'Sai Baba geeft antwoord op diverse vragen 
die U bezig houden'

 

 

 

 

Hoofdstuk 11: Ashrama's en Varna's
(Levensfasen en de vier afdelingen van de samenleving
verdeeld naar de natuurlijke funktieverrichting van haar leden)

[dit hoofdstuk in het Engels]

  

 

V. Swami, welke van de vier ashrama's, namelijk brahmacharya, grihastha, vanaprastha en sannyasa is van wezenlijk belang?
A. Zoals alle levende wezens afhankelijk zijn van de levenschenkende adem (pranavayu), zo zijn de overige ashrama's afhankelijk van grihastha (zie Varnashrama Dharma). Deze verschaft namelijk voedsel en drank aan de andere en onderhoudt ze; hij bevordert de studie van de Veda's; hij is de hoeder van de Schriften. Daarom is de grihastha-ashrama de belangrijkste. In de Shruti's, de Narada Parivrajakopanishad en in de Manudharma-Shastra's wordt verklaard dat een grihastha die strikt zijn ashramadharma naleeft de grootste achting verdient.

V. Maar Swami, er zijn mensen die beweren dat de sannyasin superieur is aan de grihastha. In hoeverre is dat waar?
A.
Tot welke ashrama een mens op een bepaald moment ook behoort, als hij het dharma naleeft dat is neergelegd voor dat stadium en deze vastberaden in praktijk brengt en als hij met grote standvastigheid naar bevrijding verlangt, dan verkrijgt hij die ook, daar bestaat geen twijfel over. Om kennis van het Zelf (Atmajnana) te verdienen, hoeft men geen voorkeur voor de ene of de andere ashrama te hebben. Alle zijn in staat Atmajnana te waarborgen. De ene is niet superieur of inferieur aan de andere. Alleen karakter en gedrag zou men als superieur of inferieur kunnen bestempelen.

V. Swami, men zegt ook dat grihastha-ashrama bindt, terwijl brahmacharya en sannyasa vrij maken. Hoe kon deze mening ontstaan?
A. Ik ben het daar niet mee eens. Natuurlijk komt hij, die op een eerlijke manier geld verdient, voorkomend is tegenover zijn medemens en deze dient en vreugde schenkt, tot bevrijding, precies zoals zij die geschoold zijn in de Shastra's of in de basisfilosofie van de geest. Niemand kan de oceaan van geboorte en dood oversteken alleen omdat hij sannyasin of brahmacharin is. Hoge afstamming, verworvenheden uit ascese, monnikenstatus, grote geleerdheid, niets zal op zichzelf helpen. Nodig is ook de trouwe ononderbroken beoefening van de studie van de Schriften (svadharma), als de Veda's of de Bhagavad-Gîtâ en een gedisciplineerd spiritueel leven met het herhalen van Gods naam (japa) en meditatie (dhyana). 

V. Swami, welke deugden zullen mensen in elk van deze vier ashrama's moeten ontwikkelen teneinde te worden gered?
A.
Er zijn tien deugden die samen de fundamentele dharma van de aspirant uitmaken, namelijk:
barmhartigheid (daya), niet stelen (asteya),
intellect (dhi), kennis (vidya),
waarheid (sathya), controle over de zintuigen (indryanigraha),
reinheid (soucha), verdraagzaamheid (kshama),
morele moed (dhriti) en beheersing van woede (akrodha).
Deze tien eigenschappen moeten door iedereen worden ontwikkeld, ongeacht zijn ashrama. Ze zijn voldoende om je redding te brengen, waar je je ook bevindt en als iemand ze niet heeft ontwikkeld, is zijn leven verspild, welk ook zijn ashrama mag zijn. De dagelijkse routine van zijn leven is van essentiële  betekenis en moet een weerspiegeling zijn van de tien genoemde deugden. Het is juist dit wat Heer Krishna ten antwoord gaf aan Arjuna, in antwoord op diens vraag.

V. Swami, U zei dat deze zelfde vraag over het belang van nityakarma met inachtneming van de tien voorwaarden ook door Arjuna werd gesteld. Wat was Krishna's antwoord?
A.
Krishna zei: 'De hoogste staat van bevrijding die verkregen wordt door sankyayogi's, de meesters in jnanayoga, wordt eveneens bereikt door de meesters in nishkamakarmayoga. Beide geven hetzelfde resultaat. Weet dat dit de waarheid is. Er bestaat hierin geen verschil tussen de grihastha en de sannyasin. Vereist is slechts onafgebroken oefening en oprecht blijven proberen. Hiervoor is nodig het afzien van verlangen, het opgeven van egoïsme en bezitsdrang, zelfs het opgeven van actief denken; nodig is eenpuntig gerichte contemplatie op de Brahmatattva (vorm(e)loos, God zonder vorm). Voor degene die dit bereikt heeft bestaat er geen leed, want er is geen spoor van onwetendheid. De wijze die deze hoogte bereikt heeft kan nimmer worden misleid door het onechte en het tijdelijke. Zelfs als men op het laatste moment van zijn leven deze jnana realiseert, is men verzekerd van de bevrijding van de cyclus van geboorte en dood.'

V. Waarom zijn deze kasten, deze varna's dan ingesteld?
A. Ze hebben betrekking op het fysieke aspect van de mens. Ze kunnen het spirituele aspect in het geheel niet aantasten. Ze wijzen op fysieke gesteldheid. Uiteraard staat 'fysiek' hier ook voor het intellect, de denkende geest, het bewustzijn (chitta), de psyche (antahkarana) enzovoort. Tenzij deze getraind en gereguleerd worden, kan Atmadharma niet begrepen worden. Afstamming (jati), gedachten (matta) en moreel gedrag (dharma) helpen alle mee bij het reguleren en sublimeren van de menselijke instincten en impulsen. Daarom hebben de wijzen ze altijd geaccepteerd en hoog gehouden.
Het Atma is Zijn, Bewustzijn, Gelukzaligheid (Sat-Chit-Ananda), dit is kort samengevat zijn natuur. Het kan slechts worden gerealiseerd door hart, geest en intellect van de mens te zuiveren. Mensen die deze zuiverheid bezitten kunnen bevrijding (moksha) bereiken, ongeacht hun kaste (varna) of ashrama; zo staat het in de Shastra's. Iemand die overdreven gehecht is aan de ene mens en tegenover anderen vervuld is van haat, zal zelfs in de eenzaamheid van de jungle alleen maar het kwade tegenkomen.
Zelfs de grihastha, die leeft temidden van zijn gezin, is een ware asceet (tapasvin) als hij de zinnen heeft overwonnen. Onderhevig aan karma dat niet is weggenomen, heeft hij er toch recht op een jnani te worden, want voor wie niet gehecht is, is de woning een hermitage. Dan zal zelfs door middel van kinderen, werk, rijkdom en rituelen (yajna), zoals offergave (yaga), bevrijding worden bereikt. Het enige wat nodig is voor bevrijding (moksha) is vrij zijn van de onzuiverheid van gehechtheid. Gehechtheid is de grootste hindernis.

 

 

 

Zie ook:
Srîmad Bhâgavatam, C7-12: De Vier Âsrama's en Hoe het Lichaam te Verlaten
[
SB, C7:12]

Srîmad Bhâgavatam, C7-14: Het Allerhoogste van het Leven als een Huishouder
[
SB, C7:14]

Bhagavad Gîtâ van Orde: De Yoga van Bevrijding door Verzaking -
Hoofdstuk 18, vers 41-78.
 

    

Inhoudsopgave   
Woordenlijst Prasnottara