Veda gerekend.
- Er wordt ook wel eens gesproken van de drie Veda's met weglating van de laatste primaire oorspronkelijke Atharva veda over de mystieke hymen. De driedeling in vedische principes in deze samenhang verwijst naar upâsanâ: offers. lied en gebed; karma: vruchtdragende arbeid, jnana: spirituele kennis.
Vedânta: (kennis-einde): de conclusies van de vedische kennis zoals neergelegd in de Bhagavad Gîtâ, Vedânta-sûtra en de Upanishads en vervolgens in het Srîmad Bhâgavatam, die de hoogste realisatie onderrichten van de Absolute Waarheid: overgave aan Krishna; de essentie van de vedische filosofie (zie ook achintya-bhedâbheda-vâda, Advaita en Madhva)
Vedanta-vakya-shravana: luisteren naar de voorschriften om het doel te bereiken 
Vedisch: Wat tot de Veda's behoort. Omdat de goddelijke openbaring tot op de dag van vandaag doorgaat, wordt de term bij uitbreiding ook voor complete literaturen na de oorspronkelijke Veda's gebruikt.
Venunada: het geluid van een drum
Vichakshana: scherpzinnigheid
Viditatma's: kenners van het Atma; zij weten dat God immanent in het universum aanwezig is en zien slechts Hem in alles om hen heen
Vidya: (tijdloze) kennis; in vieren:
Anvikshiki, Trayi, Varta en Dandaniti
Vijf elementen (van het lichaam): Akasha (ether), Vayu (lucht), Agni (vuur), Jalam (water) en Prithvi (aarde).  (Pancha mahabhuta's)
Vijnana: wijsheid; wetenschappelijke of verwerkelijkte geestelijke kennis
Viparyayaduragraha: door eigenwijsheid het eigen standpunt als correct blijven beschouwen en verdedigen
Virât-rûpa: grote (cosmische) gedaante of universele gedaante van Krishna. Zijn uitwendige manifestatie zoals in het tweede canto, eerste hoofdstuk, van het Srîmad Bhâgavatam beschreven.
- De gedaante die Krishna, Arjuna op het slagveld toonde, zoals beschreven in hoofdstuk elf van de Gîtâ.
Vishayasakti: meer aandacht voor het kritiseren van de tekst dan voor de geest van de leringen
Viveka: onderscheidingsvermogen
Vrata: juiste levenswijze
Vritti's: impulsen
Vyana: levenskracht

XYZ

Yama: onthechting/onthouding
Yamadhuta:
'bode van de Godluisteren naar de voorschriften om het doel te bereiken (vedanta-vakya-shravana) doods'; het tegenovergestelde van een avadhuta
Yatna: intentie
Yoga: Letterlijk: 'verbinding, juk'; pad van geestelijke discipline naar het Allerhoogste of de Allerhoogste; eenwording; wetenschap van de bewustzijns-vereniging; het zich verbinden met het absolute ofwel God (Krishna)
- Het zich door onthoudingen, inachtnemingen in lichaamshoudingen de adem beheersend, verinnerlijken en concentreren zodat overstijging plaats vindt en verzonkenheid in het bovenzinnelijke tot stand komt
- Krishna in BG 2:48: verbondenheid, gelijkmoedigheid, evenwichtigheid van geest. (zie ook: Astanga-yoga)
Yogi: iemand die yoga beoefent.
Yuga's:
De wereldtijdvakken die elkaar in een cyclus opvolgen: satya-yuga, het gouden tijdperk; treta-yuga, het zilveren tijdperk; dvapara-yuga, het koperen tijdperk; en kali-yuga, het - huidige - ijzeren tijdperk.
Yuga-dharma: De methode van Godrealisatie van een bepaald yuga. Voorgeschreven voor het huidige tijdperk is het chanten van de mahâ-mantra.

Ziel, gebonden of gekonditioneerde-: Benaming voor de belichaamde ziel, die, omdat ze zich met haar stoffelijk lichaam vereenzelvigt, onderworpen is aan de wetten der natuur. Het lichaam wordt gevormd op basis van de verlangens van de ziel. De ziel heeft bepaalde verlangens, en daardoor ontstaat er een bepaald lichaam.
Ziel, zelfgerealiseerde -: Een ieder die beseft dat hij een geestelijke ziel is, een eeuwige dienaar van God, en overeenkomstig deze realisatie handelt, dus zich geheel in toegewijde dienst aan de Heer verbindt.
Zinnen: De vijf zinnen of zintuigen: het gehoor, de tastzin, het gezicht, de smaak en de reuk. Tevens, in ruimere zin, de tien zinsorganen: waarnemingsorgaan (oren, huid, ogen, tong en neus) en de organan van het handelen (mond, armen, benen, geslachtsorgaan en anus). 
Zuivere toegewijde: Iemand die vrij van alle gehechtheid aan de vruchten van zijn doen en laten (karma) en aan spekulatief denken (jnana), zich met hart en ziel aan de Heer overgeeft, waarbij hij tot volmaakte toewijding tot Krishna komt en de hoogste graad van zelfverwerkelijking bereikt.