'Sai Baba geeft antwoord op diverse vragen 
die U bezig houden'

 

 

 

 

Hoofdstuk 7: De Panchakosha's
 
(de vijf sluiers)

[dit hoofdstuk in het Engels]


 

V. Hoe kan deze begoocheling verdwijnen?
A. Wel, door Viveka en Vijana (onderscheidingsvermogen en wijsheid).

V. De Jivi (individuele ziel) gereflecteerd in de Buddhi (intellect) en de Kootastha (neutrale toeschouwer), is hier sprake van enige wederzijdse  beïnvloeding?
A.
Ofschoon er niet bij alle verschijnselen sprake is van onderlinge  beïnvloeding van de een boven de andere, bestaat deze superimpositie (oplegging/belasting) toch!

V. Hoe zit dat?
A.
De Kootastha is een neutrale toeschouwer, niet gebonden, standvastig, onberoerd, eeuwig-vrij. Alleen tengevolge van de superimpositie lijkt hij verschillend. Dat is het gevolg van hun co-existentie.

V. Sommige ouderen zeggen dat "Tat en Twam" hetzelfde zijn, identiek; hoe zit dat in elkaar? Wat is de betekenis daarvan?
A.
Neem een pot, een huis en een foto. Ze zijn verschillend, niet? Ze zijn niet identiek. Maar de Akasa (ether) die alles doordringt is dezelfde in alles. Wanneer de Upadhi, de conditie of beperking, verwijderd is, zal de Akasa in de pot (ghata), het huis (mata) en de foto (pita) volledig opgaan in de Akasa die ongeconditioneerd is, onbegrensd. Ook het licht is zo. Het licht binnenin en het licht buiten vloeien in elkaar over.  

V. Wel, Swami, U zei dat het menselijk wezen in dit lichaam, dat uit de vijf elementen is opgebouwd, het Atma moet realiseren dat zich in de Panchakosha bevindt. Wat betekent Panchakosha precies?
A. Kosha betekent schild (sluier), een overtrek, een omhulsel. Een zwaard wordt in een schede bewaard. Geld doet men in een schatkist of kosha. Je moet je realiseren dat het object dat in dit vijfvoudig omhulsel is ondergebracht, het werkelijke "Ik" is. Om zijn eigen realiteit te zien, moet de mens de vijf omhulsels, de Panchakosha's, verwijderen. [Kosha]

V. Welke zijn deze vijf, Swami?
A. De Annamaya-, de Pranamaya-, de Manomaya-, de Vijnanamaya-, en de Anandamayakosha. [*]

V. Wat betekent Annamaya?  
A. Dit lichaam groeide in de schoot van de moeder met behulp van de Anna of het voedsel dat door de moeder werd opgenomen. Ook na de geboorte is het gegroeid en wordt het in stand gehouden door voedsel alleen. Na de dood wordt het een deel van de aarde, die weer het voedsel voortbrengt. Daarom wordt het Annamaya genoemd.

V. Hoe werkt Annamayakosha?
A. Het is de Sthula deha, het grofstoffelijke lichaam, dat onderhevig is aan vreugde en verdriet.

V. Is er nog een andere naam voor?
A. Ja, het wordt ook wel "Bhogayatanam" genoemd.

V. Pranamayakosha, Swami, wat is dat?
A. Het gebied van de vijf zinnen, de vijf Prana's, zij vormen dit schild (sluier).  

V. Swami, er zijn niet alleen Prana's maar ook Upa-prana's? 
A. Dat is zo. Het zijn: Naga, Kurma, Gridhra, Devadatta en Dhananjaya. (SB, C7:15-42)

V. Hoe is de werking van elk van ze?  
A. Naga veroorzaakt oprisping, Kurma veroorzaakt knipperen met de ogen, Gridhra is verantwoordelijk voor het niezen, Devadatta voor het geeuwen, Dhananjaya vult het lichaam en regelt het dik worden. Zelfs na de dood hebben ze invloed op het lichaam en veroorzaken ze veranderingen erin.

V. Wat betekent Manomayakosha
A. Het omhulsel van de vijf Jnanindriya's en de geest, waarvan zij het instrument geworden zijn. Het ligt binnen de Pranamayakosha

V. U spreekt dikwijls over de geest, Swami. Kunt U uitleggen wat precies onder geest wordt verstaan? 
A. Datgene dat je het gevoel geeft dat je het lichaam bent en dat maakt dat je alles dat met het lichaam verband houdt als "mijn" ervaart; datgene dat door de zinnen naar de objecten toestroomt teneinde vreugde te ervaren. Hij is erg wispelturig en onstabiel, steeds fladderend van het ene object naar het andere.

V. Swami, hoe kan de mens inzien dat hij niet Annamayakosha is, maar veel meer dan dat en overeenkomstig die werkelijkheid leven?
A.
Er is geen lichaam voor de geboorte of na de dood. Het wordt slechts gezien gedurende de tussenliggende tijdsspanne. Het lichaam heeft een een begin en een eind, het kent groei en verval. Zulke dingen zijn "producten", "gevolgen" en gevolgen zijn geconditioneerd. Daarom is ook het lichaam een begrensd, geconditioneerd ding. De wijze zegt: "Ik besta altijd, ik ben niet materieel. Ik heb oorzaak noch gevolg, ik sta los van dit grofstoffelijke lichaam. Daarom kan ik niet dit Annamayakosha zijn.  Ik ben de kenner van de Annamayakosha; Ik ben de "getuige". Wanneer de mens doordrongen is van deze kennis, kent hij de waarheid. Hij moet tot het inzicht komen dat hij meer is dan het Annamayakosha (sluier).

V. Hoe moet de mens het inzicht ontwikkelen dat hij veel meer is dan Pranamayakosha?
A. 's Nachts, als hij slaapt, zijn de Prana's, de vitale stromen, in beweging. Maar hij is zich niet bewust van wat er zich in en rondom hem afspeelt. Hij vecht niet als er vijanden komen tijdens zijn slaap. Hij is inert en passief als een blok hout. Maar "Mijn natuur is niet deze inertie. Ik ben de eeuwigbewuste getuige. Ik sta los van al de omhulsels". Op deze wijze moet de mens oordelen, overdenken en tot kennis komen. 

Zie ook:

Srîmad Bhâgavatam, Canto 2 hoofdstuk 1:25 
'Dit uiterlijk omhulsel van het universum dat bekend staat als een lichaam met zeven lagen [vuur water, aarde, ether, ego, noumenon (ding in zichzelf) en fenomeen (verschijningsvorm)], vormt het idee van het voorwerp van de Universele Vorm van de purusha als de Allerhoogste Heer'.

Srîmad Bhâgavatam, Canto 4 hoofdstuk 26:1-3 
'Nârada zei: 'Op een dag ging hij [koning Puranjana] naar het woud genaamd Pancha Prashta ['de vijf bestemmingen'] met zijn boog, gouden rusting en onuitputtelijke pijlenkoker, zich snel daarheen voortbewegend op de twee wielen en de ene as van een gouden strijdwagen getrokken door vijf paarden, twee speciale pijlen en drie vanen met zich meevoerend. Tezamen met zijn elf bevelhebbers en zijn ene wagenmenner met één stel teugels in de hand, ontmoette hij, vanaf zijn ene zitplaats en twee haken voor zijn wapenrustingen, vijf obstakels op zijn weg met in zijn hand de vijf wapens houdend, met zeven lagen en vijf benaderingswijzen.'

Srîmad Bhâgavatam, Canto 6 hoofdstuk 16:37 
'Deze materiële wereld, dit eivormige universum bestaande uit de zeven lagen [van de vijf elementen water, aarde, lucht, vuur en ether, de totale energie en het valse ego] waarvan een ieder het tienvoudige bedraagt van de voorgaande laag, zinkt in het niet bij de miljoenen van dergelijke universa en om deze reden bent U Onbegrensd'.

Srîmad Bhâgavatam, Canto 7 hoofdstuk 15:41
Men zegt dat het lichaam de strijdwagen is, de zinnen zijn de paarden, de geest, de meester der zinnen, de teugel, de zinsobjecten vormen de bestemmingen, de intelligentie is de wagenmenner en het bewustzijn is van de grootste gebondenheid, de konditionering, geschapen door de Heer.]

[B.G 2:60 'Al ondernemend leiden, ondanks, o zoon van Kuntî, het volle onderscheidingsvermogen van iemand, de zinnen zeker met geweld de geest af door hem van streek te brengen']

 

[*] Samenvatting van de Kosha's:

De vijf omhulsels omsluiten de ziel (Atma) en verhinderen daarmee dat haar schittering zich openbaart. Maak ze alle zuiver en stralend.
1.
Annamaya kosha: Het fysieke omhulsel moet gezuiverd worden door goed, schoon en zuiver voedsel.
2.
Pranamaya kosha: Het vitale omhulsel door een kalm en regelmatig ademhalen en door een gelijkmoedig temperament.
3.
Manomaya kosha: Het mentale omhulsel door heilige gedachten en gevoelens, niet aangetast door de gehechtheid aan de zintuigen en niet beïnvloed door vreugde en smart.
4.
Vijnanamaya kosha: Het intellectuele omhulsel dient gezuiverd te worden door overpeinzing van de werkelijkheid.
5.
Anandamaya kosha: Het gelukzaligheidsomhulsel door je onder te dompelen in de verrukking van de Godrealisatie.

 

Inhoudsopgave   
Woordenlijst Prasnottara